ECLI:NL:TGDKG:2021:96 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693275 / DW RK 20/574 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:96
Datum uitspraak: 26-11-2021
Datum publicatie: 06-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/693275 / DW RK 20/574 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster heeft in verzet nieuwe klachten ingediend, deze kunnen niet worden behandeld in verzetfase aangezien de oospronkelijke klacht dient te worden getoetst. De beslissing van de voorzitter over onheuse bejegening blijft in stand.

Beslissing van 26 november 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 17 november 2020 met zaaknummer C/13/688774 / DW RK 20/424 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/693275 / DW RK 20/574 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 augustus 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 september 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 17 november 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 20 november 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 26 november 2021.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 21 april 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest in kort geding gewezen en klaagster veroordeeld tot terugbetaling van geïncasseerde dwangsommen, toegewezen in vonnis bij kort geding van 6 maart 2019;

-           de gerechtsdeurwaarder heeft op 15 mei 2020 het arrest aan klaagster betekend, met bevel het verschuldigde binnen twee dagen te voldoen. Aan de betekening was het inkomsten- en uitgavenformulier met toelichting toegevoegd;

-           op 27 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd onder de Rabobank en de Volksbank. Deze beslagen zijn op 2 juni 2020 aan klaagster betekend;

-           op 20 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op een door klaagster ingediende klacht;

-           op 24 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw bankbeslag gelegd;

-           op 24 september 2020 heeft de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder laten weten dat klaagster de vordering heeft voldaan en dat het beslag kon worden opgeheven. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder uitgevoerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende:

a. klaagster is er niet van op de hoogte gebracht dat er hoger beroep was ingesteld;

b. de gerechtsdeurwaarder heeft de brief waarin stond dat klaagster binnen twee dagen moest betalen door de brievenbus gegooid. Zij kon dat bedrag niet betalen;

c. klaagster heeft gemaild naar de gerechtsdeurwaarder dat zij dat bedrag niet kon betalen, maar dat leidde tot niets. Klaagster wist niet dat zij het formulier voor een beslagvrije voet moest invullen;

d. klaagster heeft gebeld met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, waar zij werd afgebekt door een medewerker. Zij kreeg te horen dat een betalingsregeling niet mogelijk was;

e. klaagsters telefoonnummer is geblokkeerd door de gerechtsdeurwaarder;

f. de kosten bleven oplopen, ook klaagsters vriend en moeder werden niet vriendelijk bejegend door medewerkers van het kantoor;

g. klaagster heeft uitleg voor de kosten gevraagd, ze kreeg een e-mail met vier zinnen zonder verdere uitleg;

h. de gerechtsdeurwaarder heeft op twee bankrekeningen beslag gelegd. Dit nadat zij nogmaals om de formulieren van de beslagvrije voet had gevraagd. Klaagster moest twee maanden lang naar de voedselbank;

i. de gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis niet op klaagsters adres gebracht, maar bij haar buurman. Hij heeft klaagster hierop aangesproken, maar hij heeft de brief nooit aan haar teruggegeven;

j. op 24 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder weer beslag gelegd voor

€ 2.000,00.

Klaagster eist:

Oprechte excuses, een precieze specificatie van alle kosten, terugbetaling van

€ 1.006,99, vergoeding van de kosten van de psychiater en vergoeding van het onzorgvuldig handelen van de buurman.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de appeldagvaarding heeft betekend aan de advocaat van klaagster. Dit is een rechtsgeldige betekening. Klaagster is op tegenspraak in hoger beroep veroordeeld dus dit betekent dat zij en haar raadsman op de hoogte waren en ter zitting zijn verschenen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder het appelvonnis heeft betekend aan klaagster door afschrift achter te laten in een gesloten envelop. Dit is een rechtsgeldige betekening.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat klaagster in ieder geval op 18 mei 2020 een formulier inkomsten en uitgaven toegestuurd heeft gekregen. Aan dit formulier was ook een toelichting toegevoegd. Dat klaagster niet heeft begrepen dat zij dit moest invullen, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen. Klaagster heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder geen oplossing heeft geboden voor het feit dat zij het bedrag niet kon betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft op 18 mei 2020 meegedeeld dat door het formulier in te vullen de schuldeiser kan beslissen of een betalingsregeling mogelijk is. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder meegedeeld in een e-mail van 18 mei 2020 dat klaagster zich moet wenden tot de wederpartij wat betreft de inhoud van het geschil en de hoogte van de vordering. Tevens wordt aangeraden juridische bijstand te zoeken.

