ECLI:NL:TGZCTG:2021:226 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.156
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:226 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-12-2021 |
Datum publicatie: | 27-01-2022 |
Zaaknummer(s): | C2020.156 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | C2020.156Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in 2018 bij de tandarts een esthetische behandeling door middel van ‘facings’ gehad. Daarbij is op een nieuwe porseleinen/keramische kroon en brug een laag composiet geplaatst. Nadien is ook een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd. De klacht luidt kort gezegd dat de porseleinen kronen van klaagster zijn vervangen door composiet terwijl dat nooit haar bedoeling is geweest, dat de behandeling van de tandarts pijnklachten heeft veroorzaakt en dat door onnodig bijslijpen de kroon steeds loslaat. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Door de nieuwe porseleinen/keramische kroon en brug te voorzien van een laag composiet heeft de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan de tandarts de maatregel van waarschuwing opgelegd en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster en het incidenteel beroep van de tandarts en komt ambtshalve tot oplegging van een zwaardere maatregel: een berisping. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.156 van:
A., wonende te B., appellante, tevens verweerster in incidenteel beroep, klaagster
in eerste aanleg,
tegen
C., tandarts, werkzaam te D., verweerder in beroep, tevens incidenteel appellant,
verweerder in eerste aanleg.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 20 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Den Haag tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van
14 april 2020, onder nummer 2019-205, heeft dat College de klacht gedeeltelijk gegrond
verklaard, ter zake daarvan aan de tandarts de maatregel van waarschuwing opgelegd,
en de klacht voor het overige afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in
beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend en tevens
incidenteel beroep ingesteld. Klaagster heeft hierop gereageerd met een verweerschrift
in het incidenteel beroep en nadien nog enkele aanvullende stukken in het geding gebracht.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege
van 19 november 2021, waar is verschenen klaagster. De tandarts is, zoals tevoren
aangekondigd, niet verschenen. Klaagster heeft de zaak toegelicht aan de hand van
een pleitnota die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Klaagster heeft in het najaar 2018 bij beklaagde een behandeling door middel
van ‘facings’ (een esthetische behandeling van de tanden) gehad. In verband daarmee
heeft blijkens het tandheelkundig dossier op 9 augustus 2018 bij beklaagde een intake
plaatsgehad, waarbij een behandelplan is gemaakt. In het tandheelkundig dossier is
hierover het volgende genoteerd:
”intake composietvullingen wensen bovenkaak spleten door recessie in het verleden
interdentaal voedselimpactie veel spacing, stoort zich erg aan verschillende kleuren
kronen bruggen met matig randaansluiting zichtbare zwarte randen
Behandelplan composiet opbouw 15 tot 25 mib en dib a2d en L aparte vullingen opbouwen
mooi recht maken
voor en nadelen verteld alle opties besproken ook beugel
verteld dat tanden minimAAL worden geslepen
begroting meegegeven
eerst kroon en brug vervangen pat weet dat de stompen worden geslepen aangepast voor
porseleinen kronen bruggen, matige randaansluiting en mevrouw stoort zich aan het
metaal daarna composietvullingen opbouw”
2.2 Op 26 oktober 2018 heeft beklaagde de bestaande kroon op het element 22 en
een 3-delige brug van de elementen 12-14 verwijderd. In het tandheelkundig dossier
is hierover onder meer vermeld:
“ vandaag brug en kroon eraf gehaald, opgebouwd met composiet en afdrukken gemaakt
voor nieuwe kroon en brug (…) tijdelijke kroon en brug gemaakt met protemp, vastgezet
met tempbond omslijping is voor zirknium kroon en brug
22 kroon verwijderd, erg kleine stomp onder kroon aanwezig opgebouwd met composiet
om te verstevigen minimaal 2 mm + ferulle aanwezig element vitaal (…)”
2.3 Op 9 november 2011 heeft beklaagde de (door een tandtechnisch laboratorium
gemaakte) nieuwe porseleinen/keramische kroon (op element 22) en de brug rechtsboven
geplaatst.
