ECLI:NL:TGDKG:2021:12 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675863 / DW RK 19/627

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:12
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 02-03-2021
Zaaknummer(s): C/13/675863 / DW RK 19/627
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten om de wederpartij en de kantonrechter uit eigen beweging te informeren dat niet was voldaan aan een van de voorwaarden in de vaststellingsovereenkomst. Verzet gegrond, beslissing voorzitter vernietigd en klacht gegrond. Nu niet is komen vast te staan dat de uitkomst voor klaagster anders zou zijn geweest als de gerechtsdeurwaarder anders had gehandeld zijn er geen termen aanwezig om een maatregel op te leggen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 november 2019 met zaaknummer C/13/662926 DW RK 19/115 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/675863 / DW RK 19/627 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 maart 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 mei 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 november 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 26 november 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 januari 2021 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 februari 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met de incasso van de huurachterstand van klaagster.

-           Bij brief van 1 juni 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd de onbetaald gelaten huurachterstand te voldoen.

-           Bij exploot van 19 juni 2018 is de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder op verzoek van klaagster gedagvaard te verschijnen ter zitting bij de kantonrechter tegen 4 juli 2018.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft in overleg met zijn opdrachtgever en de advocaat van klaagster een vaststellingsovereenkomst opgemaakt, welke overeenkomst door klaagster en de gerechtsdeurwaarder namens de opdrachtgever is ondertekend.

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Tilburg van 19 december 2018 is overwogen dat de geplande comparitie op 6 december 2018 geen doorgang hoeft te hebben, omdat partijen een schikking hebben bereikt.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet, zoals was afgesproken, de door klaagster betaalde borgsom op zijn derdengeldenrekening heeft laten storten, maar wel de rechtbank heeft bericht dat tot een schikking is gekomen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat in de vaststellingsovereenkomst onder meer is opgenomen dat de opdrachtgever de door klaagster betaalde waarborgsom ad

€ 1.050,- voor 30 november 2018 op de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder zal storten. Verder is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat bij tijdige en correcte oplevering de waarborgsom vervolgens binnen een week na oplevering aan klaagster zal worden uitbetaald. Niet betwist is dat de waarborgsom niet op de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder is gestort. Uit de overgelegde producties kan worden afgeleid dat de opdrachtgever zich op het standpunt heeft gesteld dat er veel schade is ontstaan bij het achtergelaten pand en klaagster geen recht heeft op terugbetaling van de borgsom. De voorzitter overweegt dat indien de opdrachtgever de borgsom wel op de derdengeldenrekening van de gerechtsdeurwaarder had gestort, de gerechtsdeurwaarder de borgsom niet aan klaagster had gestort, omdat zij de woning volgens de opdrachtgever niet op de juiste wijze had opgeleverd. Klaagster is dan ook niet in haar belangen geschaad. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

Voor wat betreft het geschil of klaagster de woning tijdig en correct heeft afgeleverd dient zij zich tot de gewone rechter te wenden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de voorzitter in rechtsoverweging 4.2 ten onrechte meegaat in de stelling van de (voormalig) verhuurder van klaagster over de onjuiste oplevering van de woning.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de schriftelijk overeengekomen afspraak met haar gemachtigde niet is nagekomen door de borgsom niet op de derdenrekening van de gerechtsdeurwaarder te laten storten. De gerechtsdeurwaarder heeft de vaststellingsovereenkomst, met daarin de afspraak dat de opdrachtgever de borgsom op de derdenrekening van de gerechtsdeurwaarder zou storten, aan de rechtbank overgelegd. De gemachtigde van klaagster was gelet hierop in de veronderstelling dat de borgsom, conform afspraak, op de derdenrekening van de gerechtsdeurwaarder was gestort en heeft de kantonrechter te Tilburg daarom laten weten dat partijen een minnelijke regeling hadden getroffen. Achteraf is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de borgsom niet had ontvangen. De kantonrechter is dus onjuist geïnformeerd, hetgeen tuchtrechtelijk laakbaar is, aldus klaagster.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij, op het moment dat hij de ondertekende vaststellingsovereenkomst aan de kantonrechter zond, al wist dat de waarborgsom niet op zijn derdenrekening zou worden gestort door de opdrachtgever terwijl dat wel een van de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst was. Hij heeft (de gemachtigde van) klaagster noch de kantonrechter hierover geïnformeerd. Op basis van de vaststellingsovereenkomst en de veronderstelling dat aan de daarin opgenomen voorwaarden was voldaan, is de procedure bij de kantonrechter beëindigd. Hoewel van de gemachtigde van klaagster had mogen worden verwacht dat hij bij de gerechtsdeurwaarder had nagevraagd of de waarborgsom was gestort, had het ook op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de wederpartij en de kantonrechter uit eigen beweging te informeren dat niet was voldaan aan een van de voorwaarden in de vaststellingsovereenkomst. Dat hij dat niet heeft gedaan, is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daaraan doet niet af dat het goed mogelijk is dat de waarborgsom, als die wel op de derdenrekening was gestort, niet aan klaagster zou zijn uitbetaald omdat zij de woning niet correct had opgeleverd. Dat laat immers onverlet dat een voorwaarde in de vaststellingsovereenkomst, op grond waarvan klaagster instemde met beëindiging van de procedure, niet was voldaan.

7.2 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

7.3 De kamer is van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is en dat er geen termen aanwezig zijn om tot het opleggen van een maatregel over te gaan, nu niet is komen vast te staan dat de uitkomst voor klaagster anders zou zijn geweest als de gerechtsdeurwaarder anders had gehandeld: de waarborgsom zou ook in dat geval weer bij de verhuurder zijn beland.  

7.4 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.

7.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        ziet af van het opleggen van een maatregel;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.