ECLI:NL:TGDKG:2021:53 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687291 DW RK 20/376 Mvd/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:53
Datum uitspraak: 26-07-2021
Datum publicatie: 28-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/687291 DW RK 20/376 Mvd/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: berisping met kostenveroordeling. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mailberichten met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde opdracht binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder pas na het rappel van klagers van 18 april 2020 op 20 april 2020 aan klagers heeft medegedeeld dat hun verzoek van 31 maart 2020 om opschorting van de betalingsregeling, ter beantwoording is doorgestuurd naar de opdrachtgever. Nu beantwoording van de e-mail van 31 maart 2020 binnen een redelijke termijn is uitgebleven (en de reactie die wel volgde de beslaglegging van 13 juli 2020 betrof) is de klacht terecht voorgesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/687291 DW RK 20/376 Mvd/SM ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ],

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: B. Boswijk.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 20 juli 2020, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 september 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2021 alwaar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 26 juli 2021.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een ten laste van klagers gewezen vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 28 oktober 2008.

-          Bij brief van 5 april 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de met klagers overeengekomen betalingsregeling bevestigd.

-          Bij e-mail van 29 februari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers herinnerd aan de betalingsregeling.

-          Bij e-mail van 31 maart 2020 hebben klagers verzocht om opschorting van de lopende betalingsregeling voor een periode van drie maanden.

-          Bij e-mail van 18 april 2020 hebben klagers over hun e-mail van 31 maart 2020 gerappelleerd.

-          Bij e-mail van 18 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de ontvangst van de e-mail van klagers van diezelfde datum bevestigd. Bij e-mail van 20 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers medegedeeld dat de e-mail is doorgestuurd naar de opdrachtgever.

-          Op 13 juli 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder Randstad Uitzendbureau B.V. ten laste van klager sub 1.

-          Bij exploot van 15 juli 2020 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager sub 1 betekend.

2. De klacht

Klagers beklagen zich er – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder pas na een rappel heeft gereageerd op hun verzoek om opschorting van de betalingsregeling en vervolgens, voordat er een antwoord is gegeven op hun verzoek, beslag heeft gelegd op het inkomen van klager sub 1.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mailberichten met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde opdracht binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder pas na het rappel van klagers van 18 april 2020 op 20 april 2020 aan klagers heeft medegedeeld dat hun verzoek van 31 maart 2020 om opschorting van de betalingsregeling, ter beantwoording is doorgestuurd naar de opdrachtgever. Nu beantwoording van de e-mail van 31 maart 2020 binnen een redelijke termijn is uitgebleven (en de reactie die wel volgde de beslaglegging van 13 juli 2020 betrof) is de klacht terecht voorgesteld.

4.3 De kamer stelt voorop dat een betalingsregeling een gunst is van de opdrachtgever en een regeling die onder voorwaarden kan worden getroffen. Het is geen recht voor de schuldenaar. Omdat klagers de betalingsregeling niet zijn nagekomen, is de regeling komen te vervallen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door vervolgens beslag op het inkomen van klager sub 1 te leggen.

4.4 Hoewel met de beslaglegging geen formele grenzen zijn overschreden, merkt de kamer op dat de gerechtsdeurwaarder in aanloop naar de beslaglegging toch onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van klagers. Daartoe overweegt de kamer als volgt.

4.5 In de bevestiging van de betalingsregeling van 5 april 2018 staat vermeld dat de regeling wordt aangegaan voor de duur van 6 maanden, waarna deze vervalt en zal worden bepaald of voortzetten van een regeling wenselijk is. Na betaling van de laatste afgesproken termijn dienen klagers zelf contact op te nemen met de gerechtsdeurwaarder om een nieuwe regeling te treffen. Tevens is vermeld dat bij gebreke van stipte betaling van een termijn de regeling vervalt en er zonder sommatie of ingebrekestelling maatregelen zullen worden genomen. Uit de door de gerechtsdeurwaarder bij het verweerschrift overgelegde producties, waaronder een bevestiging per e-mail dat met ingang van 25 januari 2020 weer maandelijks een bedrag van € 50,00 kan worden betaald, blijkt dat de betalingsregeling met instemming van de gerechtsdeurwaarder is voortgezet. Nu klagers bij e-mail van 31 maart 2020 de gerechtsdeurwaarder hebben geïnformeerd over een nieuwe financiële tegenslag (in verband met de coronapandemie) en om opschorting van de regeling voor de duur van drie maanden hebben gevraagd, had de gerechtsdeurwaarder van die gelegenheid gebruik kunnen maken klagers mede te delen dat van een regeling geen sprake meer was. Door klagers niet direct te informeren (of niet helder te communiceren), zijn klagers meer dan drie maanden in de waan gelaten dat een (tweede) opschorting van de regeling tot de mogelijkheid behoorde.  Eén bericht van het tegendeel, had klagers kunnen bewegen tot actie waarmee zij mogelijk een ingrijpende beslaglegging hadden kunnen afwenden. Daarnaast is niet van enige (belangen)afweging gebleken. Gelet op de uitzonderlijke situatie in die periode rondom het coronavirus, waarin ook de beroepsorganisatie een beroep deed op haar leden om coulance te betrachten en onnodige kosten te voorkomen, was deze afweging wel op zijn plaats geweest.

4.6 Op grond van het voorgaande verklaart de kamer de klacht gegrond. In dit geval acht de kamer oplegging van een berisping passend en geboden.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

5.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Richtlijn daarnaast veroordelen tot betaling van:

-       € 50,00 (forfaitair) aan proceskosten van klagers.

-       € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klagers betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hen dient te vergoeden.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klagers, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klagers betaalde griffierecht, zijnde € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.