Print
Download PDFECLI:NL:TGDKG:2021:4 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675130 / DW RK 19/599
| ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2021:4 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 12-01-2021 |
| Datum publicatie: | 22-01-2021 |
| Zaaknummer(s): | C/13/675130 / DW RK 19/599 |
| Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
| Beslissingen: | |
| Inhoudsindicatie: | Klaagster beklaagt zich er over dat het beslag op haar woning niet wordt opgeheven, de kosten zijn opgelopen en zij geen proces-verbaal van het gelegde beslag op haar woning heeft gekregen. Klacht ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 12 januari 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/675130 / DW RK 19/599 LV/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 november 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 december 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn verweer aangevuld bij
e-mail van 24 november 2020. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 december 2020 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 januari 2021.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij (verstek)vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 20 oktober 2016 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
- Bij exploot van 27 oktober 2016 is het vonnis van 20 oktober 2016 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Op 21 april 2017 is beslag gelegd op het onverdeeld aandeel van klaagster in de woning aan de [ ] te [ ].
- Bij exploot van 12 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.
- De gemachtigde van klaagster is bij beschikking van 25 juli 2019 tot bewindvoerder van klaagster benoemd.
- Bij e-mail van 8 augustus 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster desgevraagd het saldo van de openstaande vordering medegedeeld.
- Bij e-mail van 5 november 2019 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen, teneinde verder te kunnen gaan met het schuldhulpverleningstraject.
3. De klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:
a: de gerechtsdeurwaarder niet wil meewerken aan het opheffen van het beslag op de oude echtelijke woning, met als gevolg dat zij niet verder kan met het schuldhulpverleningstraject;
b: er twee keer beslag op haar bankrekening is gelegd en tevens beslag op haar woning voor een vordering van € 198,- welke vordering inmiddels is opgelopen naar een bedrag van € 1.644,75;
c: zij geen betekening van het beslag op de woning heeft ontvangen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de kamer voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Uit het verweerschrift kan worden opgemaakt dat klaagster noch haar gemachtigde enige inspanning hebben geleverd om aan de inhoud van het vonnis te voldoen. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat klaagster op grond van artikel 3:276 Burgerlijk Wetboek met haar hele vermogen in staat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster, dus ook op haar bankrekening. Dat de kosten zijn opgelopen, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Het had op de weg van klaagster gelegen om aan haar verplichtingen te voldoen.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat het proces-verbaal van het gelegde beslag op het onverdeeld aandeel van klaagster in de betreffende woning op 12 mei 2017 aan klaagster is betekend en op 23 mei 2017 is ingeschreven in de openbare registers. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.
5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.