ECLI:NL:TGDKG:2021:52 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693569 / DW RK 20/587 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:52
Datum uitspraak: 26-07-2021
Datum publicatie: 28-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/693569 / DW RK 20/587 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder executiemaatregelen heeft getroffen terwijl van een rechtsgeldige titel geen sprake was. Bovendien was klaagster op huwelijkse voorwaarden getrouwd en maakte zij onderdeel uit van het arrest dat tegen haar echtgenoot is gericht. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 17 november 2020 met zaaknummer C/13/686506 DW RK 20/337 MK/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/693569 / DW RK 20/587 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 juli 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 september 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 17 november 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 17 november 2020. Bij brief, ingekomen op 26 november 2020, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2021 alwaar de echtgenoot/gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 26 juli 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

        Bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 5 september 2017 is de echtgenoot van klaagster ([   ]) veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het arrest medewerking te verlenen aan het passeren van de notariële akte tot verdeling en levering van het perceel [   ] te [   ] alsmede tot het betalen van een geldbedrag.

        Op 15 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op een automobiel van het merk [   ], type [   ].

        Bij vonnis van 20 mei 2020 van de voorzieningenrechter te Utrecht (in het kader van een executiegeschil) zijn de vorderingen van de echtgenoot van klaagster afgewezen en is hij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.

        Bij exploot van 3 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de openbare verkoop van de in beslag genomen auto aangezegd tegen 31 juli 2020. 

        Op 10 juli 2020 is de gehele vordering voldaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     (voor de tweede keer) een aanplakbiljet op haar voordeur heeft geplakt, zonder rechtsgeldige titel;

b)     haar bedrijfsbus wil verkopen terwijl ze op huwelijkse voorwaarden is getrouwd;

c)     executiemaatregelen blijft treffen, ondanks dat er een bodemprocedure loopt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het arrest van 5 september 2017, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, te executeren. Verder heeft de voorzieningenrechter in het vonnis van 20 mei 2020 overwogen dat er geen aanleiding is om [   ] (opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder) te beletten om verder te gaan met de executie. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder het huwelijksgoederenregister heeft geraadpleegd, waaruit bleek dat er geen huwelijkse voorwaarden geregistreerd stonden. Desgevraagd heeft klaagster ook geen bewijs hiertoe aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt. Een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit het vonnis van de voorzieningenrechter van 20 mei 2020 volgt dat de echtgenoot van klaagster nog diverse bedragen verschuldigd was. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld met de aanzegging van de verkoop van de betreffende auto ter incasso van wat nog verschuldigd was. Overigens blijkt uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder dat de gehele vordering op 10 juli 2020 is voldaan, waarop het executietraject is gestaakt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat:

a)     van een rechtsgeldige titel geen sprake was;

b)     klaagster op huwelijkse voorwaarden is getrouwd en zij geen onderdeel uitmaakt van het arrest die tegen haar echtgenoot is gericht;

c)     de executiemaatregelen onrechtmatig zijn (geweest) en niet tegen klaagster gericht mochten zijn.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat het huwelijksgoederenregister onverplicht is geraadpleegd en dat daaruit niet bleek dat er sprake was van huwelijkse voorwaarden. Klaagster betwist die raadpleging. Wat daarvan ook zij; ter zitting is in ieder geval gebleken dat de gerechtsdeurwaarder door of namens klaagster wel op het bestaan van huwelijkse voorwaarden is gewezen, maar dat deze niet aan de gerechtsdeurwaarder ter hand zijn gesteld. Het enkele bestaan van huwelijkse voorwaarden maakt het uit hoofde van de ministerieplicht leggen van beslag op de auto nog niet onrechtmatig. Huwelijkse voorwaarden kunnen immers verschillend van inhoud zijn.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een andere beoordeling van de klacht toekomt. De door klaagster overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.