ECLI:NL:TGDKG:2021:48 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/684845 DW RK 20/266 LB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:48
Datum uitspraak: 02-07-2021
Datum publicatie: 28-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/684845 DW RK 20/266 LB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Maatregel: berisping met proceskostenveroordeling. Van de gerechtsdeurwaarder wordt verlangt dat hij binnen een redelijk termijn reageert op correspondentie van klager. Een reactie kan langer op zich laten wachten indien de gerechtsdeurwaarder op zijn beurt weer afhankelijk is van informatie van zijn opdrachtgever. Dat was hier niet het geval. De gerechtsdeurwaarder had eerder kunnen reageren op klager zonder input van zijn opdrachtgever, omdat de vragen zagen op handelingen die binnen de invloedsfeer vallen van de gerechtsdeurwaarder. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/684845 DW RK 20/266 LB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. M. Getkate.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail van 2 juni 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 mei 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en klager zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 juli 2021.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

        bij brief, gedateerd op 8 mei 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd om binnen acht dagen na 8 mei 2020 de hoofdsom, vertragingsrente, incassokosten en informatiekosten te betalen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klager ondanks herinneringen van cliënte nalatig is gebleven met betaling (…).

        op 18 mei 2020 heeft klager telefonisch contact gehad met (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder over de brief van 8 mei 2020. Klager heeft per deze datum de hoofdsom voldaan.

        bij brief, gedateerd op 18 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat klager nog niet heeft betaald of gereageerd (op de brief van 8 mei 2020) en dat klager de vordering moet voldoen. Dit keer zijn geen informatiekosten in rekening gebracht.

        bij e-mail van 23 mei 2020 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de late ontvangst van brieven, rente die doorloopt terwijl een termijn van 8 dagen wordt gegeven, informatiekosten die wel en dan weer niet worden gevorderd en betwist klager herinneringen te hebben ontvangen. Klager geeft ook aan dat hij nog geen reactie heeft ontvangen op zijn vraag over hoe de incassokosten zijn opgebouwd.

        bij e-mail van 25 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een ontvangstbevestiging gestuurd en aangegeven dat hij het verweer van klager aan zijn cliënt heeft voorgelegd.

        bij e-mail van 25 mei 2020 heeft klager zich onder meer beklaagd over de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder het verweer nu pas aan zijn cliënt voorlegt. Klager haalt opnieuw de brief van 18 mei aan waarin staat dat klager niet heeft gereageerd, de onduidelijkheid over de informatiekosten en de late ontvangst van de brieven van de gerechtsdeurwaarder.

        bij e-mail van 5 juni 2020 ontvangt klager een ontvangstbevestiging en de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder nog steeds in afwachting is van een reactie van zijn cliënt.

        bij e-mail van 5 juni 2020 geeft klager aan dat een reactie erg lang op zich laat wachten. Voorts haalt de klager opnieuw de opmerking van de gerechtsdeurwaarder aan dat hij niet zou hebben gereageerd op de brief van 8 mei 2020 en betwist klager andermaal herinneringen te hebben ontvangen.

        bij brief van 9 juni 2020 (na indiening van de klacht) geeft de gerechtsdeurwaarder een inhoudelijke reactie op de late verzending, de informatiekosten (die niet gevorderd hadden mogen worden) en de rente die doorloopt na betaling van de hoofdsom. Daarnaast zal er een correctie plaatsvinden op de rente.

        bij e-mail van 11 juni 2020 heeft klager opgemerkt dat de (informatie)kosten en de teveel in rekening gebrachte rente in zijn online dossier nog steeds niet zijn aangepast.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:

a)     de brief van 8 mei 2020, waarin klager is gesommeerd binnen 8 dagen te betalen, is pas op 15 mei 2020 door klager ontvangen. Bij de eerste gelegenheid, op 18 mei 2020, heeft klager gebeld met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en aangegeven dat hij geen herinneringen van een openstaande vordering heeft ontvangen. Klager is toegezegd dat er navraag zou worden gedaan bij de opdrachtgever. Tot op de dag van de klacht heeft klager geen antwoord gekregen. Klager vermoedt dat de brief bewust is vastgehouden zodat het betalingstermijn zou verstrijken;

b)     in de brief van 18 mei 2020 staat dat klager niet heeft gereageerd. De vordering is aangepast in die brief en de informatiekosten worden niet meer in rekening gebracht. Wel staan in het online dossier de kosten er weer bij;

c)     klager heeft geen antwoord gekregen op zijn vragen en ook heeft klager geen herinneringen gezien, maar de rente over de kosten lopen wel door terwijl klager de vordering al had betaald.  

