ECLI:NL:TGDKG:2021:51 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/685914 / DW RK 20/318 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:51
Datum uitspraak: 26-07-2021
Datum publicatie: 28-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/685914 / DW RK 20/318 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders niet conform de wet hebben gehandeld en dat zij erop uit zijn om klager te benadelen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2 juni 2020 met zaaknummer C/13/669709 DW RK 19/ 383 LV/RH en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/685914 / DW RK 20/318 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

voorheen gerechtsdeurwaarder te [   ],

3. mr. [   ],

waarnemend gerechtsdeurwaarder te [   ],

4. [   ],

waarnemend gerechtsdeurwaarder,

5. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

6. [   ],

gedefungeerd gerechtsdeurwaarder,

en

7. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 juli 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op   13 september 2019, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. Bij beslissing van 2 juni 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 4 juni 2020. Bij brief, ingekomen op 18 juni 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2021 alwaar klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 26 juli 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

        op 24 januari 2017 heeft de kantonrechter klager veroordeeld tot betaling van een vordering van Loodgietersbedrijf [   ].;

        op 1 februari 2017 heeft een van de gerechtsdeurwaarders dit vonnis betekend aan klager;

        op 13 februari 2017 heeft een van de gerechtsdeurwaarders executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank en de ABN-AMRO bank op rekeningen van klager;

        het aangekondigde beslag op 2 augustus 2017 is opgeschort, omdat met klager een regeling werd getroffen waarbij € 2000,- ineens zou worden betaald en op 4 augustus 2017 het restant;

        betaling van het restant bleef uit en op 7 september 2017 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarders meegedeeld dat het restant van de vordering binnen vijf dagen diende te worden voldaan;

        op 15 november 2017 is beslag gelegd op roerende goederen;

        op 24 juni 2019 heeft een van de gerechtsdeurwaarders klager aangemaand het restant van de vordering te voldoen;

        op 5 juli 2019 heeft een van de gerechtsdeurwaarders aangekondigd tot verkoop van de inbeslaggenomen goederen over te gaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:

a)     de kamer voor gerechtsdeurwaarders handelt niet conform de wet;

b)     klager heeft op 26 juni 2019 een brief ontvangen dat er nog € 1377,49 voldaan moest worden. Dit terwijl er een jaar geen contact is geweest. Gerechtsdeurwaarder sub 1 staat weer op vrije voeten om met zijn bevoegdheid en de wetten te spelen;

c)     de beslaglegging op de roerende goederen had niet het doel de goederen te verkopen. Op 23 mei 2018 heeft klager een brief verzonden aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarders met het verzoek om de spullen op te komen halen aangezien de woning ontruimd moest worden omdat de huur was opgezegd. Op deze brief is niet gereageerd. Op 5 juli 2019 heeft een van de gerechtsdeurwaarders een e-mail verzonden waarin aangekondigd wordt dat de inbeslaggenomen goederen worden verkocht;

d)     de gerechtsdeurwaarders hebben geen reactie gegeven op de brief van 23 mei 2018. Klager is er daarom van uitgegaan dat de gerechtsdeurwaarders afstand hebben gedaan van de goederen. Ook klager heeft afstand gedaan van de goederen die van geringe waarde waren. De gerechtsdeurwaarders hebben zelf ook aangegeven dat de goederen van geringe waarde waren;

e)     de handelingen van de gerechtsdeurwaarders zijn zonder doel geweest. Zij dienden alleen om klager en zijn partner zwart te maken en voor zover mogelijk de verkoop van de woning te benadelen. De gerechtsdeurwaarders zijn de spullen niet komen halen, maar hebben het beslag ook niet opgeheven;

f)      de gerechtsdeurwaarders hebben door beslaglegging de goederen onnodig buiten klagers eigendom gehaald. De goederen zijn niet verkocht, maar klager is wel financieel benadeeld doordat hij de goederen niet kon meenemen, gebruiken of verkopen;

g)     de gerechtsdeurwaarders zullen conspireren om klager of zijn partner te benadelen met valse aangifte van diefstal. De officier van justitie is inmiddels op de hoogte gesteld van deze eventuele valse aangifte;

h)     klager vermoedt dat de gerechtsdeurwaarders geen opdracht hadden om beslag te leggen. Tevens hebben de gerechtsdeurwaarders de ontvangen gelden niet of niet volledig afgedragen aan de opdrachtgever;

i)      gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft zich tijdens de procedure voorgedaan als advocaat en advocaat salaris geclaimd en ontvangen, dit terwijl hij gerechtsdeurwaarder en een medewerker van het kantoor Wisseborn was. Om zijn vervalsing te verbergen heeft hij de kantonrechter verzocht om geen comparitie te gelasten en dit is toegekend.

