ECLI:NL:TGDKG:2021:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/682059 / DW RK 20/144 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:24
Datum uitspraak: 19-03-2021
Datum publicatie: 12-04-2002
Zaaknummer(s): C/13/682059 / DW RK 20/144 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er – onder meer – over dat de gerechtsdeurwaarder schriftelijk betalingen van klaagster blijft vorderen terwijl er een bezwaarprocedure loopt tegen de vordering. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaard het verzet tegen die beslissing ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 maart 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 31 maart 2020 met zaaknummer C/13/671697 DW RK 19/470 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/682059 / DW RK 20/144 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 september 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mail van 2 oktober 2019 en brief van 19 oktober 2019. Bij verweerschrift, ingekomen op 22 november 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 31 maart 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 31 maart 2020. Bij e-mail, ingekomen op 1 april 2020, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief, ingekomen op 26 mei 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op het verzetschrift van klaagster. Het verzet van klaagster is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 februari 2021 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 maart 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3 . Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering van het [   ] alsmede een vordering van het [   ]. op klaagster.

-           Bij arrest van het gerechtshof te Den Haag van 2 augustus 2016 is klaagster veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van [   ]. h.o.d.n. [   ].

-           Op 25 september 2019 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klaagster.

-           Bij exploot van 2 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van gelegde beslag aan klaagster betekend.

4. Klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a)     de gerechtsdeurwaarder haar brieven voor een vordering van het [   ]blijft sturen, terwijl er een bezwaarprocedure bij het [   ]loopt;

b)    de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag heeft gelegd zonder dat er een vonnis is gewezen;

c)     sprake is van een vormfout en identiteitsfraude, nu de uitkeringsinstantie haar met een ander persoon verwisselt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn, wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat het [   ] de openstaande vordering ter inning uit handen heeft gegeven aan de gerechtsdeurwaarder. Bij brieven van 20 augustus 2019 en 9 september 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht de openstaande vordering te voldoen. Op 1 oktober 2019 heeft het [   ] de gerechtsdeurwaarder verzocht het dossier van klaagster aan te houden, wegens een door klaagster ingediend bezwaarschrift. De gerechtsdeurwaarder heeft de behandeling van het dossier vervolgens direct gestaakt. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat executoriaal derdenbeslag is gelegd uit kracht van de grosse van een door het gerechtshof te Den Haag gewezen arrest ten laste van klaagster. De stelling van klaagster dat beslag is gelegd zonder rechtsgeldige titel stuit hierop af.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Als klaagster het niet eens is met de vordering, ligt het op haar weg om verweer te voeren bij de rechter. Het is noch aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de vordering. Overigens blijkt uit het arrest van het gerechtshof dat klaagster is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en niet tot betaling van achterstallige premies. De stelling van klaagster dat sprake zou zijn van een vormfout en identiteitsfraude is niet gebleken en evenmin met stukken aannemelijk gemaakt.

4.6 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster – naar kamer begrijpt – kort gezegd aangevoerd dat:

a)     de voorzittersbeslissing nietig en niet rechtsgeldig is;

b)    zij geen eigen bedrage aan het [   ]hoeft te voldoen;

c)     dat de zaak met [   ] al lang is opgelost.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.