ECLI:NL:TGDKG:2021:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/673609 / DW RK 19/551

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:2
Datum uitspraak: 12-01-2021
Datum publicatie: 22-01-2021
Zaaknummer(s): C/13/673609 / DW RK 19/551
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klagers beklagen zich erover dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte de grosse van een notariële akte heeft betekend. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 januari 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/673609 / DW RK 19/551 LV/WdJ ingesteld door:

1. [ ],

2. [ ],

wonende te [ ],

klagers,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij vier e-mails met bijlagen, ingekomen op 11 oktober 2019, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 november 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

1 december 2020 alwaar klager sub 1 en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 januari 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-     Bij notariële akte van 17 mei 2010 is door klagers als gezamenlijk bevoegde bestuurders van de besloten vennootschap [ ] als hypotheekgever, aan de naamloze vennootschap [ ] (hierna [x]) als hypotheeknemer, het recht van hypotheek respectievelijk van pand verleend op 15 in de akte nader omschreven onroerende zaken tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling aan [x] van een totaalbedrag van € 3.375.000,00.

-     Bij notariële akte van 2 maart 2011 is door klagers als hypotheekgever voor een bedrag van € 1.350.00,00 het recht van hypotheek respectievelijk van pand verleend aan [x] als hypotheeknemer op de in de akte omschreven twee registergoederen samengevat tot zekerheid van al hetgeen [ ] aan [x] verschuldigd is of wordt. Onder punt 8 van deze notariële akte is het volgende opgenomen:

“ Hypotheekgever en hypotheeknemer zijn overeengekomen dat het in deze akte gevestigde hypotheekrecht eerst kan worden uitgewonnen, nadat hypotheeknemer het op 17 mei 2010 ten behoeve van haar gestelde hypotheekrecht op de aan [ ] in eigendom toebehorende onroerende zaken geheel heeft uitgewonnen.”

-     Op 11 oktober 2011 heeft (deels) uit hoofde van de onder 1a vermelde notariële akte een openbare veiling plaatsgevonden ten overstaan van notaris [ ]. Blijkens het door de notaris van de veiling opgemaakte proces-verbaal en de op 12 oktober 2011 opgemaakte akte van gunning, zijn 8 onroerende zaken geveild.

-     Bij exploot van 6 september 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van de op 2 maart 2011 verleden notariële akte aan klagers betekend en hen gesommeerd een geldbedrag van € 3.208.271,09 aan [x] en de heer [ ] te voldoen.

-     Bij e-mail van 10 september 2019 heeft de advocaat van klagers (hierna: de advocaat) bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de vordering. Volgens de advocaat is er niet voldaan aan punt 8 van de notariële akte van

17 mei 2010.

-     Bij e-mail van 20 september 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk gereageerd op de e-mail van de advocaat. Daarin stelt de gerechtsdeurwaarder onder meer dat de beperking van het uitwinningsrecht bekend is bij zijn opdrachtgevers maar dat die restrictie is weggenomen, hetgeen onomstotelijk zou blijken uit het proces-verbaal van de veiling van 11 oktober 2011, de akte van gunning van 12 oktober 2011 en de notariële akte van 17 mei 2010.

3. De klacht

Klagers beklagen zich er – kort samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder onterecht en tegen beter weten in op 6 september 2019 een exploot aan klagers heeft betekend van een op 2 maart 2011 door een notaris verleden hypotheekakte. De gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten te controleren of was voldaan aan de in artikel 8 van de akte vermelde restrictie. De gerechtsdeurwaarder had uit het proces-verbaal van de veiling van 11 oktober 2011 en de akte van gunning van 12 oktober 2011 kunnen weten dat niet aan het bepaalde in artikel 8 was voldaan, aldus klagers.  

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klacht dient tot uitgangspunt het volgende. In artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is bepaald dat, behoudens de uitzonderingen

zoals in dit artikel genoemd, de gerechtsdeurwaarders dienen te voldoen aan hun zogenoemde ministerieplicht. Dit houdt in dat, nu de gerechtsdeurwaarder de beschikking had over de grosse van een notariële akte, hij gevolg diende te geven aan de opdracht van zijn opdrachtgever om deze grosse te betekenen. De gerechtsdeurwaarder dient daarbij de titel marginaal te controleren. Een uitgebreide controle of aan alle voorwaarden van de notariële akte is voldaan, is niet aan de orde. Daarbij speelt een rol dat het hier slechts ging om maatregelen ter inleiding van een executie. Bovendien stelt de gerechtsdeurwaarder dat [x] en [ ] uitdrukkelijk voorafgaande aan de betekening aan de gerechtsdeurwaarder hebben verklaard dat aan de voorwaarde van artikel 8 van de akte van 2 maart 2011 was voldaan. Mede daarom was de gerechtsdeurwaarder niet gehouden tot het verrichten van nader onderzoek. Het exploot is dus niet ten onrechte betekend.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.