j)      de gerechtsdeurwaarders hebben inbreuk gemaakt op klagers privacy door het e-mailadres [   ] te gebruiken voor privé e-mails aan klager, terwijl dit e-mailadres van de afdeling juridische zaken van [   ] is. Er werd op 5 juli 2019 een e-mail naar dit adres verzonden, terwijl de gerechtsdeurwaarders zijn gewaarschuwd op 16 mei 2018;

k)     de gerechtsdeurwaarders hebben klagers partner bij de zaak betrokken. Klagers partner is een derde partij in de zaak. Gerechtsdeurwaarder sub 1 miskent de wet en betrekt iedereen erbij. Omdat klagers partner hem aansprakelijk heeft gesteld heeft hij rancune tegen haar;

l)      de beslaglegging is destijds gedaan door gerechtsdeurwaarder sub 2, in opdracht van gerechtsdeurwaarder sub 1. Gerechtsdeurwaarder sub 1 is verantwoordelijk voor zijn medewerkers. Aangezien de brieven en e-mails niet door een specifieke gerechtsdeurwaarder zijn geschreven zijn alle gerechtsdeurwaarders van het kantoor aansprakelijk en dienen zij te worden aangeklaagd. De wet staat niet toe om op agressieve en illegale manieren onterecht geld te verdienen en overlast te zorgen voor het publiek. Daarom dient een maatregel te worden opgelegd;

m)   klager verzoekt het verweerschrift onverwijld te ontvangen en in de gelegenheid te worden gesteld om reactie op het verweer te geven. Tevens verzoekt klager gehoord te worden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de stukken kan worden afgeleid dat gerechtsdeurwaarder sub 1, 2 en 3 verantwoordelijk zijn voor de handelingen waarover wordt geklaagd. Dit betekent dat de klacht gericht tegen alle andere (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders sub 4, 5, 6 en 7 kennelijk ongegrond verklaard wordt, nu niet is aangetoond noch is gebleken dat deze gerechtsdeurwaarders enige bemoeienis hebben gehad met de onderhavige kwestie.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt overwogen dat de handelwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders niet ter beoordeling staat in de onderhavige procedure. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders. Daar valt de kamer voor gerechtsdeurwaarders niet onder. Dit onderdeel van de klacht is dan ook kennelijk niet ontvankelijk.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat een gerechtsdeurwaarder niets in de weg staat om ook na een jaar klager te berichten dat de vordering niet is voldaan. Klager mocht er niet vanuit gaan dat de vordering niet meer bestond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdelen c. d. e. en f. wordt overwogen dat het niet juist is dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op de brief van 23 mei 2018. Een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft uitgelegd dat het niet nodig was de zaken op te halen nu de eigendom niet gewijzigd is en het beslag blijft rusten op de zaken. Het feit dat klager moest verhuizen, wil niet zeggen dat hij daarom de inbeslaggenomen goederen mocht weggooien. Aangezien het beslag op de goederen niet was opgeheven, bestond het beslag nog steeds. De aankondiging dat de goederen verkocht zouden worden wanneer klager de vordering niet voldeed is daarom gerechtvaardigd. Dat de goederen van geringe waarde waren maakt dat niet anders. Op grond van de wet is de gerechtsdeurwaarder niet verplicht de goederen in bewaring te nemen. Niet valt in te zien hoe het beslag op de goederen de verkoop van de woning heeft kunnen benadelen. Dat klager de goederen niet heeft kunnen verkopen, is juist. Onttrekking van de goederen aan het beslag is een strafbaar feit. Klager had door het voldoen van de vordering kunnen voorkomen dat het beslag in eerste instantie werd gelegd. Vervolgens had hij door de vordering te voldoen kunnen bewerkstellingen dat het beslag werd opgeheven.

4.6 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel g. dat geen oordeel gegeven kan worden over een eventueel in de toekomstige gebeurtenis. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk niet ontvankelijk.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h. wordt verwezen naar de beslissing in zaak met nummer C/13/640361 / DW RK 17/1219, waar onder 4.10 een overweging hieraan is gewijd. Klager kan niet tweemaal over hetzelfde klagen. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk niet ontvankelijk. Klager heeft niet aangetoond dat de door hem betaalde bedragen niet worden afgedragen aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, nadat de kosten van de gerechtsdeurwaarder zijn voldaan. 

