ECLI:NL:TGDKG:2021:126 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/693821 DW RK 20/601 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:126
Datum uitspraak: 06-12-2021
Datum publicatie: 22-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/693821 DW RK 20/601 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft zich met name beklaagt over de beslagvrijevoet en de berekening daarvan. Het is niet aan de tuchtrechter om inhoudelijk te beslissen over klachten die de juistheid van de vaststelling van de beslagvrije voet betreffen. Daarvoor moet klaagster zich tot de gewone (civiele) rechter wenden. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 december 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/693821 DW RK 20/601 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 december 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 31 december 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2021 alwaar klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 6 december 2021.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 26 juli 2013 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldsom aan [   ];
  • op 19 februari 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klaagster;
  • in november 2018 heeft de gemeente Rotterdam een preferent beslag gelegd op de uitkering van klaagster;
  • in mei 2019 is beslag gelegd op klaagsters uitkering in verband met een meer preferente vordering van het CAK;
  • klaagster heeft in 2018 een herberekening van de beslagvrije voet verzocht;
  • in april 2020 is de beslagvrije voet herberekend;
  • eind oktober 2020 heeft de gemeente Rotterdam de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet te herberekenen.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

  1. de beslagvrije voet is te laag, waardoor klaagster niet kan rondkomen;
  2. de beslagvrije voet was verhoogd in november 2018, maar het bedrag is toch uitbetaald aan de gerechtsdeurwaarder;
  3. in september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 188,00 geïnd dat bedoeld is voor mensen met een chronische ziekte;
  4. in november is klaagster verhuisd, zonder enig bericht is de beslagvrije voet verlaagd naar € 975,00. Van dat bedrag wordt € 140,00 aan het CAK overgedragen;
  5. de gerechtsdeurwaarder zou een e-mail sturen met een berekening, maar klaagster heeft geen e-mail bericht met een berekening ontvangen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit volgt uit artikel 34 Gerechtsdeurwaarderswet. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt overwogen dat geen oordeel kan worden gegeven ten aanzien van de berekening van de hoogte van de beslagvrije voet. Het is niet aan de tuchtrechter om inhoudelijk te beslissen over klachten die de juistheid van de vaststelling van de beslagvrije voet betreffen. Daarvoor moet klaagster zich tot de gewone (civiele) rechter wenden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt als volgt overwogen. Klaagster heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder in 2018 ondanks een verhoogde beslagvrije voet te veel heeft geïnd. Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet nader toegelicht, bijvoorbeeld door te stellen wanneer dat is gebeurd, wat de hoogte van de beslagvrije voet was en welk bedrag de gerechtsdeurwaarder teveel heeft geïnd, zodat dit klachtonderdeel niet beoordeeld kan worden.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift heeft gesteld dat er geen bedrag van € 188,00 is geïnd in september 2020. Uit de door klaagster overgelegde betaalspecificatie van het UWV blijkt dat een tegemoetkoming arbeidsongeschikten 2020 van €182,69 aan klaagster is uitbetaald. Niet is gebleken dat dit bedrag onder het beslag valt en dat het bedrag door de gerechtsdeurwaarder is geïnd. 

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift heeft verklaard dat hij de beslagvrije voet heeft herberekend nadat de gemeente Rotterdam daarover contact met hem heeft gehad. Op basis van de door de gemeente verstrekte gegevens is de beslagvrije voet herberekend. Niet is gebleken dat hierbij sprake is geweest van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De gerechtsdeurwaarder ziet evenwel in de klacht aanleiding om de beslagvrije voet opnieuw te herberekenen. Klaagster heeft ook haar stelling dat zij € 140,00 aan het CAK moet betalen, niet nader toegelicht. Aangenomen wordt dat het hier een bedrag aan broninhouding betreft, zoals door de gerechtsdeurwaarder is gesteld.

4.6  Klaagster stelt geen e-mailbericht te hebben gekregen met de berekening, terwijl de gerechtsdeurwaarder heeft verklaard de berekening wel aan klaagster te hebben toegestuurd. Op grond hiervan kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Dat  leidt ertoe dat enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.