ECLI:NL:TGDKG:2021:132 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/684825 DW RK 20/263 MdV / JD

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:132
Datum uitspraak: 04-06-2021
Datum publicatie: 03-03-2022
Zaaknummer(s): C/13/684825 DW RK 20/263 MdV / JD
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Kamer ziet af van oplegging maatregel. De gerechtsdeurwaarder heeft het nagelaten binnen een redelijk termijn te antwoorden richting klager.*****UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 26 april 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1135. Het hof:vernietigt de bestreden beslissing;en opnieuw beslissende:- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;- (...). *****

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 juni 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/684825 DW RK 20/263 MdV / JD ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ],

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

[   ] ,

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail van met bijlagen, ingekomen op 3 juni 2020, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 juni 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 april 2021 waar klager sub 1 en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op heden.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 5 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ten laste van klager sub 2.

-           Bij exploot van 9 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het gelegde beslag aan klager sub 2 betekend.

-           Bij e-mail van 7 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de ontvangst van de door klagers ingevulde “vragenlijst bepaling beslagvrije voet” bevestigd en is aangegeven dat zo spoedig mogelijk een reactie zal volgen.

-           Bij e-mail van 21 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers medegedeeld dat de beantwoording van zijn e-mail van 7 april 2020 langer duurt dan voorzien.

-           Bij mailberichten van 14 en 25 mei 2020 heeft klager sub 1 verzocht om inzage in de berekening van de beslagvrije voet.

-           Bij e-mail van 25 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers uitleg over het beslag en de berekening van de beslagvrije voet gegeven.

2. Klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: niet tijdig op hun e-mail van 7 april 2020 heeft gereageerd, maar wel beslag heeft gelegd waarvan klagers niet op de hoogte waren;

b: zeer onzorgvuldig is en meerdere rekenfouten bij de vaststelling van de beslagvrije voet heeft gemaakt.

3. Verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd deze wet en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de e-mail van klagers met betrekking tot de berekening van de beslagvrije voet van 7 april 2020, nadat hij klagers bij e-mail van 21 april 2020 had geïnformeerd dat een reactie langer op zich laat wachten, voor het eerst heeft beantwoord op 25 mei 2020. Volgens de gerechtsdeurwaarder is deze vertraging veroorzaakt doordat hij lang moest wachten op een reactie van de SVB. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder op zich terecht op die reactie heeft gewacht, maar dat hij, toen die uitbleef, klagers daarover had moeten informeren. Dat heeft hij nagelaten, waardoor klagers tussen 21 april 2020 en 25 mei 2020 niets hebben vernomen. Naar het oordeel van de kamer heeft de gerechtsdeurwaarder daarmee niet gereageerd binnen een redelijke termijn. Klachtonderdeel a is om die reden gegrond.

4.3 Voor zover klagers stellen dat zij niet van het beslag onder de SVB op de hoogte waren, volgt de kamer dit betoog niet gelet op het betekeningsexploot van 9 maart 2020 . Volgens het exploot is het proces-verbaal van het gelegde beslag onder de SVB op 9 maart 2020 aan klager sub 2 betekend op de in artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het in het Basisregistratie persoonsgegevens geregistreerde adres van klager sub 2. Een exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Nu klager sub 2 geen tegenbewijs heeft geleverd, moet het ervoor worden gehouden dat het proces-verbaal van het gelegde beslag op 9 maart 2020 aan klager sub 2 is betekend.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer het volgende. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. De kamer stelt voorop dat de gerechtsdeurwaarder afhankelijk is van gegevens die hij van klagers krijgt, alsmede van de derdebeslagene. Uit de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 28 mei 2020 blijkt dat hij naar aanleiding van de e-mail van klagers van 25 mei 2020 heeft vastgesteld dat hij bij de berekening van de beslagvrije voet een fout heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft de fout gelijk hersteld en heeft toegezegd dat hij een bedrag van € 72,98 aan klagers zal restitueren. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot dit klachtonderdeel niet worden gemaakt.

4.5 De kamer overweegt dat de beslagvrije voet tot doel heeft een beslagene een bestaansminimum te garanderen. Van de gerechtsdeurwaarder wordt bij de behandeling van verzoeken met betrekking daartoe een hoge mate van zorgvuldigheid verwacht. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de gegevens die klagers aanleverde niet overeenkwamen met de gegevens van de SVB. Hij heeft veel moeite moeten doen om de juiste gegevens te krijgen van de SVB, die hij uiteindelijk pas halverwege mei ontving. Onder die omstandigheden valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten dat de definitieve vaststelling van de beslagvrije voet langer heeft geduurd.

4.6 Het gegronde klachtonderdeel weegt naar het oordeel van de kamer niet zo zwaar dat aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel moet worden opgelegd. Voor een kostenveroordeling is daarom geen plaats. Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, bepaalt de kamer op grond van artikel 37 lid 7 Gdw wel dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht vergoedt.

4.7 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders

-           verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-           ziet af van het opleggen van een maatregel;

-           bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder het door klagers betaalde griffierecht ad    

€ 50,00 vergoedt nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.