ECLI:NL:TGDKG:2021:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/683814 / DW RK 20/213

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:31
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 12-05-2021
Zaaknummer(s): C/13/683814 / DW RK 20/213
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, te executeren. De gerechtsdeurwaarder hoefde na de inhoudelijke reactie van de gemachtigde van klager geen (nadere) termijn te bieden voor vrijwillige nakoming van het verschuldigde bedrag. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/683814 / DW RK 20/213 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 12 mei 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 juni 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 maart 2021 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 10 mei 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 10 april 2020 van de kantonrechter te Nijmegen is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij brief van 15 april 2020 is klager in de gelegenheid gesteld het verschuldigde bedrag uiterlijk op 22 april 2020 te voldoen.

-           Bij exploot van 23 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van

10 april 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 29 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager op haar verzoek een week uitstel tot betaling verleend om het dossier te bestuderen en daarbij opgemerkt dat geen nader uitstel zal worden verleend.

-           Op 6 mei 2020 (per e-mail om 23:00 uur) heeft de gemachtigde van klager het gerechtsdeurwaarderskantoor geïnformeerd dat klager het bedrag van de veroordeling ter zekerheidstelling op een aparte bankrekening heeft gezet. Tevens is een bankverklaring inzake solvabiliteit overgelegd.

-           Op 7 mei 2020 (per e-mail 11:36 uur) heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager bericht dat conform vonnis betaald moet worden en dat zij zich vrij acht te doen wat haar gerade voorkomt.

-           Op 7 mei 2020 in de middag heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder [ ] ten laste van klager. Bij exploot van 8 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

-           Op 7 mei 2020 in de middag heeft de gerechtsdeurwaarder ook beslag gelegd op een aanhangwagen (paardentrailer) van klager. Bij exploot van 8 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend en de openbare verkoop van de aanhangwagen aangezegd tegen 24 juli 2020.  

-           Op 7 mei 2020 in de middag zijn tevens executoriale derdenbeslagen gelegd onder de ING Bank N.V. en de Coöperatieve Rabobank U.A. ten laste van klager. Bij exploot van 8 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder ook deze processen-verbaal van de gelegde bankbeslagen aan klager betekend.

-           Bij e-mail van 11 mei 2020 heeft klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van diezelfde datum gereageerd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: beslagen zijn gelegd, terwijl zekerheid was gesteld;

b: beslagen zijn gelegd tijdens de geboden termijn voor een inhoudelijke reactie;

c: geen termijn is geboden voor vrijwillige nakoming;

d: voor een hoger bedrag is geëxecuteerd dan het totale bedrag conform het vonnis van 10 april 2020;

e: onnodige kosten zijn gemaakt;

f: niet is overgegaan tot doorhaling van de beslagen na storting van het volledig verschuldigde bedrag op 11 mei 2020.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 10 april 2020, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, te executeren. De stelling van de gemachtigde van klager dat zij bij e-mail van 6 mei 2020 heeft bericht dat klager het bedrag van de veroordeling op een aparte bankrekening heeft gesteld ter zekerheidstelling in combinatie met de overgelegde solvabiliteitsverklaring van de Rabobank maakt voorgaande niet anders.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de gemachtigde van klager gesteld dat zij de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 29 april 2020 heeft verzocht om een termijn van een week om inhoudelijk op de zaak te reageren en heeft verzocht om tot die tijd geen verdere executiemaatregelen te treffen. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat akkoord is gegaan met het verzoek van de gemachtigde van klager om uitstel van een week, derhalve tot en met 6 mei 2020, maar dat de opdrachtgever wel aandringt op spoedige betaling en geen nader uitstel zal worden verleend. Naar aanleiding van de inhoudelijke e-mail van de gemachtigde van klager van 6 mei 2020, verzonden om 23:00 uur, heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 7 mei 2020 aangegeven dat de opdrachtgeefster bij haar standpunt blijft dat conform het vonnis van 10 april 2020 betaald dient te worden en dat het gerechtsdeurwaarderskantoor zich vrij acht om namens de opdrachtgeefster te doen wat hen geraden voorkomt. Vervolgens zijn later op de dag op 7 mei 2020, derhalve na het einde van de geboden termijn voor een inhoudelijke reactie, diverse beslagen ten laste van klager gelegd. Hiervan kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt, nu de gerechtsdeurwaarder had aangekondigd geen nader uitstel te verlenen en het e-mailbericht van 6 mei 2020 geen inhoudelijk verweer tegen de vordering betrof, noch een aanbod tot een (deel)betaling. Het verweer dat de gemachtigde van klager niet elk moment van de dag haar e-mails controleert maakt dit niet anders, waarbij de kamer opmerkt dat het de gemachtigde is geweest die één uur voor het verlopen van de termijn, buiten kantoortijd, heeft gereageerd en dus het risico nam dat die reactie onvoldoende zou zijn voor (de opdrachtgever van) de gerechtsdeurwaarder om executie verder uit te stellen. Dit klachtonderdeel stuit hierop af. 

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door klager geen (nadere) termijn te bieden voor vrijwillige nakoming van het verschuldigde bedrag, nu sprake is van een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Bovendien blijkt uit de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 29 april 2020 dat weliswaar een termijn van een week uitstel is verleend, maar dat nader uitstel tot betaling niet zal worden verleend. Nu de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager bij e-mail van 7 mei 2020 heeft geïnformeerd dat de opdrachtgever bij haar standpunt blijft en conform het vonnis betaald diende te worden, had de gemachtigde van klager kunnen en moeten weten dat geen nader uitstel tot betaling zou worden gegeven. De omstandigheid dat klager het te betalen bedrag op een aparte bankrekening heeft gezet, doet daar niet aan af. De gemachtigde van klager had moeten weten dat daarmee het te betalen geld niet uit de macht van klager is gebracht noch in de macht van de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties niet is gebleken dan wel met stukken is onderbouwd dat de gerechtsdeurwaarder voor een hoger bedrag heeft geëxecuteerd dan het totale bedrag conform het vonnis. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat uit de door gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat het gerechtsdeurwaarderskantoor het totaal verschuldigde bedrag op 12 mei 2020 van klager heeft ontvangen, waarop alle gelegde beslagen onmiddellijk zijn opgeheven. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. M.L.S. Kalff en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.