ECLI:NL:TGDKG:2021:119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691280 / DW RK 20/512 Mdv/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:119
Datum uitspraak: 12-11-2021
Datum publicatie: 22-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/691280 / DW RK 20/512 Mdv/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder weigert het teveel geïnde vakantiegeld uit 2019 terug te betalen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 november 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 29 september 2020 met zaaknummer C/13/684847 DW RK 20/267 LV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/691280 / DW RK 20/512 Mdv/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ] ,

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 juni 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mails van 4 juni 2020 en 13 juli 2020 en brief, ingekomen op 14 juli 2020. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 29 september 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 29 september 2020. Bij brief, ingekomen op 12 oktober 2020, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2021. Klaagster is op haar verzoek telefonisch gehoord. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld de zitting niet te kunnen bijwonen. De uitspraak is bepaald op 12 november 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een vordering van [   ] op klaagster.
  • Op 5 november 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klaagster.
  • Bij exploot van 9 november 2018 is het proces-verbaal van het gelegde derdenbeslag aan klaagster betekend.
  • Bij brieven van 11 en 27 december 2018 en 7 en 15 januari 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht om nadere relevante bewijsstukken teneinde de beslagvrije voet te kunnen herberekenen.
  • Op 28 januari 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast.
  • Op 29 mei 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet opnieuw aangepast naar aanleiding van nieuw verkregen informatie.
  • Bij e-mail van 6 augustus 2019 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht het teveel geïnde vakantiegeld aan haar terug te storten.
  • Op 12 augustus 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 411,30 aan klaagster teruggestort.
  • Bij brieven van 27 maart 2020 en 16 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht om nadere relevante bewijsstukken teneinde de beslagvrije voet opnieuw te kunnen herberekenen.
  • Op 22 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast en de berekening met betrekking tot het vakantiegeld van 2019 en 2020 toegelicht.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder weigert het teveel geïnde vakantiegeld uit 2019 terug te betalen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt, nu zij het gewraakte beslag heeft gelegd. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast, met als gevolg dat een te hoog bedrag is ingehouden op haar vakantiegeld. Indien die stelling al juist zou zijn, heeft dat niet direct ten gevolge dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld of gebleken. Dit is temeer aan de orde nu de gerechtsdeurwaarder is afgegaan op de op dat moment bij haar bekende informatie. Het is aan klaagster om alle relevante informatie aan te leveren. Nadat klaagster dit gedaan heeft is de beslagvrije voet aangepast en heeft de gerechtsdeurwaarder de teveel ingehouden gelden aan klaagster teruggestort. Indien de herberekening niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd voor klaagster, had klaagster zich moeten wenden tot de gewone rechter.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster – samengevat – aangevoerd dat zij tot 3 keer toe bewijsstukken heeft opgestuurd naar de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van de vaststelling van de beslagvrijevoet. Maar daar is niet adequaat op gereageerd en ook kreeg klaagster niemand op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder te pakken als zij belde. De gerechtsdeurwaarder pakt wel geld, maar klaagster krijgt maar geen geld terug. Het gaat om meer dan € 1.000. De gerechtsdeurwaarder heeft nooit de beslagvrije voet voor klaagster (her)berekend.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klaagster overgelegde stukken en wat zij ter zitting daarover heeft aangevoerd maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.