4.5 Ten aanzien van de klachtonderdelen d., e. en f. wordt overwogen dat klaagster haar stelling dat zij, haar moeder en haar vriend telefonisch onheus zijn bejegend door medewerkers van de gerechtsdeurwaarder, niet nader heeft gespecificeerd bijvoorbeeld door de stellen wanneer dat is gebeurd en eventueel door welke medewerkers zij onheus zijn bejegend. Dit klachtonderdeel kan alleen daarom al niet worden beoordeeld. Bij de door klaagster overgelegde e-mails bevindt zich een e-mail aan haar advocaat waarin zij zich beklaagt dat er naar haar is geschreeuwd door de telefoon. Wellicht heeft klaagster de medewerkers van haar advocaat verward met medewerkers van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft ontkend dat klaagsters telefoonnummer is geblokkeerd. Nu klaagster het inkomsten- en uitgaven formulier niet had ingevuld kon er geen betalingsregeling worden afgesproken. De gerechtsdeurwaarder heeft dit duidelijk gesteld in de e-mail van 18 mei 2020.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel g. wordt het volgende overwogen. Klaagster heeft op 25 juni 2020 een specificatie van de kosten van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Indien klaagster deze specificatie onvoldoende achtte, had zij de gerechtsdeurwaarder om een nadere uitleg kunnen verzoeken. Niet is gebleken dat zij dit heeft gedaan.

De gerechtsdeurwaarder rekent kosten voor de ambtshandelingen die hij verricht. Dit betekent dat er kosten worden gerekend voor het betekenen van het vonnis en het leggen en betekenen van de beslagen. Deze kosten moet klaagster betalen. Niet is aangetoond of gebleken dat de kosten niet in overeenstemming waren met het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarder.

4.7  Ten aanzien van klachtonderdeel h. wordt overwogen dat de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet heeft verbonden. De huidige regeling is dat een beslagvrije voet op grond van de wet alleen geldt bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen zoals salaris of een uitkering. Een bankbeslag valt daar niet onder. Bij een bankbeslag kan immers slechts beslag worden gelegd op het actuele saldo.

Onder bepaalde omstandigheden dient de bovengenoemde regeling echter ook op een bankbeslag te worden toegepast. Beslag op een bankrekening mag niet worden misbruikt om de regeling van de beslagvrije voet te omzeilen. Als een gerechtsdeurwaarder weet dat de betreffende bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon wordt gevoed, terwijl de beslagene geen ander inkomen heeft waaruit zijn primaire levensbehoeften kunnen worden voldaan, kan dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar zijn. Daarvoor is wel nodig dat de gerechtsdeurwaarder kan controleren of dit daadwerkelijk het geval is. Daarvoor heeft hij bepaalde gegevens nodig waaronder bankafschriften etc. De verantwoordelijkheid tot het aanleveren van die gegevens berust bij klaagster. Uit de stukken blijkt niet dat klaagster het inkomsten- en uitgavenformulier heeft ingevuld en aan de gerechtsdeurwaarder met bewijsstukken heeft gestuurd. Onder die omstandigheden kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij geen beslagvrije voet toepast.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel i. wordt overwogen dat niet de gerechtsdeurwaarder maar de Rabobank post aan klaagster onjuist heeft geadresseerd waardoor deze bij de buren is bezorgd. Dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel j. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de advocaat van verzoeker het beslag op 24 september 2020 heeft gelegd. Op dezelfde dag heeft deze advocaat laten weten dat de gehele vordering is voldaan en dat het beslag kan worden opgeheven. Ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder te allen tijde verplicht de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag van 24 september 2020 in opdracht van zijn opdrachtgever gelegd en weer opgeheven toen bleek dat klaagster op die dag de vordering had voldaan.

4.10 Het tuchtrecht dient om vast te stellen of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dat betekent dat er geen mogelijkheid bestaat een schadevergoeding vast te stellen of de gerechtsdeurwaarder een opdracht te geven. Klaagsters eisen worden daarom afgewezen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster het volgende aangevoerd.

