ECLI:NL:TGZCTG:2021:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.153
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:113 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-05-2021 |
Datum publicatie: | 21-05-2021 |
Zaaknummer(s): | c2020.153 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen neuroloog. Klager is op een vrijdag met uitvalsverschijnselen binnengebracht op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Op basis van het neurologisch onderzoek en een CT‑scan van de hersenen werd gedacht aan een hersentumor. Klager is vervolgens voor observatie en ter verrichting van een MRI-scan van de hersenen opgenomen in het ziekenhuis. Toen deze MRI-scan op maandag wordt gemaakt, bleek dat sprake was van een hersenabces. Klager werd de volgende dag in een ander ziekenhuis geopereerd. Klager verwijt de neuroloog, werkzaam in het eerste ziekenhuis, dat hij niet tijdig en zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.153 van:
A., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp,
tegen
B., neuroloog, werkzaam te C., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 22 oktober 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen B. – hierna de neuroloog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 april 2020, onder nummer 2019/398, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De neuroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2020.152 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 april 2021, waar zijn verschenen mr. M. van Stratum, voornoemd, namens klager, en de neuroloog, in persoon en bijgestaan door mr. R.J. Peet, voornoemd. De standpunten van partijen zijn ter terechtzitting nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“ 2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klager, geboren in 1969, werd op 2 augustus 2019 binnengebracht op de spoedeisende hulp van het D. te C. in verband met sensomotore uitvalsverschijnselen aan de linker hersenhelft.
Beklaagde is als neuroloog werkzaam in het D..
2.2. Bij neurologisch onderzoek werd bij klager hypethesie en parese van de gehele linkerlichaamshelft geconstateerd. De CT-scan van de hersenen toonde een beeld verdacht voor RIP met omringend oedeem. Het lab toonde geen afwijkingen. Gedacht werd aan een primaire hersentumor, danwel cerebrale metastase van een primaire tumor elders. Patiënt werd opgenomen ter observatie en ter verrichting van nadere diagnostiek middels MRI cerebrum.
Door omstandigheden is er geen MRI gemaakt op 2 augustus 2019.
2.3. Op 3 augustus 2019 gaf klager tijdens de controle aan dat het iets beter met hem ging. Het dove gevoel was verminderd en hij kon zijn linkerbeen en –arm iets beter bewegen. Hij had nog wel hoofdpijn.
2.4. Op 4 augustus 2019 leek het slechter met klager te gaan. De dienstdoende arts overwoog de MRI van de hersenen diezelfde dag te laten doen. Er bleek echter die dag geen MRI laborant in het ziekenhuis aanwezig te zijn. Daardoor werd besloten de MRI die gepland stond voor 5 augustus 2019 af te wachten.
2.5. Op 5 augustus 2019 werd klager gezien door de zaalarts, die onder supervisie staat van beklaagde.
In de decursus is het volgende genoteerd:
‘VPK/hoofdpijn, met pcm onder controle, parese neemt toe. niet misselijk/braken. fraxi geïndiceerd, heeft pt al. praten gaat goed. ….
A/
Sinds gister krachtsverlies linkerzijde sterk toegenomen. Sinds 2-3 maanden pijnlijke verstandskies rechtsboven. Verder geen ontse
….
NO?
Helder, adequaat
HZ: geen afwijkingen
M: parese linkerarm en been proximaal MRC1, distaal MRC 2
S: tastzin globaal intact bdz
R: VZR rechts plantair, links indifferent
……
MRI-hersenen 5-8-2019: Intra-axiale laesie aan de convexiteit in precentrale gyrus rechts met omringend oedeem.
Beeld in 1e instantie suspect voor een hersenabces van 2, 8 x 2,4 cm
….
Conclusie:
Forse parese links, progressief ontstaan, hoofdpijn en subfebriele temperatuur met op MRI-h diffusierestrictie met oedeem rechts parietaal. Op CT-thorax/abdomen gb.
DD: abces meest waarschijnlijk obv MRI-h (mogelijk obv ontstoken kies)
DD: primaire hersentumor (gezien MRI-hersenen zeer lage verdenking)
Beleid iom van B.:
Iom E. Neurochirurgie:
-overname E. voor zsm drainage
…
- nog GEEN antibiotica starten
- bloedkweken@ ’
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tekort is geschoten in zijn zorgvuldigheid ten opzichte van klager als patiënt. Hierdoor heeft verweerder verwijtbaar medisch onzorgvuldig gehandeld. Indien klager bij binnenkomst onverwijld gedegen en zorgvuldig zou zijn onderzocht en behandeld, zou men eerder tot een diagnose zijn gekomen en had klager eerder doorverwezen kunnen worden naar het E.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.2. Klager verwijt verweerder dat hij te kort is geschoten in zijn zorgvuldigheid ten opzichte van klager als patiënt. Hierdoor heeft verweerder verwijtbaar medisch onzorgvuldig gehandeld.
Indien klager bij binnenkomst onverwijld gedegen en zorgvuldig zou zijn onderzocht en behandeld, zou men eerder tot een diagnose zijn gekomen en had klager eerder doorverwezen kunnen worden naar het E.
Het College overweegt daaromtrent als volgt.
Verweerder is niet betrokken geweest bij de opname van klager op 2 augustus 2019.
Verweerder is voor de eerste keer betrokken bij de behandeling van klager op 5 augustus 2019. Verweerder constateerde op dat moment een forse klinische achteruitgang van klager en heeft met spoed de al eerder aangevraagde MRI laten uitvoeren. Vervolgens heeft verweerder naar aanleiding van de uitkomst van de MRI een bloedkweek laten afnemen en is er contact opgenomen met de afdeling Neurochirurgie van het E., waarna klager nog diezelfde middag is overgebracht naar het E.
Het College is van oordeel dat verweerder met dit handelen ruim binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij betoogt ook in beroep dat de neuroloog in de zorg voor hem is tekortgeschoten. Als eerder tijdig en zorgvuldig onderzoek was gedaan, zou hij eerder tot de diagnose hersenabces zijn gekomen en had hij, klager, eerder voor behandeling naar een ander ziekenhuis kunnen worden verwezen, aldus klager.
4.2 Klager heeft in het beroepschrift ook bezwaar gemaakt tegen het feit dat het Regionaal Tuchtcollege zijn klacht niet ter terechtzitting heeft behandeld. Dit bezwaar is ter terechtzitting ingetrokken.
4.3. De neuroloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen en de bestreden beslissing in stand te laten.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2021 is dat debat voortgezet.
4.5 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. De neuroloog is met zijn handelen op maandag 5 augustus 2019 ruim binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. Het enkele feit dat de neuroloog op vrijdagmiddag 2 augustus 2019 tezamen met een aantal collega‑neurologen aanwezig was bij de overdrachtsbespreking (waarin over de opname van klager en het ingezette beleid is gesproken) leidt niet tot een ander oordeel.
4.6 Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter,
H. de Hek en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en P.J. Koehler en H.C. Tjeerdsma, leden‑beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.