ECLI:NL:TGDKG:2021:135 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/682670 / DW RK 20/171

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:135
Datum uitspraak: 04-10-2021
Datum publicatie: 22-06-2022
Zaaknummer(s): C/13/682670 / DW RK 20/171
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet, ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 oktober 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 7 april 2020 met zaaknummer C/13/674105 DW RK 19/572 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/682670 / DW RK 20/171 MK/JD ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

mr. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ]

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 24 oktober 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 december 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 7 april 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 8 april 2020 aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 17 april 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2021, alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 2 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klager gelegd.

-           Bij exploot van 7 oktober 2019 heeft een collega gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

-           Op 21 oktober 2019 is via Sociale Raadslieden namens klager verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

-           Op 30 oktober 2019 is de beslagvrije voet aangepast. Hiervan zijn Sociale Raadslieden en de Sociale Verzekeringsbank op de hoogte gebracht.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over:

a: de explootkosten;

b: de hoogte van de beslagvrije voet.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door explootkosten bij klager in rekening te brengen. De door de gerechtsdeurwaarder in rekening kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel is niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de beslagvrije voet eerst op de juiste manier kan worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder bij leggen van het loonbeslag op 2 oktober 2019 de beslagvrije voet toegepast aan de hand van de bij haar op dat moment bekende gegevens. Nadat klager heeft verzocht om aanpassing van de hoogte van de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast. In het verweerschrift heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat zij hierbij rekening heeft gehouden met de huurbetaling, de normhuur en de ontvangen huurtoeslag. De voorzitter ziet zonder onderbouwing van het tegendeel geen reden aan dit standpunt te twijfelen. Indien klager het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone civiele rechter. De tuchtrechter oordeelt slechts of er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Hiervan is niet gebleken.

5.2 Op grond van het voorgaande heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1       In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder hem niet heeft verzocht om gegevens over inkomen en lasten voor het berekenen van een beslagvrije voet te verstrekken.

6.2       De gerechtsdeurwaarder heeft in het exploot van 7 oktober 2019 twee keer explootkosten in rekening gebracht.

6.3       Met het beslag op de AOW is de schuld nooit meer in te lossen. Klager vraagt zich af wat er nog te halen valt.

6.4       Een berekening van de medewerkster van Rijnstad (maatschappelijk werk) liet zien dat er geen grond voor beslaglegging was.

8. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1       De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Sinds juni 2019 ontvangt klager AOW. In oktober heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op dat inkomen. Omdat dit beslag niet onder klager zelf wordt gelegd, maar onder de Sociale Verzekeringsbank (een derde) wordt dit een ‘derdenbeslag’ genoemd. Een dergelijk beslag moet ingevolge de wet bij die derde worden betekend met een exploot en vervolgens ook worden ‘overbetekend’ aan de beslagene zelf, eveneens met een exploot. Dit verklaart de twee bedragen onder de noemer ‘explootkosten’. Er zijn immers twee exploten betekend.  

Eind oktober 2019 is de beslagvrije voet herberekend aan de hand van de door klager aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte gegevens.

Met betrekking tot het handelen van de gerechtsdeurwaarder, waar de inleidende klachtonderdelen op zien, is niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hetgeen klager heeft aangevoerd in verzet maakt dit niet anders.

9.2       Ter zitting heeft klager een brief van de SVB laten zien waaruit blijkt dat de afdracht aan gerechtsdeurwaarderskantoren in 2021 € 448,00 bedraagt. Dit valt weliswaar buiten het bestek van de aanvankelijke klacht en dus ook van dit verzet. Nu dit bedrag echter aanzienlijk hoger is dan wat voorheen aan de gerechtsdeurwaarders werd afgedragen, te weten ongeveer € 150,00, heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegezegd dat hij onverwijld zal uitzoeken of dit klopt en dat hij hierover contact zal opnemen met klager. De kamer vertrouwt er dan ook op dat de gerechtsdeurwaarder dit zal doen.

9.3       Conclusie is dat de kamer het met de beslissing van de voorzitter eens is en dat het verzet ongegrond zal worden verklaard. Dit leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.