ECLI:NL:TGDKG:2021:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/686513 / DW RK 20/340

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:38
Datum uitspraak: 19-07-2021
Datum publicatie: 27-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/686513 / DW RK 20/340
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet valt in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder de incassokosten niet mocht doorberekenen aan klaagster. Dat de opdrachtgever een dochtervennootschap van klaagster is en sprake zou zijn van een overdracht van aandelen maakt het niet anders. Klacht ongegrond. *****UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 26 april 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1266. Het hof:- vernietigt de bestreden beslissing;en, opnieuw beslissende:- verklaart klachtonderdeel 3 deels niet-ontvankelijk en deels gegrond;- verklaart klachtonderdeel 1 deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond;- verklaart de klachtonderdelen 2 en 4 ongegrond;- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;- (...). *****

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/686513 / DW RK 20/340 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

vertegenwoordigd door [ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 6 juli 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

13 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mails, ingekomen op 20 oktober 2020. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 18 november 2020 gereageerd. Klaagster heeft haar klacht vervolgens nog aangevuld bij e-mail van 25 mei 2021. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juni 2021 alwaar [ ] namens klaagster, de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder met zijn gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 juli 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft zich in opdracht [ ]van (hierna: [ ]) bezig gehouden met het innen van een vordering op [ ] (hierna: [ ]).

-           De gerechtsdeurwaarder heeft na verlof conservatoir beslag gelegd.

-           Tussen partijen is een schikking getroffen waardoor een procedure geen doorgang heeft gevonden.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a. de gerechtsdeurwaarder ten onrechte incassokosten in rekening heeft gebracht voor het bedrag dat [ ] heeft betaald voor de overname van aandelen van de Roemeense bestuurder;

b. de gerechtsdeurwaarder klaagster meerdere malen heeft misleid met als gevolg dat de incassokosten vele malen hoger zijn dan wanneer de gerechtsdeurwaarder klaagster de informatie had gegeven waar klaagster om heeft gevraagd;

c. de beslagen bij het tekenen van de vaststellingsovereenkomst opgeheven zouden moeten worden, maar dat de gerechtsdeurwaarder hier pas aan wilde meewerken als zijn factuur van de incassokosten over het settlementbedrag betaald werd.  

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat de bevoegde bestuurder van [ ] de gerechtsdeurwaarder heeft ingeschakeld om een vordering te innen bij [ ], welke vordering door [ ] is bevestigd. De gerechtsdeurwaarder heeft conservatoire maatregelen tegen [ ] ondernomen en is een procedure opgestart. Niet valt in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder de incassokosten niet mocht doorberekenen aan [ ]. Dat [ ] een dochtervennootschap van [ ] is en sprake zou zijn van een overdracht van aandelen maakt het niet anders. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder klaagster heeft misleid. Voor zover klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder klaagster op de hoogte had moeten brengen van de kosten in verband met de verkoop en overdracht van de aandelen van [ ], overweegt de kamer dat die kosten berusten op een afspraak tussen de gerechtsdeurwaarder en de bestuurder van [ ] als zijn opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder is niet gehouden om hier verantwoording over af te leggen tegenover klaagster als debiteur. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c stelt de kamer vast dat tussen [ ] en [ ] een schikking is overeengekomen. Een vaststellingsovereenkomst is in deze klachtprocedure niet ter hand gesteld. Uit de overgelegde producties en de verklaring van de gerechtsdeurwaarder ter zitting is gebleken dat de onder klaagster gelegde beslagen meteen zijn opgeheven nadat het schikkingsbedrag is betaald en de gerechtsdeurwaarder tot opheffing is geïnstrueerd door zijn opdrachtgever en niet pas nadat de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte facturen waren betaald. De kamer ziet geen reden om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen, nu klaagster haar stelling niet met stukken heeft onderbouwd. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. I.M. Nusselder en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.