ECLI:NL:TGDKG:2021:108 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687796 / DW RK 20/394 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:108
Datum uitspraak: 29-09-2021
Datum publicatie: 04-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/687796 / DW RK 20/394 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager heeft onder meer gesteld dat de gerechtsdeurwaarder niet om bankafschriften had mogen vragen gelet op het bepaalde in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De voorzitter overweegt dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval wel in redelijkheid mag verlangen dat klager bankafschriften overlegt alvorens de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen, teneinde vast te kunnen stellen dat sprake is van de door klager gestelde huurbetalingen De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 september 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 juli 2020 met zaaknummer C/13/684185 DW RK 20/241 LdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/687796 / DW RK 20/394 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 19 mei 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 juni 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 juli 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 juli 2020. Bij e-mail, ingekomen op 27 juli 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft telefonisch medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2021 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen en (de gemachtigde van) klager telefonisch is gehoord. De uitspraak is bepaald op 29 september 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 6 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op het inkomen van klager gelegd.
  • Op 28 april 2020 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht.
  • Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op 29 april 2020 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder weigert de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de daarvoor noodzakelijke bewijsstukken. Uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet na ontvangst van de door klager overgelegde huurovereenkomst in eerste instantie direct heeft aangepast. Bij de herberekening van de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder echter twijfels gekregen over de juistheid van de huurovereenkomst. Deze twijfel is sterker geworden nadat de gerechtsdeurwaarder onderzoek heeft gedaan naar de eigenaar van de betreffende woning. De voorzitter overweegt dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval wel in redelijkheid mag verlangen dat klager bankafschriften overlegt alvorens de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen, teneinde vast te kunnen stellen dat sprake is van de door klager gestelde huurbetalingen. Overigens is de vordering inmiddels op 17 juni 2020 volledig voldaan middels een betaling van klager van € 1.541,02.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. niet mocht weigeren de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen;
  2. niet om bankafschriften mocht vragen gelet op het bepaalde in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van het (onder a. en b.) in verzet aangevoerde overweegt de kamer als volgt.

7.2 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat de beslissing van de gerechtsdeurwaarder om eerst meer helderheid te verkrijgen over de huurovereenkomst op grond waarvan klager aanpassing van de beslagvrije voet had verzocht alvorens de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen ietwat ongebruikelijk voorkomt, maar in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar is.

7.3 Hetzelfde geldt voor het opvragen van de bankafschriften van klager. De gerechtsdeurwaarder was hiertoe in de gegeven omstandigheden gerechtigd. Bovendien hield het verzoek van de gerechtsdeurwaarder direct verband met het verzoek van klager om aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht en derhalve met de wettelijke taak van de gerechtsdeurwaarder in het kader van  de vaststelling van de beslagvrije voet. Wel merkt de kamer op dat de gerechtsdeurwaarder specifieker had kunnen zijn richting klager en hem had moeten vragen naar die (bank)gegevens die zien of zagen op de huurbetalingen. Daar waren immers twijfels over gerezen. Uit het verweerschrift volgt dat de gerechtsdeurwaarder daar wel op doelde, maar door het niet te specificeren heeft klager zich onnodig, dan wel onbedoeld zorgen gemaakt over bekendwording van (overige) privégegevens.

7.4 De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de beslissing aan te passen.

7.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. Voetelink en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.