ECLI:NL:TGDKG:2021:14 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/677041 / DW RK 19/667

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:14
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 02-03-2021
Zaaknummer(s): C/13/677041 / DW RK 19/667
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Beslissing op verzet. Het meebetekenen van een proces-verhaal is niet wettelijk vereist en in de beschikking is eveneens niet opgenomen dat een proces-verbaal bij de betekening moet worden aangehecht. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 6 februari 2019 met zaaknummer C/13/664102/ DW RK 19/151 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/677041 / DW RK 19/667 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

mr. [ ],

destijds toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 27 maart 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 april 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 6 december 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 18 december 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 januari 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

22 februari 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van 20 november 2018 van de rechtbank te Groningen is klager met terugwerkende kracht veroordeeld om per 8 december 2016 maandelijks € 334,- aan kinderalimentatie aan de opdrachtgeefster te voldoen.

-           Bij exploot van 14 maart 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van de beschikking aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 20 maart 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op de woning van klager.

-           Op 25 maart 2019 is dit beslag aan klager overbetekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: ongeldig heeft betekend omdat het bijbehorende proces-verbaal bij de beschikking

ontbreekt;

b: onrechtmatig de alimentatiegelden tracht te innen omdat het minderjarige kind

reeds vanaf augustus 2016 op het adres van klager woonachtig is en vanaf maart

2018 op het adres van klager staat ingeschreven.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. De beschikking van 20 november 2018 vormt een executoriale titel. In overeenstemming met artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient de gerechtsdeurwaarder de grosse van de beschikking aan de schuldenaar te betekenen alvorens de beschikking ten uitvoer te leggen. Het meebetekenen van een proces-verhaal is niet wettelijk vereist en in de beschikking is eveneens niet opgenomen dat een proces-verbaal bij de betekening moet worden aangehecht. Voor zover klager bedoelt te stellen dat van het uitspreken van het vonnis een apart proces-verbaal moet worden opgemaakt dat moet worden meebetekend ontbreekt deze stelling enige rechtsgrond. Als klager de processen-verbaal van de gerechtelijke procedure wenst te ontvangen dan kan hij zich daarvoor wenden tot de griffie van de rechtbank Noord-Nederland. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken zodat naar het oordeel van de voorzitter dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter het volgende. In beginsel dient een gerechtsdeurwaarder zijn ministerie te verlenen en deze als zelfstandig openbaar ambtenaar bij de uitvoering van diens opdrachten een eigen verantwoordelijkheid heeft, waarbij deze zowel met de belangen van zijn opdrachtgever als met die van de wederpartij rekening dient te houden. In het onderhavige geval bestaat die eigen verantwoordelijkheid erin dat marginaal dient te worden getoetst of de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte titel, de beschikking dus, voldoende grond biedt voor het te leggen beslag. Een diepgravender onderzoek wordt van de gerechtsdeurwaarder niet verlangd omdat deze niet op de stoel van de rechter dient te gaan zitten. In dit verband is van belang dat de rechtspersoon te wiens laste de executie plaatsvindt, klager dus, de rechtmatigheid daarvan in een executiegeschil door de executierechter kan laten toetsen. In het onderhavige geval blijkt uit de beschikking dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, in afwachting van het raadsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, die uiterlijk 2 april 2019 moet zijn ingediend, voorlopig bij de opdrachtgeefster blijft en nadien een nadere beslissing aangaande de hoofdverblijfplaats wordt genomen. Hieruit volgt niet dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Indien klager het niet eens is met de beschikking van 20 november 2018 en de executie daarvan dient hij zich te wenden tot de burgerlijke rechter. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.4 Betreffende het verzoek van klager aan de kamer om de betekening en het beslag op het huis ongedaan te maken overweegt de voorzitter dat de kamer hiertoe niet bevoegd is. Daarvoor staat de rechtsgang bij de burgerlijke rechter open. Het verzoek van klager zal de kamer dan ook passeren.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de plaatsvervangend-voorzitter kennelijk niet op de hoogte is van de wet. Het proces-verbaal ontbreekt zodat de uitspraak van rechtswege nietig is. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de uitspraak/beslissing/vonnis alleen maar waarde heeft als deze overeenkomt met het proces-verbaal. Het proces-verbaal van elke terechtzitting is een authentieke akte ex artikel 156 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorming en heeft een unieke status als enige kenbron. Als het proces-verbaal ontbreekt, dan is het vonnis/arrest/beschikking traceerbaar noch verifieerbaar en lijdt het vonnis/arrest/beschikking aan nietigheid, aldus klager.

6.2 Met betrekking tot het woonadres/hoofdverblijf van de minderjarige stelt klager dat de beschikking bewijskracht mist waardoor alle overige opgesomde feiten eveneens onjuist zijn.

6.3 Ten aanzien van het beslag op de woning had de plaatsvervangend-voorzitter kunnen weten dat er bij een executieverkoop geen gelden meer resteren, omdat de hypotheekverstrekker de primaire schuldeiser is. Dit had de gerechtsdeurwaarder voor het leggen van het beslag moeten controleren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten als vermeld onder 6.3.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. Vries, voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari  2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.