ECLI:NL:TGDKG:2021:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/686275 / DW RK 20/323 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:50
Datum uitspraak: 26-07-2021
Datum publicatie: 28-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/686275 / DW RK 20/323 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich erover dat het exploot geen briefhoofd en daarom niet echt of officieel herkenbaar is. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 23 juni 2020 met zaaknummer C/13/681551 DW RK 20/122 LV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/686275 / DW RK 20/323 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlage, ingekomen op 24 maart 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 mei 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 23 juni 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 23 juni 2020. Bij brief, ingekomen op 30 juni 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen De uitspraak is bepaald op 26 juli 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

        Bij exploot van 20 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een exploot bij haar in de brievenbus heeft gedaan, in welk exploot zij zich niet herkent.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat de gerechtsdeurwaarder het exploot van 20 maart 2020 aan klaagster heeft betekend ter stuiting van de verjaring van de vermeende vordering van [   ] op klaagster. Omdat na aanbellen niemand werd aangetroffen, heeft de gerechtsdeurwaarder het exploot betekend op de in artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft met het betekenen van het exploot enkel uitvoering gegeven aan zijn ministerieplicht en is niet verplicht om voorafgaand het betekenen van een dergelijk exploot te beoordelen of de vordering waarvoor wordt gesommeerd correct is. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder niet correct heeft gehandeld. Feit is dat de gerechtsdeurwaarder een exploot heeft gestuurd waarbij hij, binnen twee dagen, betaling van een hoge som eist. Het exploot staat op eenvoudig papier zonder briefhoofd. Een stempel alleen is ontoereikend. Voor klaagster is het niet echt of officieel herkenbaar. Bovendien kwam het exploot zonder bewijs waaruit blijkt dat klaagster geld verschuldigd is. Zonder dit bewijs is het voor klaagster niet echt of officieel.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.