ECLI:NL:TGDKG:2021:120 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687921 DW RK 20/398 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:120
Datum uitspraak: 12-11-2021
Datum publicatie: 22-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/687921 DW RK 20/398 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager stelt onder meer niet bekend te zijn met de vordering en dat hij de akte van cessie heeft ontvangen. Het vonnis alsmede de akte van cessie zijn rechtsgeldig aan klager betekend. De klacht is ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 november 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/687921 DW RK 20/398 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ] ,

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2021 alwaar klager en zijn gemachtigde, alsmede de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 12 november 2021.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij (verstek)vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 22 oktober 2004 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Bij exploot van 4 november 2004 is het vonnis van 22 oktober 2004 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Op 8 september 2011 is de betreffende vordering van [   ]. (voorheen [   ] en daarvoor genaamd [   ]) overgedragen aan [   ]
  • Bij exploot van 6 juni 2012 is de onderhandse akte van cessie van 8 september 2011 aan klager betekend.
  • Bij exploot van 19 augustus 2013 is de onderhandse akte van cessie van
  • 8 september 2011 opnieuw aan klager betekend in verband met een nieuwe rechtsovergang.
  • Op 9 maart 2020 is executoriaal derdenbeslag onder de gemeente Rotterdam gelegd ten laste van klager. Bij exploot van 17 maart 2020 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.
  • Bij e-mail van 23 maart 2020 is namens klager verzocht om een specificatie van de oorspronkelijke schuldeiser, omdat het klager niet duidelijk was waar de openstaande vordering vandaan kwam.
  • Op 15 juli 2020 is namens klager verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

  1. hij niet bekend is met de vordering;
  2. hij nooit een akte van cessie heeft ontvangen;
  3. de beslagvrije voet niet correct is toegepast.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.  

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat, nog afgezien van de omstandigheid dat het vonnis van 22 oktober 2004 aan klager is betekend, de gerechtsdeurwaarder klager in ieder geval bij brieven van 4 december 2013 en

8 augustus 2017 heeft verzocht de openstaande vordering te voldoen. De stelling van klager dat hij niet bekend is met de vordering stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, de executie eerst kan worden voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde, aldus artikel 431a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van het bepaalde in artikel 431a Rv en rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015) rust op de verkrijgende rechtspersoon die de executie na het van kracht worden van de overgang wil aanvangen of voortzetten, de verplichting tot betekening van de overgang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging aan de geëxecuteerde. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de akte van cessie van 8 september 2011 bij exploten van 6 juni 2012 en 19 augustus 2013 aan klager is betekend. De stelling van klager dat hij nooit een akte van cessie heeft ontvangen stuit hierop af.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de voorzitter dat de beslagvrije voet eerst op de juiste manier kan worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder op 23 juli 2020 en

5 augustus 2020 nadere bewijsstukken heeft opgevraagd teneinde de beslagvrije voet te kunnen herberekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift aangegeven dat wanneer alle noodzakelijke stukken zijn ontvangen tot herberekening van de beslagvrije voet zal worden overgegaan. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden. 

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.