2.4 Op 13 en 22 november 2018 hebben vervolgbehandelingen plaatsgevonden. Voor
de composietvullingen heeft beklaagde het composiet ‘Filtek supreme XTE van de firma
E.’ gebruikt. Op de nieuwe porseleinen/keramische kroon en brug is er buccaal een
composiet laagje geplaatst.
Op 22 november 2018 heeft beklaagde in het tandheelkundig dossier onder meer nog genoteerd:
“last van 22, lijkt op pulpitis klachten, verteld nog even aankijken of niet vanzelf
weggaat, monitoren, percussie en palpatie niet pijnlijk alleen kou gevoeligheid geen
vermoeden van irreversibel pulpitis nu monitoren “
2.5 Omdat de klachten bleven aanhouden heeft beklaagde op 1 februari 2019 een wortelkanaalbehandeling
in element 22 uitgevoerd.
2.6 Blijkens het tandheelkundig dossier heeft beklaagde op 8 mei en 20 juni 2019
de kroon op element 22 weer vastgezet nadat deze was losgekomen. Beklaagde heeft beide
keren geadviseerd om aan een definitieve oplossing (een implantaat) te denken.
3. De klacht
De klacht luidt – samengevat – als volgt:
Ik heb na de facingsbehandeling nog steeds klachten die niet verholpen zijn. Ik kan
mijn tanden niet op een normale manier poetsen omdat de facings en de kroon elk moment
af kunnen vallen. Ook kamp ik momenteel met bloedend tandvlees. Mijn porseleinen kronen
zijn door composiet kronen vervangen. Dit is nooit mijn bedoeling geweest. Ik verwijt
beklaagde de pijnklachten (de ontstoken 2.2) en het feit dat hij zonder noodzaak het
stompje (kegeltandje) onder de kroon op de 2.2 heeft bijgeslepen. Mede daardoor heeft
de kroon geen houvast en valt hij er telkens af. Beklaagde heeft goedkoop materiaal
gebruikt en daardoor is het resultaat niet natuurlijk.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College stelt voorop dat de facing-behandeling een esthetische behandeling
is, bedoeld om egaal witte tanden te realiseren. Blijkens het tandheelkundig dossier
stoorde klaagster zich met name aan spleten in de bovenkaak, kleurverschillen tussen
de diverse tanden en de zwarte randen. Het was klaagster bekend dat de (mede uit metaal
vervaardigde) oude kroon en brug vervangen zouden worden en dat het resterende tandmateriaal
daaronder (minimaal) bijgeslepen zouden worden. Ook was klaagster bekend dat composiet
materiaal gebruikt zou worden.
5.2 Anders dan klaagster kennelijk bedoelt, acht het College het gebruikte composiet
niet ondeugdelijk. Ook de omstandigheid dat na het plaatsen van de nieuwe kroon pulpitisklachten
ontstonden en uiteindelijk een wortelkanaalbehandeling nodig was, is betreurenswaardig
maar betekent niet dat beklaagde daarom onder de maat heeft gewerkt. Er is geen aanwijzing
dat deze ontsteking is veroorzaakt omdat het resterende tandmateriaal onder de kroon
teveel is bijgeslepen door beklaagde. Ook het verwijt dat hierdoor de kroon steeds
losraakte, wordt niet gedeeld. Dit kan gebeuren, maar hoeft niet te komen door een
onjuiste behandeling. Het besluit van beklaagde om eerst af te wachten voordat de
wortelkanaalbehandeling werd uitgevoerd, is verdedigbaar. Deze klachtonderdelen worden
verworpen.
5.3 Daarentegen ziet het College niet in waarom het nodig was de nieuwe porseleinen/keramische
kroon en brug te voorzien van een laag composiet. Hierop ziet het klachtonderdeel,
inhoudende dat de porseleinen kronen zijn vervangen door composiet kronen. Keramiek
is bij uitstek een mooi en geschikt materiaal dat aanzienlijk sterker is en langer
meegaat dan composiet. Het argument van beklaagde dat er kleurverschillen optreden
bij gebruik van porselein/keramiek en composiet naast elkaar, wordt door het College
niet gedeeld. Met de huidige stand van de techniek is het mogelijk om eventuele kleurverschillen
te voorkomen.
