ECLI:NL:TGDKG:2021:16 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/678136 / DW RK 20/10

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:16
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 02-03-2021
Zaaknummer(s): C/13/678136 / DW RK 20/10
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Klacht ten aanzien van het niet tijdig aanpassen van de beslagvrije voet gegrond. Maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/678136 / DW RK 20/10 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ], wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 9 januari 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 maart 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 januari 2021 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 februari 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 11 september 2019 van de kantonrechter te Tilburg zijn klager en [ ] (de onderneming) bij verstek veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 7 november 2019 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van de partner van klager.

-           Bij e-mail van 18 november 2019 heeft klager met onderbouwing van bewijsstukken verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

-           Op 11 december 2019 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en heeft klager de betreffende bewijsstukken nogmaals naar de gerechtsdeurwaarder verzonden.

-           Bij e-mail van 24 december 2019 heeft klager nogmaals verzocht om een herberekening van de beslagvrije voet. Hierbij heeft klager verwezen naar zijn eerdere verzoek van 18 november 2019.

-           Bij e-mail van 30 december 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om nadere bewijsstukken teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen herberekenen.            Hierop heeft klager bij e-mail van 31 december 2019 gereageerd.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 10 januari 2020 op de e-mail van klager gereageerd, waarbij onder meer excuses is gemaakt voor de tijd die in deze zaak nodig is geweest voor de herberekening van de beslagvrije voet en is een aangepaste, voorlopige beslagvrije voet vastgesteld.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: zowel de gerechtsdeurwaarder als de opdrachtgever geen rechtsverhouding heeft met de onderneming van klager en het vonnis dan ook ten onrechte is betekend en ten onrechte beslag is gelegd op de privérekening van zijn partner;

b: de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet binnen een redelijke termijn aanpast en ten onrechte stelt dat hij de verzonden stukken niet heeft ontvangen dan wel dat de verzonden gegevens incorrect zijn.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.  

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat zowel klager als zijn onderneming bij exploot van 3 september 2019 zijn gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter van Tilburg tegen 11 september 2019. Bij vonnis van 11 september 2019 zijn klager en zijn onderneming bij verstek veroordeeld. De executie van het vonnis richt zich dan ook tegen zowel klager als zijn onderneming. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken, waarbij de kamer wel opmerkt dat het vonnis niet uitblinkt in helderheid maar de gerechtsdeurwaarder daarvoor geen blaam treft. 

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Niet in geschil is de gerechtsdeurwaarder op 18 november 2019 bewijsstukken van klager heeft ontvangen teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift en ter zitting erkend dat hij niet tijdig op het verzoek van klager heeft gereageerd. De reden hiervan was dat de medewerker(s) met specialistische kennis van de beslagvrije voet (langdurig) ziek was/waren.  Deze ongelukkige omstandigheid komt  voor rekening en risico van de gerechtsdeurwaarder. Klager is hierover pas geïnformeerd nadat hij zelf op

11 december 2019 telefonisch contact had opgenomen met de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft desgevraagd op 11 december 2019 nogmaals de betreffende bewijsstukken naar de gerechtsdeurwaarder verzonden. Vervolgens heeft klager zijn verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet op 24 december 2019 nog een keer herhaald. De gerechtsdeurwaarder heeft eerst op 30 december 2019 verzocht om nadere bewijsstukken waarop klager op 31 december 2019 heeft gereageerd. Vervolgens is pas op 10 januari 2020 een aangepaste, voorlopige beslagvrije voet vastgesteld. Dit klachtonderdeel is gelet op voorgaande terecht voorgesteld. Dat de gerechtsdeurwaarder inmiddels maatregelen heeft genomen om vertraging niet nogmaals te laten voorkomen maakt het niet anders. Voorts overweegt de kamer dat het bij verzoeken om verhoging van de beslagvrije voet kan gaan om mensen die moeite hebben hun uitgaven voor primaire levensbehoeften te kunnen voldoen, wat maakt dat het beantwoorden van dergelijke verzoeken binnen een redelijke termijn van extra groot belang is.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder een maatregel opleggen. De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

6.3 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.