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel i. wordt overwogen dat klager in de onderhavige tuchtzaak niet kan klagen over de gang van zaken in de gevoerde procedure. Klager heeft aangekondigd op grond van artikel 382 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) het vonnis te laten herroepen. Hij kan zijn grieven tegen het vonnis daar aanvoeren. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk niet ontvankelijk.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel j. overweegt de voorzitter als volgt. Klager heeft gesteld dat hij op 16 mei 2018 (bedoeld zal zijn 24 mei 2018) de gerechtsdeurwaarder heeft gewaarschuwd niet het e-mailadres van [   ] te gebruiken. Een dergelijk verzoek dient de gerechtsdeurwaarder in beginsel te honoreren en is het niet juist dat na dit verzoek de gerechtsdeurwaarder dit e-mailadres nog heeft gebruikt. Klager is echter niet in zijn belang geschaad nu hij bij de door hem overgelegde bijlagen een e-mail heeft gevoegd in onderhavig dossier van het e-mail adres van [   ], waarin ook cc het desbetreffende e-mailadres is gevoegd. Daarnaast wordt opgemerkt dat klager briefpapier van [   ] gebruikt in correspondentie met beklaagden. Tevens is de klacht ingediend met gebruik van het e-mailadres van [   ]. Dat klagers privacy geschaad is, is dan ook niet gebleken.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel k. overweegt de voorzitter dat klagers partner bij de zaak is betrokken omdat beslag op roerende zaken is gelegd in de woning waar klager en zijn partner stonden ingeschreven. Klagers partner heeft ook eerder geklaagd over de gang van zaken aldaar. Klagers partner heeft gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 in rechte betrokken. Niet volgehouden kan worden dat de partner van klager naar willekeur door de gerechtsdeurwaarder bij de zaak is betrokken.

4.11 Onder 4.2 is overwogen tegen welke gerechtsdeurwaarders de klacht wordt geacht te zijn gericht. Klachten kunnen niet worden ingediend tegen medewerkers van een kantoor. De gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid de werkzaamheden zijn verricht is daarvoor aansprakelijk. Dit betekent niet dat alle gerechtsdeurwaarders van het kantoor [   ] aansprakelijk zijn. Niet is aangetoond of gebleken dat de gerechtsdeurwaarders op agressieve en illegale wijze hebben getracht geld te verdienen.

4.12 Ten aanzien van het verzoek van klager geformuleerd onder m. wordt als volgt overwogen. Op grond van de wet, nader uitgewerkt in het reglement werkwijze kamer voor gerechtsdeurwaarders is het niet toegestaan te reageren op het verweerschrift. Daarnaast wordt klager niet gehoord wanneer de klacht kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond wordt verklaard. Aan het verzoek van klager kan daarom geen gehoor worden gegeven.

4.13 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat:

a)     er sprake is van onregelmatigheden in de procedure. De kamer heeft de tuchtrechtelijke zaak oneerlijk, partijdig en onrechtmatig behandeld;

b)     de kamer het verweerschrift heeft achtergehouden, zodat de klacht zonder bezwaar op verweerschrift kennelijk ongegrond kon worden verklaard;

c)     de kamer haar monopolie misbruikt om de leden deurwaarders oneerlijk te ondersteunen;

d)     er sprake is van belangenverstrengeling nu beklaagde ook raadsheer is in de kamer en het niet is uit te sluiten dat hij zelf de beslissingen schrijft;

e)     de gang van zaken in de wrakingsprocedure vreemd is, aangezien de zaak tegen niemand werd behandeld. De wraking was illegaal en daarom was de voorzitter niet bevoegd om uitspraak te doen in de oorspronkelijke zaak;

f)      de kamer selectieve feiten heeft opgenomen (in de beslissing), maar andere feiten heeft achtergehouden;

g)     (de kamer) ten onrechte de beslissing heeft genomen dat niet alle zeven door klager genoemde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk zijn voor de handelingen waarover wordt geklaagd;

h)     de gerechtsdeurwaarders misbruik van beslagrecht hebben gemaakt;

i)      iedere conspiratie met strenge maatregelen zal worden bestreden;

j)      beklaagden een onware verklaring hebben afgelegd toen zij hebben aangegeven dat zij expliciet de opdracht hadden om beslag te leggen;

k)     hij voornemens is de zaak ex. art. 382 Rv naar de rechtbank te brengen;

l)      beklaagden de privacy van klager zijn blijven schenden;

m)   klager niet de gebruiker was van de woning, maar slechts van een kamer;

n)     ten minste de genoemde gerechtsdeurwaarders dienen te worden aangeklaagd, ook voormalige en gedefungeerde deurwaarders die betrokken zijn in de zaak.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van de verzetsgronden onder a, b, c, f en g. benadrukt de kamer dat deze zien op bezwaren die betrekking hebben op de handelwijze van de kamer en daarvan heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat de handelwijze van de kamer niet ter beoordeling staat in een tuchtprocedure. Hetzelfde geldt voor de onder e. in verzet aangevoerde handelwijze van wrakingskamer.

7.2 Ten aanzien van de verzetsgrond onder d. overweegt de kamer dat klager niet kan worden ontvangen in klachten die hij voor het eerst aanvoert in verzet. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder d.

7.3 Voorts overweegt de kamer (voor het overige) dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klager overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klager niet-ontvankelijk in de verzetsgrond onder d,

-       verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.