Ter zitting gaf beklaagde aan dat het slechts ging om een hele dunne laag composiet
op de kroon en de brug. Op de mondfoto’s in het dossier is echter duidelijk zichtbaar
dat er van een dunne laag geen sprake is. Immers de kroon en brug mét composiet staan
in een ‘geprononceerde’ positie. Ze staan quasi ‘verder naar buiten’.
De stelling van beklaagde dat de behandeling in overleg en met toestemming van klaagster
is uitgevoerd, pleit beklaagde niet vrij. In de eerste plaats is er geen aanwijzing
dat beklaagde voldoende duidelijk heeft uitgelegd dat ook de nieuwe porseleinen (keramische)
kroon en brug van een laag composiet voorzien zouden worden. Dit blijkt althans niet
uit het tandheelkundig dossier en ook niet uit het verweer van beklaagde. Klaagster
heeft dit blijkens het klaagschrift in ieder geval niet zo begrepen, nu zij erover
klaagt dat haar porseleinen kronen door composiet kronen zijn vervangen. Zeker nu
het ging om een niet spoedeisende, esthetische behandeling, had van beklaagde gevergd
mogen worden dat hij had geverifieerd of klaagster de wijze van behandelen (een composietlaag
over de nieuwe porseleinen/keramische kroon en brug) had begrepen en dat er aldus
sprake was van een zogenaamd ‘informed consent’. In de tweede plaats acht het College
het in strijd met de professionele standaard om deze behandelmethode te kiezen. Dit
klachtonderdeel slaagt.
5.4 De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De maatregel van waarschuwing
wordt passend geacht.”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor
onder “2. De feiten” zijn weergegeven, met dien verstande dat waar onder 2.3 staat
vermeld “9 november 2011”, het Centraal Tuchtcollege leest “9 november 2018”.
4. Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1 In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de
tandarts en het door hem daartegen gevoerde verweer nog een keer aan de tuchtrechter
ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de
inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg
door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier
is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk
nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding
van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College
gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november
2021 heeft klaagster haar standpunt nader toegelicht.
4.2 Het beroep van klaagster strekt ertoe – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege
– dat de klacht alsnog in zijn geheel gegrond wordt verklaard.
4.3 Het incidenteel beroep van de tandarts strekt ertoe dat de klacht alsnog in
zijn geheel ongegrond wordt verklaard.
Beoordeling
4.4 Wat betreft de gegrondheid van de klacht heeft het beraad in raadkamer na de
behandeling in beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen
en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege
kan zich vinden in hetgeen het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen onder 5.1 tot
en met 5.3 en neemt dat over. Dit betekent dat de klacht net zoals in eerste aanleg
gedeeltelijk gegrond wordt verklaard en dat het beroep van klaagster en het incidenteel
beroep van de tandarts worden verworpen.
4.5 Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt het Centraal Tuchtcollege
het volgende. De arts heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de nieuwe porseleinen/keramische
kroon en brug van klaagster te voorzien van een laag composiet. Dit is niet noodzakelijk
en in strijd met de professionele standaard. Bovendien was er ten aanzien van dit
handelen geen sprake van een ‘informed consent’. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt
ambtshalve, met eenparigheid van stemmen, dat het gelet op de ernst van de door de
tandarts gemaakte fout passend en geboden is om de tandarts een zwaardere maatregel
op te leggen dan in eerste aanleg is gebeurd. Het Centraal Tuchtcollege rekent de
tandarts zijn fout, gelet op de ernst daarvan, dusdanig zwaar aan, dat oplegging van
de maatregel van berisping is gerechtvaardigd.
4.6 Om redenen ontleend aan het algemeen belang zal het Centraal Tuchtcollege bepalen
dat onderhavige beslissing op na te noemen wijze wordt bekend gemaakt.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep van klaagster;
verwerpt het incidenteel beroep van de tandarts;
vernietigt de beslissing waarvan beroep uitsluitend ten aanzien van de opgelegde maatregel;
legt op de maatregel van berisping;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt
in de Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het tijdschrift Gezondheidszorg
Jurisprudentie en het tijdschrift NT/Dentz met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; T. Dompeling en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en M. Fokke en R. van der Velden, leden-beroepsgenoten
en
N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.