5.1 De beslissing lijkt gemaakt in het voordeel van de gerechtsdeurwaarder, hieruit blijkt niet dat de kamer voor gerechtsdeurwaarders onpartijdig is.

5.2 Klaagster, haar vriend en klaagsters moeder zijn telefonisch onheus bejegend door medewerkers van de gerechtsdeurwaarder.

5.3 klaagster heeft de appeldagvaarding nooit ontvangen, ook haar advocaat heeft deze niet ontvangen. Van hoor- en wederhoor was dus geen sprake. Daarbij werd er meegedeeld dat de zitting op een later moment hervat zou worden, dit is nooit gebeurd.

5.4 klaagster heeft aangegeven dat zij niet wist wat zij moest doen met het exploot. Dit staat los van het formulier beslagvrije voet. Zij heeft daarom gaar advocaat gebeld die haar vroeg het exploot naar kantoor te brengen. Daarna heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder gebeld over nieuwe papieren voor de beslagvrije voet. Die zouden haar per post toegezonden worden, maar dat is nooit gebeurd. Klaagster heeft gebeld en gemaild hierover, maar nooit heeft zij de formulieren ontvangen.

5.5 Klaagster heeft geen dementie en weet het verschil tussen haar advocaat en het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De medewerkers van de gerechtsdeurwaarder hebben klaagster, haar moeder en haar vriend onheus behandeld. Dit begon al na het eerste telefoontje na ontvangst van het eerste exploot. Klaagster weet niet alle precieze data waarop deze telefoontjes hebben plaatsgevonden. In ieder geval weet zij nog de datum van 1 juli 2020.

5.6 Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om een specificatie. Zij kreeg slechts een e-mail met maar vier regels tekst, zonder uitleg.

5.7 Klaagsters moeder heeft gebeld met de heer [..], maar die wilde klaagsters moeder niet te woord staan, terwijl klaagster daarvoor wel toestemming had gegeven.

5.8 Klaagsters moeder heeft een klacht ingediend bij de [..] en bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, maar hier is nooit op gereageerd.

5.9 Klaagsters telefoonnummer is wel degelijk geblokkeerd, zij hoort drie piepjes en de verbinding wordt verbroken. Als klaagster met een ander nummer belt, krijgt zij wel contact. Klaagster heeft hiervan bewijs.

5.10  Op 10 juni 2020 is door een medewerkster toegezegd dat klaagster een betalingsregeling zou kunnen afspreken door het formulier in te vullen, maar dat is niet juist.

5.11 De gerechtsdeurwaarder dient een specificatie en uitleg te geven van de kosten. De kosten komen namelijk ver boven de wettelijk vastgestelde tarieven uit. Klaagster, noch haar advocaat, noch de heer [..] heeft hierover een reactie ontvangen van de gerechtsdeurwaarder. De overkoepelende partij die de gerechtsdeurwaarderstarieven vaststelt en het juridisch loket vinden de kosten abnormaal hoog.

5.12 De post die is bezorgd op het adres van klaagsters buurman was niet van de Rabobank afkomstig, aangezien klaagsters buurman de naam de gerechtsdeurwaarder, het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en het precieze bedrag wist.

5.13 Op 24 september 2020 is opnieuw beslag gelegd terwijl alle partijen het eens waren dat de vordering was voldaan.

5.14 Klaagster heeft €1300 meer moeten betalen dan zij heeft ontvangen. Tot op heden weet niemand, ook de gerechtsdeurwaarder niet, waarom.

5.15 Klaagster vraagt zich af waarom de kamer liegt. Uit niets blijkt dat er goed onderzoek is gedaan. Klaagster is van mening dat de kamer partijdig is en zij verwacht een nieuw onderzoek door iemand anders die onpartijdig is.  

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt als volgt. Klaagster heeft in verzet onder meer geklaagd over de onafhankelijkheid van de voorzitter die de oorspronkelijke beslissing heeft genomen. Klaagster had ter zitting haar verzet nader kunnen toelichten en kunnen reageren op het verweer van de gerechtsdeurwaarder maar zij heeft voor gekozen niet ter zitting te verschijnen.

6.2 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klachten als vermeld onder het tweede deel van 5.3 (zitting zou op een later moment hervat worden), 5.7, 5.8, 5.11 en 5.14.

6.3 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.