ECLI:NL:TGDKG:2021:87 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675437 / DW RK 19/611

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:87
Datum uitspraak: 04-10-2021
Datum publicatie: 15-12-2021
Zaaknummer(s): C/13/675437 / DW RK 19/611
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager heeft pas ter zitting de gronden van zijn verzet kenbaar gemaakt. De kamer heeft de gerechtsdeurwaarder in een tussenbeslissing gevraagd in te gaan op deze gronden aangezien de gerechtsdeurwaarder niet ter zitting was verschenen, in de terechte veronderstelling dat er geen gronden van het verzet waren ingediend. De kamer had echter behoefte aan een inhoudelijk verweer op klagers klacht waardoor de klacht alsnog kon worden beoordeeld.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 oktober 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van  2018 met zaaknummer C/13/660747 / DW RK 19/23 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/675437 / DW RK 19/611 MK/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 maart 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 5 november 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 19 november 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2021 alwaar klager en zijn begeleidster, mevrouw [..], zijn verschenen. Op 16 augustus 2021 heeft de kamer een tussenbeslissing genomen waarbij de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid is gesteld uiterlijk 13 september 2021 een verweerschrift in te dienen. De gerechtsdeurwaarder heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en op 20 augustus 2021 een nader verweerschrift ingediend. De uitspraak is vervolgens bepaald op 4 oktober 2021.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           de gerechtsdeurwaarder is sinds 3 november 2016 belast met een vordering ten laste van klager;

-           de woning van klager is in 2017 ontruimd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijst naar een eerdere beslissing van de voorzitter van 21 juli 2017 en uit - voor zover de voorzitter begrijpt - zijn ongenoegen over de ontruiming van zijn woning en de gevolgen ervan.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter kan niet beoordelen wat klager de gerechtsdeurwaarder precies verwijt. Klager volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing, waarin op deze manier geen lijn valt te ontdekken. Van de kamer kan niet worden verwacht dat zij probeert te achterhalen waarover geklaagd wordt. De klacht voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.

4.3 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager geen gronden aangevoerd. Wel heeft klager ter zitting zijn klacht verduidelijkt. Het voornaamste pijnpunt zit hem erin dat bij de ontruiming in 2017 zijn spullen, waaronder persoonlijke papieren, fotoalbums en familiepapieren, zijn opgeslagen en na verloop van tijd (kennelijk) zijn vernietigd, omdat ze volgens de gerechtsdeurwaarder geen waarde hadden, aldus klager. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om de spullen terug te krijgen. Sindsdien loopt klager talloze instanties af om zijn recht te halen. Tot dusver tevergeefs.

6. Het nadere verweer van de gerechtsdeurwaarder

In het nadere verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat klager in zijn verzet niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden op grond van ondeugdelijkheid en onvolledigheid van het verzetschrift omdat de motivering ontbreekt. De gerechtsdeurwaarder heeft op grond hiervan geoordeeld dat zijn aanwezigheid ter zitting geen zin had en is om die reden niet ter zitting verschenen. De kamer treedt buiten zijn bevoegdheid door klager in de gelegenheid te stellen de gronden van zijn verzetschrift na twee jaar alsnog mondeling in te dienen. Er is sprake van een veel te laat ingediend inhoudelijk verzetschrift. Daarnaast is sprake van een erg vrije en ongeoorloofde interpretatie van het klaagschrift door de kamer. Dit is blijkbaar pas naar voren gebracht bij de mondelinge behandeling maar kan en mag niet worden opgemaakt uit de klacht ten tijde van de indiening daarvan.  De gerechtsdeurwaarder is door de houding van de kamer in een slechtere rechtspositie gebracht nu hij zich in de verzetfase moet verweren tegen een door de kamer vrij geïnterpreteerde klacht.

Inhoudelijk stelt de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is. Klagers woning is op 12 april 2017 ontruimd op grond van het aan klager op 9 februari 2017 betekende vonnis van 11 januari 2017. Door de firma [..] is aan de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat klagers inboedel is afgevoerd naar de kringloop omdat klager zijn facturen niet heeft betaald. Dit is gebeurd na een periode van meer dan dertien weken. Klager is hiervan op de hoogte gesteld door deze firma.

