ECLI:NL:TGDKG:2021:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691293 / DW RK 20/514

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:66
Datum uitspraak: 25-10-2021
Datum publicatie: 24-11-2021
Zaaknummer(s): C/13/691293 / DW RK 20/514
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder persisteert bij zijn standpunt dat de beslagvrije voet niet toegepast hoeft te worden. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 oktober 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/691293 / DW RK 20/514 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: mr. [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 12 oktober 2020, heeft klager een klacht

ingediend tegen (de gemachtigde van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 januari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is

behandeld ter openbare terechtzitting van 13 september 2021. Klager is, hoewel

behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 25 oktober 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager is op 3 december 2018 veroordeeld in de kosten van een procedure.

-           Op 25 juni 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de bankrekening van klager.

-           Op 7 augustus 2020 heeft de gemachtigde van klager verzocht de beslagvrije voet toe te passen.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder persisteert bij zijn standpunt dat de beslagvrije voet niet toegepast hoeft te worden. Klager stelt dat er geen inkomsten zijn en dat hij geld heeft geleend om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hierdoor is klager in financiële problemen geraakt en kan hij zijn lopende verplichtingen niet meer voldoen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013: 2450). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een medewerker de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht zich richt. Nu uit het klachtenformulier niet blijkt tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht zich richt en dit ook niet uit het verweerschrift blijkt, zal de gerechtsdeurwaarder van het kantoor

[  ] als beklaagde worden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden.

5.3 Onder de wetgeving die in 2020 gold, heeft de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet verbonden. Het destijds vigerende systeem was dat een beslagvrije voet op grond van de wet alleen gold bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen en ook alleen van specifiek in de wet (artikel 475c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) genoemde inkomensbronnen. Een bankbeslag viel daar niet onder.

5.4 Onder omstandigheden dient de regeling van artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ook op een bankbeslag te worden toegepast. Beslag op een bankrekening mag immers niet worden misbruikt om de regeling van de beslagvrije voet te omzeilen. Als een gerechtsdeurwaarder weet dat de betreffende bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon wordt gevoed, terwijl de beslagene geen ander inkomen heeft, waaruit zijn primaire levensbehoeften kunnen worden voldaan, kan dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar zijn.

5.5 Daarvoor is wel nodig dat de gerechtsdeurwaarder kan controleren of hetgeen onder 5.4 staat vermeld daadwerkelijk het geval is. Daarvoor heeft hij bepaalde gegevens nodig waaronder bankafschriften. De verantwoordelijkheid tot het aanleveren van die gegevens berust bij klager. Uit de overgelegde producties blijkt dat klager op 18 augustus 2020 bankafschriften heeft aangeleverd teruggaande tot

20 mei 2020. Uit de gegevens blijkt dat op 12 augustus 2020 een bedrag van

€ 612,30 onder het bankbeslag is gevallen. Uit de overgelegde gegevens blijkt tevens dat door [  ] een aantal malen geld is overgemaakt en tweemaal een bedrag van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam. Klager stelt zich op het standpunt dat de stortingen door [  ] leningen betreffen die klager heeft gesloten om aan zijn schulden te voldoen. De kamer overweegt dat klager zijn stelling niet aannemelijk heeft gemaakt dan wel met stukken heeft onderbouwd, maar ook dat deze leningen niet hebben te gelden als inkomen, waarvoor de beslagvrije voet als bedoeld in art. 475c Rv moet worden toegepast. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat klager inkomen heeft en kan niet worden afgeleid dat klager zijn vaste lasten niet kan betalen. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.