ECLI:NL:TGDKG:2021:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/692514 / DW RK 20/557

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:74
Datum uitspraak: 17-11-2021
Datum publicatie: 25-11-2021
Zaaknummer(s): C/13/692514 / DW RK 20/557
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Onderhavige klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [  ], werkzaam bij gerechtsdeurwaarderskantoor [a]. Zij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor (het uitblijven van) handelingen van gerechtsdeurwaarders van het gerechtsdeurwaarderskantoor [b]. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 november 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 oktober 2020 met zaaknummer C/13/687708 / DW RK 20/392 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/692514 / DW RK 20/557 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 28 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 oktober 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 oktober 2020 heeft de voorzitter de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 6 november 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2021 alwaar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 november 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij exploot van 15 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Roermond tegen 6 april 2016.

-           Bij (verstek)vonnis van 20 april 2016 van de kantonrechter te Roermond is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 5 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van 20 april 2016 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 14 oktober 2019 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ten laste van klager.

-           Bij exploot van 21 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde derdenbeslag aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: hij nooit een dagvaarding heeft ontvangen en de termijn voor het indienen van het verzet reeds was verstreken na ontvangst van het verstekvonnis;

b: het hem vanaf september 2016 niet is gelukt om in contact te komen met de gerechtsdeurwaarder.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.3 Gelet op voorgaande dient klachtonderdeel a, nu dit klachtonderdeel ziet op handelingen van de gerechtsdeurwaarder van een periode van langer dan drie jaar geleden, niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder waartegen de klacht zich richt niet werkzaam is bij gerechtsdeurwaarderskantoor [  ] het kantoor dat de vordering op klager in behandeling heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft slechts in opdracht van gerechtsdeurwaarderskantoor [  ] exploten aan klager betekend en is niet belast met de verdere inhoud van het dossier. De gerechtsdeurwaarder is dan ook niet op de hoogte van de correspondentie tussen klager en het gerechtsdeurwaarderskantoor [  ]. Het ligt op de weg van klager om zijn klacht te richten tegen de gerechtsdeurwaarders die zijn verbonden aan gerechtsdeurwaarderskantoor [  ], voor zover hij zich wil beklagen over de correspondentie. Overigens blijkt uit de overgelegde producties dat gerechtsdeurwaarderskantoor [  ] steeds op e-mailberichten die namens klager zijn verzonden heeft gereageerd. Een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter in tegenspraak met wat er feitelijk is gebeurd in de beslissing van 27 oktober 2020 onder de feiten heeft opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder klager bij exploot van 15 februari 2016 gedagvaard heeft en dat de kantonrechter klager bij verstekvonnis van 20 april 2016 heeft veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag. Dit komt neer op een wettelijke ondersteuning van de werkwijze van het gerechtsdeurwaarderskantoor [  ] inclusief de handelswijze van gerechtsdeurwaarder [  ].

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat uit het verweerschrift valt op te maken dat gerechtsdeurwaarder [  ] slechts uitzendkracht is die op geen enkele wijze verantwoordelijk is en ook niet op de hoogte is van de zaken die zij behandelt. Toch wordt deze gerechtsdeurwaarder in de loop der tijd steeds voor dezelfde dossiers ingehuurd en wast zij haar handen vanzelfsprekend in onschuld.

6.3 Klager heeft tevens aangevoerd dat het gerechtsdeurwaarderskantoor niet transparant is en geen openheid van zaken geeft. In de periode van september 2016 tot heden heeft de gemachtigde van klager regelmatig schriftelijk en telefonisch contact met het gerechtsdeurwaarderskantoor gezocht om informatie te verkrijgen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor meldt zich aan de telefoon met voornamen, nooit een naam waarop je zou kunnen terugvallen, en een duidelijk antwoord heeft de gemachtigde van klager nooit gekregen, aldus het verzet.

6.4 Klager stelt ten slotte dat het gerechtsdeurwaarderskantoor niet op de hoogte van haar eigen dossier is en steeds naar andere gerechtsdeurwaarderskantoren verwijst die een dossier in behandeling zouden hebben. Blijkbaar heeft het kantoor geen eigen gekwalificeerde gerechtsdeurwaarders in dienst en wordt er dus gekozen voor deze constructie van onduidelijkheid.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Klager dient voor wat betreft de klachten over gerechtsdeurwaarderskantoor [  ] een aparte klacht in te dienen tegen de gerechtsdeurwaarders die zijn verbonden aan gerechtsdeurwaarderskantoor [  ]. Onderhavige klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [  ], werkzaam bij gerechtsdeurwaarderskantoor [  ]. Zij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor (het uitblijven van) handelingen van gerechtsdeurwaarders van het gerechtsdeurwaarderskantoor [  ].

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. I.M. Nusselder en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.