6. De beoordeling

6.1 De kamer overweegt als volgt. Hoewel de klacht niet duidelijk is omschreven, had de gerechtsdeurwaarder bij de bestudering van het dossier kunnen aanhaken op de woorden ‘mijn huis opgeruimd’, ervan uitgaande dat de woning van klager door de gerechtsdeurwaarder is ontruimd. In ieder geval had van de gerechtsdeurwaarder mogen worden verwacht dat hij zijn dossieradministratie daarop had geraadpleegd. Dit geldt temeer nu tijdens de zitting door klager is aangevoerd dat hij voorafgaand aan het indienen van de klacht zijn ongenoegen over de ontruiming bij de gerechtsdeurwaarder kenbaar heeft gemaakt. Dit blijkt ook uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken. Klager heeft daarbij, naar eigen zeggen, aangegeven dat hij niet op de hoogte is gesteld van de ontruiming en voorts dat onzorgvuldig met zijn eigendommen is omgegaan nu deze onterecht zijn vernietigd. De gerechtsdeurwaarder had hier in het verweerschrift op in kunnen gaan dan wel ter zitting antwoord kunnen geven op de vraag van klager wat er met zijn persoonlijke spullen is gebeurd.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn nadere verweerschrift dat hij heeft ingediend op verzoek van de kamer bezwaar gemaakt tegen de procedurele gang van zaken. Hierover wordt het volgende overwogen. De kamer heeft gekozen voor deze gang van zaken nu klager pas ter zitting zijn klacht nader duidelijk heeft gemaakt en de gerechtsdeurwaarder niet ter zitting was verschenen, in de terechte veronderstelling dat er geen gronden van het verzet waren ingediend. De kamer had echter behoefte aan een inhoudelijk verweer op klagers klacht waardoor de klacht alsnog kan worden beoordeeld, reden waarom de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid is gesteld zijn verweer nader kenbaar te maken.

6.3 De kamer overweegt als volgt ten aanzien van klagers klacht. Gebleken is dat klager in de periode voorafgaand aan de ontruiming in ieder geval tot 28 maart 2017 werd bijgestaan door een raadsman. Op 15 maart 2017 werd de ontruiming per 22 maart 2017 aangezegd. Vervolgens is enig uitstel verleend, waarna de ontruiming per 12 april 2017 aan klager op 4 april 2017 is betekend. Klager had zich kunnen wenden tot een hulpverlener indien hij de betekeningen niet begreep. De stelling dat klager niet op de hoogte was van de ontruiming kan dan ook niet worden gevolgd, hetgeen bevestigd wordt door een brief van klager in het dossier waarin hij zich voorafgaand aan de aangezegde ontruiming daarover beklaagt.

De kamer overweegt voorts dat klager is veroordeeld de woning te ontruimen, bij gebreke waarvan de ontruiming wordt ingezet door de gerechtsdeurwaarder. Niet valt in te zien waarom klager in eerste instantie niet zelf voor zijn persoonlijke eigendommen had kunnen zorgen, nu hij in ieder geval van de ontruiming op de hoogte was en daar bovendien zelf bij aanwezig is geweest. Daarnaast wordt overwogen dat bij de betekeningen op 15 maart 2017 en 4 april 2017 van de aangezegde ontruiming bijsluiters zijn gevoegd waarin duidelijk wordt omschreven wat de gang van zaken zal zijn ten tijde van de ontruiming. Voorts is gebleken dat klagers eigendommen, toen hij deze niet zelf afvoerde, zijn opgeslagen bij de firma [..]. Deze firma heeft klagers eigendommen na het onbetaald laten van de factuur naar de kringloop gebracht. Klager is hiervan meerdere keren op de hoogte gesteld en heeft betaling toegezegd, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. De kamer komt tot de conclusie dat uit het voorgaande niet blijkt dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

6.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. A.W. Veth, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.