ECLI:NL:TGDKG:2021:60 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/707060 / DW RK 21/411 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:60
Datum uitspraak: 08-10-2021
Datum publicatie: 26-10-2021
Zaaknummer(s): C/13/707060 / DW RK 21/411 LV/WdJ
Onderwerp: BFT
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Schorsingsverzoek op grond van artikel 38 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). De gerechtsdeurwaarder heeft een bewaringstekort laten ontstaan en heeft dit tekort niet gemeld bij het BFT. Ondanks meerdere verzoeken van het BFT om gegevens en informatie heeft de gerechtsdeurwaarder niet tijdig dan wel op het laatste moment op de verzoeken van het BFT gereageerd. Hoewel het tekort op de derdenrekening van de gerechtsdeurwaarder inmiddels is aangezuiverd en niet valt uit te sluiten dat de zaken van de gerechtsdeurwaarder vanaf nu beter zullen gaan, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen, juist nu het een tweede tekort in korte tijd betrof, anders te handelen. Daarbij komt dat de ter zitting gestelde nieuwe financiering niet met stukken is onderbouwd. De gerechtsdeurwaarder is de maatregel van schorsing opgelegd voor de duur van één maand.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 oktober 2021 zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer C/13/707060 / DW RK 21/411 LV/WdJ van:

HET BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klaagster,

gemachtigden: [  ] en [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 9 september 2021, heeft het Bureau Financieel Toezicht (hierna: het BFT) verzocht om schorsing ex artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) van beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder). Bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 27 september 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn verweerschrift aangevuld bij e-mails met bijlagen, ingekomen op

29 september 2021. Het schorsingsverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 september 2021 alwaar de gemachtigden van het BFT en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij e-mails van 13 juli 2021 en 4 augustus 2021 heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder verzocht om gegevens en bescheiden te overleggen, in verband met een lopend onderzoek.

-           Omdat de gerechtsdeurwaarder niet op de verzoeken van het BFT heeft gereageerd, heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder bij brief van 12 augustus 2021 op grond van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gevorderd om alsnog medewerking te verlenen en de gevraagde gegevens en bescheiden binnen twee weken te overleggen.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 26 augustus 2021 gereageerd.

-           Bij e-mail van 30 augustus 2021 heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat uit de overgelegde stukken is gebleken dat op 30 juni 2021 althans op 25 augustus 2021 sprake is van een negatieve bewaarpositie van

€ 33.183,49. De gerechtsdeurwaarder heeft hiervan geen melding op grond van artikel 19a Gdw gedaan. De gerechtsdeurwaarder is in de gelegenheid gesteld het bewaringstekort uiterlijk 2 september 2021 om 18:00 uur aan te zuiveren en tevens een inhoudelijke toelichting te geven hoe het bewaringstekort is aangezuiverd.  

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 2 september 2021 om 17:59 uur gereageerd en daarbij onder meer aangegeven dat het bewaringstekort op 3 september 2021 aangezuiverd zou zijn.

-           Omdat het BFT na de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 2 september 2021 niets meer van de gerechtsdeurwaarder had vernomen, heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder op 6 september 2021 een e-mail gestuurd met het verzoek het BFT te informeren. Hierop is geen reactie gekomen. Vervolgens heeft het BFT op 7 september 2021 tevergeefs getracht telefonisch in contact te treden met de gerechtsdeurwaarder.

3. Het schorsingsverzoek

Tijdens het onderzoek naar de financiële situatie van de gerechtsdeurwaarder is het ernstige vermoeden gerezen dat de gerechtsdeurwaarder een bewaringstekort heeft laten ontstaan en bestaan. Het tekort bedroeg per 24 augustus 2021 afgerond

€ 33.000,-. Ondanks toezeggingen van de gerechtsdeurwaarder heeft hij het tekort niet kunnen aanzuiveren. Gezien het tuchtrechtelijke uitgangspunt ten aanzien van het laten bestaan van een bewaringstekort en ter voorkoming van mogelijke benadeling van derden verzoekt het BFT de gerechtsdeurwaarder, lopende het onderzoek door het BFT, te schorsen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder stelt dat het nimmer de bedoeling is geweest om een negatief bewaringstekort te laten ontstaan en stelt dat het tekort zo snel als mogelijk weer is aangevuld en per dag wordt bewaakt. Vanaf juni 2021 constateerde de gerechtsdeurwaarder dat de liquiditeit krapper werd. Er wordt wel omzet geboekt voor werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld ten behoeve van [  ], maar dat betreft veelal zaken in [  ] en [  ] met een jarenlange doorlooptijd gelet op de geringe aflossingscapaciteit van de debiteuren. Inmiddels wordt de klantenkring veel diverser met veel business-to-business incasso en groothandels. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder onmiddellijk geprobeerd om een extra financiering te verkrijgen, aldus de gerechtsdeurwaarder. De reguliere banken waren met name door Corona en de tegenvallende resultaten in de hele branche terughoudend om een financiering te verstrekken. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder in een van zijn personal holdings nog een discussie lopen met een oud compagnon, van wie de gerechtsdeurwaarder nog een aanzienlijk bedrag zou moeten ontvangen en heeft hij een verzoek ingediend bij de rechtbank om zijn alimentatieverplichting naar beneden bij te stellen.

