ECLI:NL:TGZCTG:2021:141 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.186
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:141 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-08-2021 |
Datum publicatie: | 03-08-2021 |
Zaaknummer(s): | c2020.186 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 Wet BIG, in de zaak onder nummer C2020.186 ingediend door:
A., wonende te B., verzoeker.
1. Verloop van de procedure
1.1 A. - hierna verzoeker - heeft op 4 oktober 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam een klacht ingediend tegen C. - hierna de tandarts. Bij beslissing van 24 juli 2020, onder nummer 19/380 heeft dat College de klacht van verzoeker (toen klager) gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk voor wat betreft klachtonderdeel 2, en verder afgewezen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de tandarts voor het gegrond verklaarde deel de maatregel van berisping opgelegd. De tandarts is van deze beslissing in beroep gekomen voor zover zijn klacht gegrond is verklaard.
1.2 De mondelinge behandeling van de zaak was gepland op de terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 juni 2021. Voor het begin van de terechtzitting heeft verzoeker het Centraal Tuchtcollege een email gestuurd (email van 4 juni om
02:24 uur). Daarin heeft hij de wraking verzocht van vier leden van het College van de geplande terechtzitting van 4 juni 2021, namelijk mr. S.M. Evers, mr. H. de Hek,
mr. M.P. den Hollander en drs. M. Fokke en van de secretaris, mr. H.J. Lutgert.
1.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft de gewraakte leden van het College en de secretaris over het wrakingsverzoek geïnformeerd. De gewraakte leden berusten niet in de wraking en zien af van de mogelijkheid om mondeling door de wrakingskamer gehoord te worden. Zij stellen zich (impliciet) op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet kan slagen en hebben verder geen toelichting gegeven.
1.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft een wrakingskamer samengesteld bestaande uit de leden mr. J.M. Rowel-van der Linde, mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud en
mr. H.M. Wattendorff. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 9 juli 2021 behandeld op een niet-openbare terechtzitting. Verzoeker is niet verschenen.
2. Beoordeling van het verzoek tot wraking
2.1 Verzoeker is niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de secretaris ,
mr. H.J. Lutgert, omdat de wet de mogelijkheid van het wraken van de secretaris niet kent.
2.2 Voor de rest wijst de wrakingskamer het wrakingsverzoek af.
2.3 Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat het Centraal Tuchtcollege hem geen of in elk geval onvoldoende uitstel heeft verleend voor het indienen van zijn verweerschrift in beroep. Volgens verzoeker heeft het Centraal Tuchtcollege hiermee het eigen belang bij het snel indelen van de zaken op zitting voorrang gegeven boven het belang van verzoeker bij een uitstel om gezondheidsredenen. Verzoeker vindt dat het Centraal Tuchtcollege onvoldoende rekening heeft gehouden met het zeer ernstige ziekteproces dat klager doormaakte. Daarmee heeft het Centraal Tuchtcollege de schijn van partijdigheid tegen hem gewekt. Verzoeker rekent dit de gewraakte leden van het College van 4 juni 2021 aan omdat zij hiervan op de hoogte waren of dit behoorde te weten.
2.4 Op grond van artikel 63 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan een lid van een tuchtcollege worden gewraakt als er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is uitgangspunt dat een lid van het Centraal Tuchtcollege uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat het lid jegens een partij een vooringenomenheid koestert, of dat de bij een partij daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.5 De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de stukken van het wrakings-dossier, waaronder de e-mail van verzoeker van 4 juni 2021. De wrakingskamer leest daarin geen feiten of omstandigheden die zwaarwegende redenen opleveren voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid van de onder 1.2 genoemde leden van het college van 4 juni 2021.
2.6 Het is de taak het Centraal Tuchtcollege om te zorgen dat zaken binnen redelijke termijn op zitting worden behandeld, natuurlijk met in achtneming van de (proces)belangen van partijen, en om daarin de regie te houden. De wrakingskamer is van oordeel dat het Centraal Tuchtcollege voldoende rekening heeft gehouden met het belang van verzoeker bij uitstel vanwege zijn gezondheidsproblemen en dat het procedurele voortraject ook verder evenwichtig is geweest. Uit de stukken volgt dat het Centraal Tuchtcollege verzoeker - na zijn eerste termijn voor het indienen van een verweerschrift in beroep tot en met 30 september 2020 - op zijn verzoek nog drie keer uitstel heeft verleend om gezondheidsredenen, waarna de aanvullende gronden uiteindelijk op 23 december 2020 binnen moesten zijn.
Bovendien staat vast dat de door verzoeker gewraakte leden van het College van
4 juni 2021 geen enkele bemoeienis hebben gehad met het voortraject dat uiteindelijk heeft geleid tot het inplannen van de zaak op zitting. Dit staat los van elkaar.
Ook verder is de wrakingskamer niet gebleken dat het de gewraakte leden van het college van 4 juni 2021 aan (subjectieve of objectieve) onpartijdigheid heeft ontbroken.
Het wrakingsverzoek moet dan ook als ongegrond worden afgewezen.
2.7 De wrakingskamer voegt hieraan toe dat het verzoeker vrijstaat om bij de mondelinge behandeling van het beroep ter terechtzitting zijn stellingen - binnen de daarvoor gestelde spreektijd - verder toe te lichten.
2.8 De wrakingskamer beslist als hierna vermeld.
3. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de secretaris, mr H.J. Lutgert;
wijst het verzoek tot wraking van de onder 1.2 genoemde leden van het college van de zitting van 4 juni 2021 af;
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
beveelt dat de secretaris van de wrakingskamer onverwijld mededeling doet aan verzoeker, de onder 1.4 genoemde leden van het College van de terechtzitting van 4 juni 2021 en de wederpartij in de zaak C2020.186.
Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, H.M. Wattendorff en J.M.T. van der Hoeven-Oud , leden-juristen en mr. D. Brommer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 3 augustus 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.