ECLI:NL:TGDKG:2021:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/680145 / DW RK 20/84 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:25
Datum uitspraak: 19-03-2021
Datum publicatie: 12-04-2021
Zaaknummer(s): C/13/680145 / DW RK 20/84 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Tegenover de (gemotiveerde) verklaring van klager dat het exploot niet aan hem betekend is (of kan zijn geweest) heeft de gerechtsdeurwaarder slechts ingebracht geen herinneringen te hebben aan de betekening. Deze omstandigheid brengt met zich mee dat de gerechtsdeurwaarder evenmin kan bevestigen dat het exploot (wel) correct aan klager is uitgebracht. Het verzet is gegrond. De beslissing van de voorzitter wordt vernietigd. Aan de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd en wordt zij in de kosten van de procedure veroordeeld. *****UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 21 december 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3944. Het hof:- vernietigt de bestreden beslissing;en, opnieuw beslissende:- verklaart de klacht ongegrond. *****

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 maart 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 februari 2020 met zaaknummer C/13/667851 DW RK 19/304 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/680145 / DW RK 20/84 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde mr. [   ],

tegen:

[   ],

toegevoegd- gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

mr. [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 13 juni 2019 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 17 juli 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift is bij brief van 17 juli 2019 aan klager toegezonden. Bij beslissing van 11 februari 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 februari 2020. Bij brief, ingekomen op 24 februari 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 februari 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 maart 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3 . Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoek van de stichting [   ] (hierna: [   ]) bij exploot van 20 maart 2019 een dagvaarding betekend aan klager.

b)    Omdat door de gerechtsdeurwaarder niemand thuis werd aangetroffen aan wie zij het afschrift kon laten, heeft zij het afschrift ex artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) achtergelaten aan het in het exploot vermelde adres: “[   ]” te [   ].

4. Klacht

4.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat door de gerechtsdeurwaarder een exploot is uitgebracht waarbij hetgeen in het exploot is gerelateerd volgens klager onjuist is en in strijd met hetgeen daadwerkelijk is geschied. In het exploot van dagvaarding staat vermeld dat op het adres [   ]te ([   ]) [   ], gemeente [   ], een afschrift van het exploot is achtergelaten omdat niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig exploot kon worden gelaten. Het betreft volgens klager een niet bestaand adres. Het in het exploot vermelde adres had volgens klager moeten zijn “[   ]”. Het adres is volgens klager verkregen blijkens een op 8 november 2018 genomen informatie uit het handelsregister. De informatie is dus vijf maanden oud. Vervolgens is daarvan kennelijk een nieuwe uitdraai vervaardigd met daarop de datum: 18 maart 2019, volgens klager met als doel te laten zien dat de adresrecherche tijdig is gedaan.

4.2 Op 20 maart 2019 was de echtgenote van klager de hele dag in de woning aanwezig. Van een bezoek van een gerechtsdeurwaarder is haar echter niets gebleken. De (tijdelijke) woning heeft geen brievenbus en de door de gerechtsdeurwaarder achtergelaten envelop is niet aangetroffen. Aan de buren is gevraagd of zij het desbetreffende exploot in ontvangst hadden genomen of aangetroffen. Dat bleek niet het geval te zijn. Hetgeen in het exploot is gerelateerd is volgens klager onjuist en in strijd met hetgeen daadwerkelijk is geschied.

4.3 Klager voert verder aan dat bij de ingang en vlak voor de receptie een grote kast staat, met daarin een aantal voor permanente gasten op naam gestelde en afsluitbare brievenbussen. Klager vermoedt dat de enveloppe door de gerechtsdeurwaarder in de voor iedereen, toegankelijke kast is gedeponeerd. De gerechtsdeurwaarder had het exploot in de visie van klager ook kunnen achterlaten bij de bemande receptie van het park, althans had daar nader kunnen informeren. De receptioniste heeft de raadsman van klager laten weten geen bezoek van de gerechtsdeurwaarder te hebben ontvangen. Voorts is door de receptioniste medegedeeld dat aangetekende brieven en stukken voor bewoners worden afgegeven bij de receptie. Zij kan het vorenstaande bevestigen.

4.4 In de dagvaarding wordt gesteld dat daaraan een aantal producties (16) is gehecht. In het exploot wordt daarover niets gezegd, zodat klager ook deze stukken niet heeft ontvangen, en daarvan dus geen kennis heeft kunnen nemen. Daarnaast voert klager aan dat wordt gedagvaard voor de Rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken, locatie Arnhem, zitting houdende aan het adres Walburgstraat 2 4 te Arnhem. Zittingen worden echter gehouden op het adres Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 (no. 2 t/ 4). Verder wijst klager op de laatste pagina van het onderhavige exploot van dagvaarding. Daarop staat weliswaar een handtekening geplaatst, doch niet is duidelijk van wie de handtekening daadwerkelijk is. Het lijkt wel alsof die handtekening in strijd met de wet reeds in Groningen door één van de werknemers ten kantore van [   ]. werd geplaatst, en daarna naar Zwolle is verzonden voor betekening. In ieder geval blijkt uit niets dat het exploot daadwerkelijk door de exploiterende gerechtsdeurwaarder is ondertekend.

