ECLI:NL:TGDKG:2021:111 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/703179 / DW RK 21/247 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:111
Datum uitspraak: 27-12-2021
Datum publicatie: 27-12-2021
Zaaknummer(s): C/13/703179 / DW RK 21/247 MdV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die meebrengen dat het gerechtvaardigd is de herhaalde klacht van klaagster nog een keer te behandelen. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 december 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 juni 2021 met zaaknummer C/13/695018 / DW RK 20/632 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/703179 / DW RK 21/247 MdV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 december 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 15 april 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 8 juni 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 10 juni 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

15 november 2021 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 27 december 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van 18 juni 2019, geregistreerd onder nummer

C/13/648756 / DW RK 18/290, is een eerdere klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond afgewezen. Het daartegen ingediende verzet, geregistreerd onder nummer C/13/668323 / DW RK 19/325, is bij beslissing van 19 november 2019 ongegrond verklaard.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte haar inboedel heeft vernietigd. Klaagster verwijst hiervoor naar een arrest van het gerechtshof te Den Haag van 28 april 2020.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De voorzitter overweegt dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedure (zoals in deze beschikking vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld. Nu klaagster geen (nieuwe) feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat deze klacht inhoudelijk een andere beoordeling behoeft, zal de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. De verwijzing van klaagster naar een arrest van het gerechtshof te Den Haag van 28 april 2020 maakt het niet anders, nu hieruit niet kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder destijds onjuist heeft gehandeld.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij wel degelijk nieuwe feiten heeft aangevoerd, te weten een uitspraak van de rechtbank (de kamer begrijpt het gerechtshof) te Den Haag van 28 april 2020, waaruit blijkt dat op

7 december 2017 geen sprake was van ernstige vervuiling en dat de gerechtsdeurwaarder daardoor op eigen houtje heeft gehandeld. Op grond van de uitspraak van 28 april 2020 had de inboedel van klaagster nooit op 7 december 2017 vernietigd mogen worden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Anders dan klaagster stelt, werpt het arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 april 2020 geen ander licht op het eerder al beklaagde handelen van de gerechtsdeurwaarder. Diens bevindingen van

7 december 2017 zijn door het gerechtshof wel degelijk als feiten beschouwd (zie 10.3 van het arrest). Dat het Hof die feiten onvoldoende acht voor de juridische conclusie dat er sprake zou zijn van een ernstige tekortkoming, brengt niet mee dat er anders geoordeeld zou moeten worden over het handelen van de gerechtsdeurwaarder. Er is dus geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die meebrengen dat het gerechtvaardigd is de herhaalde klacht van klaagster nog een keer te behandelen.  

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. A.K. Mireku en

mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

27 december 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.