ECLI:NL:TGDKG:2021:140 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/682833 / DW RK 20/176

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:140
Datum uitspraak: 04-10-2021
Datum publicatie: 13-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/682833 / DW RK 20/176
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, oorspronkelijke beslissing blijft in stand.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 oktober 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 7 april 2020 met zaaknummer C/13/673789 DW RK 19/559 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/682833 / DW RK 20/176 LvB/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klager,

tegen:

[],

gerechtsdeurwaarder te [],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 oktober 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 november 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 7 april 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 8 april 2020 aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 21 april 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2021, alwaar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, met kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van dwangbevelen van 12 oktober 2017, 18 en 25 januari 2018 van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ten laste van klager.

-           De dwangbevelen zijn bij exploten van 27 oktober 2017, 29 januari 2018 en

6 maart 2018 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij brief van 9 juli 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag roerende zaken aangekondigd.

-           Bij brief van 11 juli 2018 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de opgebouwde kosten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 16 juli 2018 gereageerd, waarna klager en de gerechtsdeurwaarder meerdere malen met elkaar hebben gecorrespondeerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend aan de hand van de wet Incassokosten. De gerechtsdeurwaarder heeft kosten in rekening gebracht voor een zitting die nooit heeft plaatsgevonden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.3 De voorzitter stelt voorop dat een dwangbevel een verplichting is om tot betaling over te gaan, echter zonder dat er een gerechtelijke procedure is gevoerd. In dit geval heeft het CJIB drie dwangbevelen ten laste van klager uitgevaardigd die dus dezelfde kracht hebben als een rechterlijke uitspraak. De door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde kosten ter executie van de dwangbevelen bestaan uit vaste bedragen. De gerechtsdeurwaarder heeft deze kosten meermalen aan klager toegelicht. Niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend conform de daarvoor geldende regelingen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar daarvan is in deze zaak niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1       In verzet heeft klager (samengevat) aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder meerdere dossiers heeft samengevoegd, zodat hij maar één maal invorderingskosten had mogen berekenen.
 

6.2       Betaalde bedragen brengt de gerechtsdeurwaarder niet in mindering op het dossier.

6.3       Volgens de Wet Incassokosten “de WIK” mogen per 1 juli 2012 geen andere kosten naast invorderingskosten worden berekend. Dat betekent dat de berekende informatiekosten moeten komen te vervallen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1       De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder dossiers heeft samengevoegd, betekent niet dat kosten, die afzonderlijk zijn ontstaan en opgelopen, niet meer kunnen worden verhaald. Dat betaalde bedragen niet in mindering zouden worden gebracht op de vordering(en), blijkt niet uit de stukken en is door klager niet nader onderbouwd. Dit standpunt is voor het eerst ingenomen in verzet, waardoor het buiten het kader van de toetsing in verzet (van de beslissing van de voorzitter) valt.

7.2       Klager verwijst in de oorspronkelijke klacht en in verzet naar de WIK. De kosten waarop de klacht zich richt zijn echter niet berekend op grond van de WIK, maar op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (het WAHV). De hoogte van die kosten is berekend aan de hand van de Regeling Vaststelling Invorderingskosten. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een ander oordeel komt dan de voorzitter. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3       Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.