4.5 Klager acht de wijze waarop het exploot is gelaten verbazingwekkend. De wijze waarop dit is gedaan was de meest zekere wijze om te bewerkstelligen dat het exploot klager nimmer zou bereiken. Het exploot had ook op het zaakadres van klager kunnen worden gelaten, alwaar hij ingevolge artikel 1:14 mede woonplaats heeft. Bovendien heeft klager in de voorafgaande correspondentie, bij brieven van zijn raadsman van 11 december 2018 en 11 januari 2019, nadrukkelijk kenbaar gemaakt ter zake woonplaats te kiezen bij het woonhuis en kantoor van zijn raadsman.

4.6 Klager is ervan overtuigd dat de gerechtsdeurwaarder, al of niet op instigatie van

gerechtsdeurwaarder [   ]te [   ], zeer bewust alles, maar dan ook alles in het werk heeft gesteld om te voorkomen dat het desbetreffende exploot klager zou bereiken, en de inhoud daarvan is dan ook thans publiek geheim geworden. De aan de orde zijnde prijzen bij overname van de door klager geëxploiteerde onderneming bedragen aanzienlijk minder dan voorheen. Bovendien merkt klager op dat hij door het handelen van de gerechtsdeurwaarder onredelijk is benadeeld. De gevorderde ontruiming werd door het oppoetsen van de “vermeende” huurachterstand op onjuiste gronden toegewezen, zodat het exploot van dagvaarding nietig is c.q. nietig verklaard moet worden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht dient als uitgangspunt dat een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot een authentieke akte is die op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. De civielrechtelijke bewijsregels zijn echter niet van toepassing in een tuchtprocedure. In een tuchtrechtelijke procedure worden andere eisen aan bewijslevering en bewijswaardering gesteld dan in een civiele procedure. De voorzitter dient te beoordelen of op grond van hetgeen door klager is aangevoerd voldoende aannemelijk is dat, zoals aan de klacht ten grondslag is gelegd, het exploot is betekend op een dusdanige manier dat daarmee de tuchtrechtelijk norm wordt overschreden.

4.3 De door klager daartoe aangedragen argumenten zullen hierna worden besproken. Dat de betekening van het exploot (volgens klager) heeft plaatsgevonden op oude uit het handelsregister verkregen informatie, wordt door de gerechtsdeurwaarder bestreden. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de uit het handelsregister verkregen informatie een productie betreft die aan de inleidende dagvaarding is toegevoegd. Deze informatie is niet gebruikt voor de betekening van de dagvaarding. Daarvoor is gebruik gemaakt van het adres waarop klager volgens de Basisregistratie Personen (BRP) stond ingeschreven. Op 18 maart 2019 is die informatie opgevraagd. De gerechtsdeurwaarder is bereid een uitdraai hiervan aan de kamer te doen toekomen.

4.4 De voorzitter overweegt dat er geen aanleiding is om aan dit verweer te twijfelen. Het is vaste rechtspraak dat een adresverificatie moet worden gedaan alvorens een dagvaarding wordt uitgebracht. Voor het rechtsverkeer is het van het grootste belang dat gerechtsdeurwaarders exploten uitbrengen aan het adres waar de persoon die wordt gedagvaard volgens het BRP woonachtig is. Dat maakt dat het zeer ernstig zou worden opgenomen, indien zou blijken dat een gerechtsdeurwaarder hierover niet de waarheid zou spreken.

4.5 De voorzitter kan klager ook niet volgen in het standpunt dat het adres waaraan de dagvaarding is betekend niet bestaat. Klager voert immers zelf aan dat [   ] te [   ] een adres betreft van een vakantiepark waar hij enige tijd in een bungalow heeft verbleven.

4.6 Uit het standpunt van klager dat zijn echtgenote op 20 maart 2019 de gehele dag in de bungalow aanwezig was, volgt niet zonder meer dat de gerechtsdeurwaarder op het moment van betekening niemand zou kunnen hebben aangetroffen. Dat er geen brievenbus in de bungalow aanwezig was, betekent niet dat het afschrift niet aan de woonplaats kan worden achtergelaten. De wet schrijft slechts voor dat als niemand wordt aangetroffen de envelop aan de woonplaats dient te worden achtergelaten. Op welke wijze dat kan worden gedaan is niet in de wet geregeld. Volgens jurisprudentie kan de gerechtsdeurwaarder de envelop voor de deur neer leggen, onder de deur door schuiven, op de deur plakken etc. Allemaal rechtsgeldige manieren om het afschrift achter te laten. Dat buren het exploot niet hebben aangetroffen of in ontvangst hebben genomen doet hieraan niet af. In het exploot staat immers vermeld dat het afschrift is gelaten aan het adres waar klager op dat moment woonplaats had.

