ECLI:NL:TGDKG:2021:84 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/680146 / DW RK 20/85

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:84
Datum uitspraak: 12-04-2021
Datum publicatie: 10-12-2021
Zaaknummer(s): C/13/680146 / DW RK 20/85
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: beslissing op verzet. De kamer is het met de beslssing van de voorzitter over de te laat ingediende klachten eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 april 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 februari 2020 met zaaknummer C/13/667527 / DW RK 19/287 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/680146 / DW RK 20/85 ingesteld door:

[...],

gevestigd te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..]

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 juni 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Op 18 juni 2019 heeft klager zijn klacht aangevuld. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 augustus 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 11 februari 2020 heeft de voorzitter de klacht als niet ontvankelijk en kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail van 22 februari 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 maart 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 april 2021.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van klager diverse (ambts)handelingen verricht terzake twee debiteuren, te weten [..] en [..].

-           Bij exploot van 6 september 2018 is klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Leiden tegen 19 september 2018 wegens het onbetaald laten van declaraties.

-           Bij vonnis van 20 februari 2019 van de kantonrechter te Leiden is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: in twee dossiers ernstige wanprestatie heeft geleverd en niet heeft gehandeld zoals de wet dat een opdrachtnemer en gerechtsdeurwaarder voorschrijft;

b: desalniettemin aanspraak op betaling heeft gemaakt en klager zeer geruime tijd na dato heeft gedagvaard tot betaling. 

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.4 De door klager gestelde wanprestaties die de gerechtsdeurwaarder zou hebben geleverd betreffen handelingen van een periode van langer dan drie jaar geleden. Klager dient op dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.5 De voorzitter overweegt dat niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend conform de daarvoor geldende regelingen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat kan in deze zaak niet uit de overgelegde producties worden opgemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door klager te dagvaarden vanwege het uitblijven van betaling van de openstaande nota’s.

4.6 Voor zover klager verzoekt om schadevergoeding dient hij zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als niet ontvankelijk en kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 De dossiers zijn nog steeds niet gesloten en de zaak sleept zich voort, omdat klager nog steeds afdrachten ontvangt, zonder enige toelichting over de herkomst daarvan.

5.2 In 2018 werd klager gedagvaard in een gerechtelijke incassoprocedure. Op dat moment werd klager geconfronteerd met het feit dat de gerechtsdeurwaarder zijn wanprestatie zich niet aantrok. Klager mocht erop vertrouwen dat [..] haar zonden zou goedmaken, maar in plaats daarvan werd hij gedagvaard. Een noemenswaardig deel van het gewraakte gedrag heeft zich minder dan drie jaar geleden afgespeeld. Reeds daarom geeft het geen pas klager te verwijten dat hij te laat geklaagd heeft.

5.3 Dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft gedagvaard is op zich klachtwaardig. Deze klacht is niet verjaard.

5.4 De voorzitter heeft de klacht verkeerd gelezen. Klager klaagt niet dat de kosten onnodig zijn gemaakt, maar dat niet de juiste vervolgwerkzaamheden zijn verricht, waardoor de eerdere kosten achteraf hun aanvankelijk nut verloren hebben. Voorts is het tuchtrechtelijk laakbaar om na drie jaar van sporadische discussie over de verschuldigdheid van facturen deze alsnog op te eisen. Daarmee wreekt de wanprestatie zich pas op dat moment.

6. Het verweer in verzet

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Klager heeft in verzet nieuwe klachten aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder 5.1. Gebleken is dat die afdrachten werden gedaan in een ander dossier dan waarover klager in eerste instantie heeft geklaagd.

7.2 De kamer overweegt verder dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.