ECLI:NL:TGDKG:2021:13 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/672638 / DW RK 19/513

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:13
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 02-03-2021
Zaaknummer(s): C/13/672638 / DW RK 19/513
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht toepassing gegeven aan artikel 475e Rv en de beslagvrije voet op op nihil gesteld. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 september 2019 met zaaknummer C/13/654592 DW RK 18/508 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/672638 / DW RK 19/513 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ] (Hongarije),

klager,

tegen:

[ ],

destijds gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 september 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 november 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mailberichten van

14 en 15 januari 2019. Bij beslissing van 10 september 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 19 september 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 4 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet van klager gereageerd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 januari 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, met kennisgeving, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 februari 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 11 juli 1996 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 31 juli 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ten laste van klager.

-           Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 10 januari 2019 is de beslagvrije voet voor klager met ingang van 31 juli 2018 vastgesteld op

€ 2.317,- netto per maand.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder geen gehoor geeft aan zijn verzoek om vaststelling van een beslagvrije voet.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 475e, eerste zin, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat geen beslagvrije voet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft. Niet in geschil is dat klager ten tijde van de beslaglegging niet in Nederland woonde, maar in Hongarije. De gerechtsdeurwaarder heeft op dat moment dan ook terecht toepassing gegeven aan artikel 475e Rv en de beslagvrije voet op dat moment op nihil gesteld.

4.3 Klager heeft op 18 september 2018 bij de kantonrechter verzocht om vaststelling van een beslagvrije voet. De kantonrechter te Amsterdam heeft bij beschikking van 22 oktober 2018 in de voorlopige voorziening een beslagvrije voet van € 750,-- vastgesteld met ingang van 31 juli 2018. Bij beslissing van 10 januari 2019 heeft de kantonrechter te Amsterdam de beslagvrije voet met ingang van 31 juli 2018 vastgesteld op € 2.317,--. Voor zover klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder weigert de beslagvrije voet, zoals die in het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 10 januari 2019 is vastgesteld, toe te passen, dient klager een nieuwe klacht in te dienen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten het vonnis van de kortgedingrechter (de kamer begrijpt: beschikking van de kantonrechter) van 10 januari 2019 kenbaar te maken. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de beschikking van 10 januari 2019 gehouden en het door hem ten onrechte ingehouden beslag niet aan klager terugbetaald.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Ten aanzien van het niet toezenden van de beschikking merkt de kamer nog op dat er geen verplichting bestaat voor de gerechtsdeurwaarder een dergelijke beslissing gedurende een tuchtprocedure in te sturen terwijl de kamer via de klager op de hoogte was van de uitspraak, zoals ook uit de beslissing volgt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

8.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.