4.7 Dit laatste is ook van toepassing op het zonder enige onderbouwing geuite vermoeden van klager dat de envelop met het afschrift is gelaten in de bij de ingang van het vakantiepark aanwezige kast met voor permanente gasten op naam gestelde en afsluitbare brievenbussen. Klager kan evenmin worden gevolgd in zijn standpunt dat de gerechtsdeurwaarder het exploot had kunnen doen bij de bemande receptie. Dat is immers niet de woonplaats van klager. Dat in het exploot niet is gerelateerd dat de dagvaarding voorzien was van producties doet voor de betekening niet ter zake. Op een eiser rust slechts de verplichting om stukken waarop in de dagvaarding een beroep wordt gedaan als productie in het geding te brengen zodra de zaak bij de rechtbank aanhangig wordt gemaakt.

4.8 Als er al een verkeerd adres van de rechtbank in het exploot van dagvaarding zou zijn vermeld, hetgeen geenszins vaststaat omdat het er naar uitziet dat dit een tikfout betreft, is het aan de rechter voor wie wordt geprocedeerd om al dan niet aan de hand van daartegen gevoerd verweer de gevolgen te verbinden die hij geraden acht.

Ten aanzien van hetgeen door klager is aangevoerd met de handtekening onder het exploot geldt dat vaststaat dat het exploot is betekend door gerechtsdeurwaarder wiens naam in het exploot staat vermeld. Behoudens tegenbewijs, dat door klager niet is geleverd, dient er vanuit te worden gegaan dat deze gerechtsdeurwaarder het exploot heeft ondertekend. Het betreft hier immers een authentieke akte.

4.9 Klager heeft een deel van twee door zijn gemachtigde -naar wordt vermoed- aan de woningbouwvereniging verzonden brieven overgelegd. Daarin wordt melding gemaakt van het feit dat door klager domicilie is gekozen op het adres van zijn gemachtigde. Dit betreft een verwijt aan de woningbouwvereniging. Niet duidelijk is wat hier de gerechtsdeurwaarder wordt verweten. Evenmin is duidelijk of de gerechtsdeurwaarder hiervan in kennis is gesteld.

4.10 Klager voert aan dat hij ervan overtuigd is dat de gerechtsdeurwaarder bewust alles in het werk heeft gesteld om te voorkomen dat het exploot hem zou bereiken. Deze overtuiging is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Dat geldt ook voor de stelling dat de inhoud van het exploot publiek geheim is geworden en de gevolgen daarvan. De verzochte nietig verklaring van het exploot behoort niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter.

4.11 De slotsom van het voorgaande is dat klager niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hetgeen in het exploot is gerelateerd onjuist en in strijd is met hetgeen daadwerkelijk is geschied.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht als deels niet-ontvankelijk verklaard en als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd zich niet te kunnen verenigen met de overwegingen van de voorzitter van de kamer als omschreven in de punten 4.3 tot en met 4.11, en wel – samengevat – om de volgende redenen.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in de inleidende dagvaarding opgenomen de [   ] te [   ], gemeente [   ]. Maar door de exploitant van het recreatie- en bungalowpark [   ] wordt deze nummering in de praktijk niet gehanteerd. Het werkelijke adres van klager luidde dan ook recreatiebungalow met nummer B02(onderstreping aangebracht door de kamer).

6.3 De gerechtsdeurwaarder had, gelet op het verschil in de adresgegevens, de adresgegevens ter plekke moeten aanpassen of aanvullen of had, al dan niet ter plekke, een onderzoek moeten instellen dan wel de communicatie tussen partijen kunnen raadplegen omtrent de mogelijke woonplaatsen van klager.

6.4 De gerechtsdeurwaarder had niet zonder meer mogen afgaan op de in de basisregistratie vermelde adresgegevens. Het betreft immers slechts een wettelijk vermoeden omtrent de woonplaats.

6.5 Klager stond, zoals volgt uit het uittreksels basisregistratie van de gemeente [   ], tot 21 maart 2019 ingeschreven op het daarin vermelde adres. De recreatiebungalow met nummer B02 aan de [   ] was echter op 20 maart 2019 formeel gezien niet meer de woonstede van klager.

6.6 Indien een exploot niet kan worden gedaan aan de persoon voor wie die rechtsgeldig is bedoelt, dan kan deze – aldus klager – worden achtergelaten middels aanplakking of onder de deur worden geschoven. De gerechtsdeurwaarder dient zodanige zorgvuldigheid in acht te nemen dat de kans dat het exploot hem daadwerkelijk bereikt wordt geoptimaliseerd.