4.2 De gerechtsdeurwaarder is eind december 2019 vertrokken bij het oude gerechtsdeurwaarderskantoor om vanaf januari 2020 een nieuw kantoor te starten. Ondanks Corona heeft de gerechtsdeurwaarder het jaar 2020 zonder verlies afgesloten. Door het wegvallen van de Corona-beperkingen loopt de omzet in 2021 ook weer de goede kant op, aldus de gerechtsdeurwaarder. Verder had de gerechtsdeurwaarder een financier gevonden voor een bedrag van € 55.000,-, te weten de heer [  ]. Deze financier is echter de beloofde storting, ondanks meerdere toezeggingen, niet nagekomen. In de afgelopen weken is de gerechtsdeurwaarder op zoek gegaan naar een vervangende financiering en heeft deze gevonden in de heer [  ] van [  ]. Op 27 september 2021 heeft de nieuwe financier een bedrag van € 55.000,- gestort, te weten een bedrag van € 45.000,- op de kwaliteitsrekening en een bedrag van € 10.000,- bij de notaris, waarvan na aftrek van de hypotheeknota’s nog zo’n
€ 4.000,- zal worden doorgestort naar de kwaliteitsrekening. De nieuwe financier is bovendien bereid voor een aanzienlijk bedrag aanvullende financiering te verstrekken.

4.3 De gerechtsdeurwaarder voert aan dat gelet op voorgaande weer dekking is en de verwachting is dat na afwikkeling van zijn vertrek bij het oude gerechtsdeurwaarderskantoor en de groeiende omzet een ruime buffer zal ontstaan. De gerechtsdeurwaarder verzoekt het verzoek om schorsing af te wijzen nu schorsing op dit moment de groeiende organisatie van de gerechtsdeurwaarder totaal zou ontwrichten en het tekort op de derdenrekening inmiddels is opgelost.

5. De beoordeling van het verzoek

5.1 De kamer is bevoegd, al dan niet op verzoek van Onze Minister, het bestuur van de KBvG of het BFT, een gerechtsdeurwaarder tegen wie een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 34, eerste lid Gdw, bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd, in afwachting van een beslissing hierover te schorsen voor een periode van ten hoogste zes maanden. Zij kan deze periode eenmaal verlengen voor ten hoogste zes maanden of totdat een beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden. De kamer kan steeds de schorsing opheffen.

5.2 De kamer overweegt dat op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting over en weer is aangevoerd, tegen de gerechtsdeurwaarder een ernstig vermoeden in de zin van artikel 38 lid 1 van de Gdw is gerezen. Daarbij speelt een rol dat er reeds eerder, namelijk in december 2020, een bewaringstekort bij de gerechtsdeurwaarder is geweest. Dit tekort heeft tot 3 februari 2021 geduurd. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens verzuimd om het huidige tekort, dat is ontstaan vanaf juni 2021, zelf terstond te melden bij het BFT. Nadat het BFT op de hoogte raakte van het bewaringstekort, is de gerechtsdeurwaarder meermaals om gegevens en informatie verzocht en is hem een termijn gegeven om het tekort aan te zuiveren. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tijdig dan wel op het laatste moment op de verzoeken van het BFT gereageerd. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder het tekort per eind juni 2021 niet terstond, en ook niet binnen de door het BFT gestelde termijn, aangezuiverd. Hoewel het tekort op de derdenrekening van de gerechtsdeurwaarder inmiddels is aangezuiverd en niet valt uit te sluiten dat de zaken van de gerechtsdeurwaarder vanaf nu beter zullen gaan, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen, juist nu het tweede tekort in korte tijd betrof, anders te handelen. Daarbij komt dat de door de gerechtsdeurwaarder ter zitting gestelde nieuwe financiering van € 126.000,- niet met stukken is onderbouwd, terwijl de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft erkend dat nieuwe financiering nodig is gegeven de huidige, beperkte buffer. De kamer acht voorgaande voldoende om tot toewijzing van het schorsingsverzoek over te gaan. Gezien de ter zitting toegelichte persoonlijke omstandigheden van de gerechtsdeurwaarder, de omvang van het tekort en de door de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegelichte toekomstige verwachte financiering zal de kamer een korte schorsing opleggen. De kamer is ervan overtuigd dat de gerechtsdeurwaarder voldoende doordrongen is van de ernst van de gerezen situatie en het feit dat indien de gerechtsdeurwaarder er niet in slaagt een financieel stabiele situatie te handhaven, de kamer bij een nieuw verzoek de huidige schorsing in negatieve zin zal betrekken. De kamer acht een schorsing voor een periode van een maand in dit geval passend.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           schorst de gerechtsdeurwaarder met ingang van heden voor een periode van een maand.


Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. M.L.S. Kalff en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.