ECLI:NL:TGZCTG:2021:163 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.169

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:163
Datum uitspraak: 08-10-2021
Datum publicatie: 15-10-2021
Zaaknummer(s): C2020.169
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Beklaagde heeft op verzoek van de gemeente in het kader van de WMO een sociaal-medisch advies uitgebracht met over het toekennen van hulp bij de huishouding. De klacht bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel luidt dat: het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat beklaagde geen acht heeft geslagen op de oordelen van de specialisten en geen (aanvullende) medische informatie heeft opgevraagd waardoor hij een onjuist advies heeft gegeven. Het tweede onderdeel luidt dat het niet inzichtelijk is geworden hoe beklaagde tot het advies is gekomen. Het derde onderdeel luidt dat beklaagde klagers het correctie- en blokkeringsrecht en de mogelijkheid van een second opinion heeft ontnomen.Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van de vader niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van de zoon kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.169 van:

A., en B., beiden wonende te C.,

appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

D., arts, werkzaam te E.,

verweerder in beide instanties,

gemachtigde: K. Yigit te Den Haag.

1.         Verloop van de procedure

A. en B. - hierna samen klagers - hebben op 7 november 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen D. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 april 2020, onder nummer 2019-244a heeft dat College de klacht van A. niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van B. kennelijk ongegrond verklaard.

Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2020.170 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 september 2021, waar zijn verschenen A. en de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde.

B. is niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.       De feiten

2.1       Klager 2, geboren in 1997, is de zoon van klager 1.

2.2       In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) is op

21 november 2017 door de gemeente C. een sociaal-medisch advies gevraagd aan GGD Haaglanden voor klager 2. Het advies is gevraagd met betrekking tot hulp bij de huishouding. Beklaagde heeft een advies gegeven. De vraagstelling van de gemeente aan beklaagde luidde als volgt:

‘(…) Wat zijn medisch gezien de fysieke beperkingen van klant?

Wat zijn medisch gezien de psychische beperkingen van klant?

Wat is de prognose van de beperkingen van klant?

Zou willen weten wat client wel/niet kan doen met betrekking tot het doen van alle huishoudelijke taken?

Kan client boodschappen doen?

Kan client aangeven wat er in huis moet gebeuren?

Is er voldoende overzicht en regie?

Wat is de prognose van zijn medisch situatie?(…)’

In de brief waarin klager 2 wordt uitgenodigd voor de medische beoordeling is onder andere verzocht relevante medische gegevens van de behandelaars mee te nemen.

2.3       Op 1 december 2017 hebben klager 1 en klager 2 het spreekuur bezocht.

2.4       Het advies van beklaagde met betrekking tot klager 2 van 1 december 2017 over het toekennen van hulp bij de huishouding luidt onder meer als volgt:

‘(…) Onderzoeksactiviteiten

  • Dossierstudie werd verricht (…)
  • Er vond gericht lichamelijk onderzoek plaats (…)
  • Er werd geen informatie ingewonnen bij de behandelende sector omdat de medische situatie en de functionele mogelijkheden duidelijk zijn
  • Brief van de huisarts overgelegd en die is bestudeerd en besproken (…)

Onderzoeksbevindingen

Client is bekend met een aandoening van het bewegingsapparaat, rugklachten als gevolg van beenlengteverschil en daardoor een lichte kromming in de rug (S). (…). Hij heeft steunzolen (…). Client is ook bekend met chronische huidaandoening, waardoor hij medicatie heeft die hij naar eigen inzicht gebruikt. (…)

Verder zijn er geen andere relevante lichamelijke klachten die van invloed zijn op de belastbaarheid van client op dit moment. (…)

Conclusie

Client heeft lichamelijke problematiek, chronische klachten van zijn rug en huidaandoening. Hij kan niet te lang 2 houding aan nemen en moet in beweging zijn. Hij kan met sporten zijn fysieke belastbaarheid optimaal houden. (…) Client kan gebruikelijke zorg leveren en zou huishoudelijke taken verspreid over de week kunnen doen. Hij moet dynamische belasting hebben en een statische belasting. (…)’

2.5       In het advies staat dat klager 2 het eens is met de conclusies van beklaagde.

  • De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven – dat:

-het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat beklaagde geen acht heeft geslagen op de oordelen van de specialisten en geen (aanvullende) medische informatie heeft opgevraagd waardoor hij een onjuist advies heeft gegeven;

-niet inzichtelijk is geworden hoe beklaagde tot het advies is gekomen;

-beklaagde klagers het correctie- en blokkeringsrecht en de mogelijkheid van een second opinion heeft ontnomen. 

  • Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

  • De beoordeling

5.1       Het College overweegt allereerst dat klager 1 niet-ontvankelijk is in zijn klacht tegen beklaagde, omdat uit het dossier blijkt dat beklaagde ten aanzien van klager 1 geen medisch advies heeft uitgebracht.   

5.2       Voor medische rapportages hanteert het College de volgende criteria.

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Daarbij wordt ten volle getoetst of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3       In dit verband stelt het College voorop dat aan een arts die een WMO-advies uitbrengt, niet de eis kan worden gesteld dat deze gespecialiseerd is in de specifieke medische aandoening die de reden is van een WMO-aanvraag. Bij WMO-zaken is sprake van zeer diverse problematiek. Wat betreft de meer specialistische medische gedeeltes kan de arts gebruik maken van informatie afkomstig van de behandelaars. Dat heeft beklaagde in dit geval ook gedaan.

5.4       Het College oordeelt dat de rapportage de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. De feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het advies berust zijn vermeld. Ook is vermeld welke verschillende onderzoeksactiviteiten er zijn verricht door beklaagde, welke informatie is betrokken en waarom beklaagde geen informatie heeft ingewonnen bij de behandelaars. Verder is op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. Daarbij is beklaagde binnen de grenzen van zijn deskundigheid gebleven. De conclusie van de rapportage kon in alle redelijkheid uit de voorhanden zijnde gegevens en beschouwingen worden getrokken.

5.5       Over het informeren van klager 2 over het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht, lopen de verklaringen van klager 2 en beklaagde uiteen. Dat brengt met zich mee dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager 2 minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klager 2 en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Hoewel dit had kunnen voorkomen door in het advies op te nemen dat de klager 2 is gewezen op het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht, acht het College dit niet van dien aard dat dit tot een tuchtrechtelijke maatregel moet leiden. In dit verband is ook van belang dat beklaagde naar het oordeel van het College in redelijkheid tot het advies heeft kunnen komen zoals onder 5.4 is overwogen.

5.6       Het is niet aan beklaagde om toestemming te geven voor een second opinion. Voor zover aan klager 2 geen mogelijkheid is geboden om een second opinion aan te vragen, kan dat beklaagde daarom niet worden verweten.

5.7       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klagers beogen met hun beroep de oorspronkelijke klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concluderen tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen en nalaten van de arts en het door de arts gevoerde verweer daartegen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2021 is dat debat voortgezet.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                                    verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; E.F. Lagerwerf-Vergunst en

       T. Dompeling, leden-juristen en W.A. Faas en M.L. van den Kieboom-de Groen,

leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2021.

Voorzitter  w.g.                      Secretaris  w.g.