6.7 Klager heeft, mede op instigatie van zijn raadsman, [   ] tot driemaal aan toe medegedeeld dat hij domicilie bij zijn raadsman heeft gekozen.

6.8 Klager meent meer dan voldoende te hebben aangetoond dat het betreffende exploot van dagvaarding (van 20 maart 2019) niet aan te merken is als authentieke akte en niet mitsdien aan de in de wet gestelde eisen voldoet, onder meer vanwege de handtekening.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Aan de orde is de vraag of de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Hierover overweegt de kamer het volgende.

7.2 Net als in de beslissing van de voorzitter zal bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dienen dat een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot een authentieke akte is die op grond van art. 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens tegenbewijs.

7.3 Tegenover de gemotiveerde betwisting van klager dat hij het exploot niet heeft of kan hebben ontvangen op 20 maart 2019, heeft de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder (bij verweerschrift en ter zitting) niet meer ingebracht dan dat de gerechtsdeurwaarder “geen herinneringen meer heeft aan de betekening”. Zelfs nu klager diverse foto’s van de situatie ter plaatse heeft overgelegd. Dit komt de kamer om meerdere reden ongeloofwaardig voor, omdat de zaak zich omringt met omstandigheden die objectief gezien wel enige herinnering zouden moeten hebben achtergelaten.

7.4 Het betreft hier een recreatiepark. De kamer wil aannemen dat de gerechtsdeurwaarder vaker op dergelijke locaties komt, maar het gaat de kamer te ver om aan te nemen dat dit net zo routinematig is als het betekenen op een regulier woonadres. Het recreatiepark bevindt zich van enige reisafstand van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en is niet voor een ieder vrij toegankelijk. Het is redelijk om aan te nemen dat als je eenmaal voorbij de slagbomen bent, de woning niet eenvoudig te vinden is omdat zich op het park tientallen woningen bevinden die qua exterieur gelijk zijn aan elkaar. Ook heeft de woning die klager bewoond zou hebben (zo blijkt uit de foto’s) geen brievenbus. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder echter verklaard dat het exploot in de brievenbus is achtergelaten.

7.5 De kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder door slechts te verklaren geen enkele herinnering te hebben aan de betekening onvoldoende tegenover de verklaring van klager heeft ingebracht. Nu deze verklaring impliceert dat zij geen herinnering heeft hoe het uitbrengen van het exploot is geschied, kan zij evenmin bevestigen dat het exploot correct is uitgebracht. Dit was anders geweest als de gerechtsdeurwaarder voor enige (goede) documentatie had gezorgd. De Kamer benadrukt dat juist waar de omstandigheden waaronder de betekening plaatsvindt minder eenduidig zijn, waar het exploot niet in persoon, of huisgenoot of aan de woonplaats in een brievenbus, maar op een vakantiepark met minder duidelijke adressering en/of mogelijkheden om het exploot “aan de woonplaats” te laten, potentieel discussie zou kunnen oproepen, het aan de gerechtsdeurwaarder is om in het exploot gedetailleerd op te nemen hoe het exploot is uitgebracht. De gerechtsdeurwaarder moet rekening houden met de omstandigheid dat zij op enig moment aannemelijk moet kunnen maken, of tenminste nader moet kunnen toelichten, dat wat zij heeft verklaard in het exploot ook juist is. Want hoewel voor klager geldt dat behoudens tegenbewijs voor waar wordt aangenomen hetgeen verklaard wordt in een authentiek akte, een net zo zware maatstaf geldt voor de gerechtsdeurwaarder om het exploot op een dusdanige wijze achter te laten zodat deze de geëxploiteerde met een redelijke mate van zekerheid zal bereiken. En met wat de gerechtsdeurwaarder als antwoord op de klacht heeft verklaard, of feitelijk heeft aangegeven er niets over te kunnen verklaren, is op geen enkele manier na te gaan of haar handelen hieraan heeft voldaan.

7.6 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gegrond te worden

verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden

vernietigd. Aan de gerechtsdeurwaarder zal de na te noemen maatregel worden opgelegd.

8. Kosten(veroordeling)

8.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

8.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Richtlijn daarnaast veroordelen tot betaling van:

-      € 350,00 aan kosten van klager vastgesteld op een forfaitair bedrag van

€ 50,00 en kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300,00 (1 punt voor de opstellen van het klachtschrift, 1 punt voor de mondelinge behandeling; waarde per punt € 150,00).

-      € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

8.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

8.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet gegrond;

-      vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-      verklaart de klacht gegrond;

-      legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-      veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-      veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klager betaalde griffierecht, zijnde € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-      veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.