ECLI:NL:TGZCTG:2021:104 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.044

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:104
Datum uitspraak: 09-04-2021
Datum publicatie: 14-05-2021
Zaaknummer(s): c2020.044
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft diabetes mellitus type 2 en is onder behandeling bij een huisartsenpraktijk waar de aangeklaagde als praktijkondersteuner en diabetesverpleegkundige werkzaam is. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij klaagsters medicatie (metformine) van 4 maal daags naar 1 maal daags heeft verlaagd, waardoor de wortels van haar tanden zijn aangetast. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.044 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C. (echtgenoot),

tegen

D., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties.

1.                  Verloop van de procedure

Mevrouw A. – hierna klaagster – heeft op 23 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen praktijkondersteuner en diabetesverpleegkundige D. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 december 2019, onder nummer 19114c heeft dat College de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard.    

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 april 2021, waar alleen de verpleegkundige is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

De zaak is door de verpleegkundige toegelicht. Zij heeft dat mede gedaan aan de hand van een pleitnota, die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 9 april 2021 na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster heeft diabetes mellitus type 2 en is sinds augustus 2018 onder behandeling bij de huisartsenpraktijk waar verweerster als diabetesverpleegkundige werkzaam is. In het medisch dossier van klaagster staat het volgende geschreven:

·         Op 4 oktober 2018 heeft verweerster klaagster medicatie metformine verlaagd van 2 maal daags 2 tabletten van 500 mg naar 3 maal daags 1 tablet van 500 mg.

·         Op 24 januari 2019 heeft verweerster klaagster medicatie metformine verlaagd van 3 maal daags 1 tablet van 500 mg naar 2 maal daags 1 tablet van 500 mg.

Op 5 juli 2019 heeft klaagster bij verweerster aangegeven dat zij de medicatie metformine zelf verhoogd heeft naar 2 maal daags 2 tabletten van 500 mg.

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij vanaf 4 oktober 2018 klaagsters diabetes medicatie van 4 maal daags naar 1 maal daags heeft verlaagd, waardoor de wortels van haar tanden zijn aangetast. De wortels hebben hun structuur verloren en klaagsters tanden zijn los komen te zitten. Volgens verweerster zou de dosering van

1 maal daags voldoende zijn, maar dit is onvoldoende gebleken. Klaagster is op

15 april 2019 in E. naar de tandarts geweest. De gemaakte mondscan toonde een groot verschil met de mondscan die op 18 december 2018 was gemaakt. Op de mondscan is te zien dat de wortels van klaagster tanden in de tussentijd zijn aangetast.

             4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft in de begeleiding van klaagster de controles, de beoordeling van de klachten en de aanpassing van de medicaties gedaan volgens de richtlijnen van de NHG standaard Diabetes Mellitus (M01). Verweersters laagst geadviseerde dosering metformine is 2 maal daags 1 tablet van 500 mg geweest.

Voor zover verweerster bekend is er geen relatie tussen het optreden van tandwortelproblemen bij geringe glucoseschommelingen bij een adequaat HbA1c. Ook vindt verweerster geen relatie tussen het optreden van tandwortelproblemen en metformine doseringen.

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Tussen klaagster en verweerster bestaat verschil van mening over de frequentie van de hoeveelheid metformine die door verweerster geadviseerd werd om in te nemen. Klaagster stelt dat verweerster de dosering medicatie naar 1 maal daags heeft verlaagd, terwijl verweerster stelt dat zij de dosering naar 2 maal daags heeft verlaagd. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder de feiten is vermeld, is het college van oordeel dat dit klachtonderdeel niet kan slagen. Immers staat vast dat de medicatie niet naar 1 maal daags is verlaagd.

Het college volgt verweerster voorts in haar stelling dat er geen relatie bestaat tussen het optreden van tandwortelproblemen en het gebruik, dan wel het verlagen van een dosering, van metformine.

Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat er geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan onzorgvuldig en/of verwijtbaar handelen of nalaten door verweerster jegens klaagster kan worden vastgesteld en wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert impliciet tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van haar klacht.

4.2 De verpleegkundige heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt impliciet het beroep te verwerpen.  

Beoordeling van het beroep.

4.3 In beroep is de klacht in al zijn onderdelen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2021 is alleen de verpleegkundige verschenen en heeft, mede aan de hand van een pleitnota, een nadere toelichting gegeven.

4.4 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege wa t betreft de klacht geleid tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder “5. De overwegingen van het college.” heeft overwogen hier over. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de verpleegkundige is dan ook geen sprake.  

4. 5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen , voorzitter; S.M. Evers en

            A. Smeeïng-van Hees , leden-juristen en H.A. de Visser en L. Maasdam, leden-beroepsgenoten en

            H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2021.

                        Voorzitter w.g.                                   Secretaris  w.g.