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4.  De beoordeling van de klacht

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard wat de (mogelijke) oorzaken zijn (geweest) dat klager de brief van 8 mei 2020 laat heeft ontvangen. Als de gerechtsdeurwaarder weet hoe verzending van brieven op vrijdagen verloopt, komt het de kamer onachtzaam voor dat de gerechtsdeurwaarder zijn betalingstermijnen daar niet op aanpast. Desondanks kan daarmee niet gezegd worden dat de gerechtsdeurwaarder dit bewust gedaan heeft met het oogmerk de termijn te laten verlopen, noch dat klager niet in de gelegenheid is geweest om binnen de gestelde termijn daarop te reageren.  Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de informatiekosten terecht zijn gemaakt, nu dit kosten betreffen van raadpleging van het Handelsregister. Wel is sprake geweest van een foute boeking waardoor de informatiekosten apart zijn opgenomen in de brief van 8 mei 2020, terwijl deze kosten reeds in de buitengerechtelijk incassokosten zijn ingesloten. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft er snel een correctie op dit punt plaatsgevonden, alleen het online systeem liep achter op de (feitelijke) beslissing om te corrigeren.

4.4 Naar idee van de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder is het een medewerker die op enig moment zelf achter de vergissing is gekomen en (direct) op eigen initiatief de correctie heeft toegepast. Dit heeft zij vervolgens per brief van 18 mei 2020 aan klager kenbaar gemaakt. Nu vast staat dat klager op 18 mei 2020 (telefonisch) contact heeft gehad met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, is het echter aannemelijker dat de correctie heeft plaatsgevonden op aangeven van klager. Hoewel het verweerschrift leest alsof klager de brief op 18 mei 2020 heeft ontvangen en op “deze dag” contact heeft opgenomen met het kantoor, is het onwaarschijnlijk dat klager een brief die gedateerd is op 18 mei 2020 dezelfde dag heeft ontvangen. Als wordt uitgegaan van deze onwaarschijnlijkheid dan is de opmerking in de brief van de gerechtsdeurwaarder van 18 mei 2020 dat klager niet heeft gereageerd onjuist.

4.5 Eveneens onwaarschijnlijk is dat de correctie die op 18 mei 2020 plaatsvond – maar volgens de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder zelfs eerder – in het online dossier niet terstond kon worden aangepast. Klager heeft er bij e-mail van 11 juni 2020 nog melding van moeten maken bij de gerechtsdeurwaarder.

4.6 Het voorgaande legt vooral slordigheden bloot van de administratie van de gerechtsdeurwaarder die aandacht behoeven. Klager is echter niet benadeeld door de omstandigheid dat het digitale systeem achterliep op de werkelijkheid. De klacht is om die reden dan ook ongegrond.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. De vragen die klager had over het laat ontvangen van zijn brieven, de informatiekosten, de verschenen rente en het niet hebben ontvangen van herinneringen zijn onbeantwoord gebleven tot nadat de klacht is ingediend bij de kamer. Antwoord op de vraag waarom de gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat klager niet zou hebben gereageerd is in zijn geheel achterwege gebleven.

4.8 De gerechtsdeurwaarder heeft inhoudelijke antwoorden op de vragen van klager afgehouden onder het mom dat het verweer van klager aan zijn cliënt was of zou worden voorgelegd. Maar gelet op de inhoud van de brief van 9 juni 2020 merkt de kamer op dat de gerechtsdeurwaarder de vragen van klager (al veel eerder) onafhankelijk van zijn opdrachtgever had kunnen beantwoorden. Dat blijkt des te meer nu de gerechtsdeurwaarder in dezelfde brief stelt (nog) in afwachting te zijn van een reactie van de opdrachtgever. Daarnaast had eerder beantwoorden van de vragen van klager – met name die vragen over het doorlopen van de rente – ertoe kunnen leiden dat de rente niet verder zou oplopen. Klager had immers op 18 mei 2020 de hoofdsom al betaald.

4.9 Ervan uitgaande dat de gerechtsdeurwaarder inmiddels over de herinneringsbrieven beschikt én klager hier steeds om verzocht heeft én de gerechtsdeurwaarder steeds heeft aangegeven deze aan klager te verschaffen, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om deze herinneringsbrieven op enig moment, desnoods ter terechtzitting, te overleggen. Dit is tot op heden niet gebeurt. Het argument van de gerechtsdeurwaarder, ter terechtzitting, dat de opdrachtgever automatische herinneringen stuurt en dat er vanuit wordt gegaan dat dat nu ook het geval is geweest, is op zijn best speculatief. Dát terwijl in de brief van 8 mei 2020 onomwonden gesteld wordt dat klager “ondanks herinneringen van cliënte” nalatig is gebleven met betaling (…). Ook hier ligt – wat de kamer betreft – het op de weg van de gerechtsdeurwaarder om zich ervan te vergewissen dat de herinneringen inderdaad zijn verstuurd, nu dit zijn invloed kan hebben op buitengerechtelijke incassokosten. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.10 Conclusie van het voorgaande is dat de klacht terecht is voorgesteld. Hoewel klachtonderdelen a en b op zichzelf staand ongegrond worden verklaard, acht de kamer het passend dat in onderlinge samenhang met klachtonderdeel c. de gerechtsdeurwaarder een maatregel zoals hierna te melden wordt opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

5.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Richtlijn daarnaast veroordelen tot betaling van:

-       € 50,00 (forfaitair) aan kosten van klager;

-       € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, begroot op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klager betaalde griffierecht, zijnde € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.