ECLI:NL:TGDKG:2021:107 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/684048 / DW RK 20/232 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:107
Datum uitspraak: 29-09-2021
Datum publicatie: 04-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/684048 / DW RK 20/232 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn correspondentie richting klager ten onrechte verwezen naar de aanmaning die de opdrachtgever (eerder) aan klager zou hebben gestuurd. Daarvan was namelijk geen sprake. In samenspraak met de opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder er voldoende aan gedaan om zijn fout te herstellen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 september 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 6 mei 2020 met zaaknummer C/13/677828 DW RK 20/1 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/684048 / DW RK 20/232 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ]

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 december 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 januari 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 6 mei 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 6 mei 2020. Bij e-mail, ingekomen op 14 mei 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 29 september 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 9 november 2018 heeft de gemeente Amsterdam een beschikking uitgevaardigd over het opleggen en invorderen van een bestuurlijke boete;

-           in een brief van 11 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager bericht dat de gemeente Amsterdam klager een aanmaning heeft verstuurd en klager acht dagen de tijd gegeven te betalen, bij gebreke waarvan een dwangbevel zal worden uitgevaardigd;

-           op 16 december 2019 heeft klager een interne klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Hierop is op 2 januari 2020 door de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

De heer [   ] heeft klagers opmerking over het ontbreken van een aanmaning en veertien dagen termijn genegeerd. Hij gaat door met dreiging van uitvaardiging van een dwangbevel.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde, omdat hij verantwoordelijk is voor de door zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Vast is komen te staan dat klager geen aanmaning heeft ontvangen van de gemeente Amsterdam. Hoewel de gemeente Amsterdam verantwoordelijk was voor het versturen daarvan, heeft de gerechtsdeurwaarder ten onrechte gesteld in de brief van 11 oktober 2019 dat deze aanmaning was verstuurd. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de gemeente Amsterdam zaken in een Excel bestand overdraagt aan de gerechtsdeurwaarder. Aangezien het gebruikelijk is dat de gemeente Amsterdam in die gevallen de eerste aanmaning verzendt, heeft de gerechtsdeurwaarder in dit geval ten onrechte naar die aanmaning verwezen. De heer [   ] (medewerker van de gerechtsdeurwaarder) heeft daarom contact opgenomen met de gemeente Amsterdam. Overeengekomen is dat de gemeente Amsterdam geen aanspraak zal maken op buitengerechtelijke kosten en aanmaningskosten. Daarnaast is een deel van de kosten van de advocaat vergoed. Geconcludeerd wordt daarom dat de gerechtsdeurwaarder de gemaakte fout voldoende heeft gecompenseerd.

4.3 Gebleken is dat klager er op gewezen is dat een dwangbevel uitgevaardigd zou kunnen worden. Wanneer de opdrachtgever hiertoe besluit moet de gerechtsdeurwaarder een dwangbevel uitvaardigen. Dat dit aan klager is meegedeeld is niet tuchtrechtelijk laakbaar aangezien dit een bevoegdheid is die aan de gerechtsdeurwaarder toekomt. Klager heeft slechts gesteld dat de (medewerker van) de gerechtsdeurwaarder doorgaat met dreiging van het uitvaardigen van een dwangbevel. De klacht is echter niet verder toegelicht (bijvoorbeeld wanneer, hoe, welke woorden zijn gebruikt) zodat dit klachtonderdeel niet beoordeeld kan worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat:

  1. onder 4.2 van de beslissing van de voorzitter wordt vermeld dat een deel van de kosten van de advocaat is vergoed. Dit is onjuist. Er is niets vergoed door de gerechtsdeurwaarder;
  2. de heer [   ] klager wel heeft bedreigd met het uitvaardigen van een dwangbevel. Dit volgt uit de mail van 20 oktober 2019 (20:16 uur). Dit terwijl het kantoor al op de hoogte was van het ontbreken van een aanmaning.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Hetgeen door klager ter zitting aangevoerd maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de door klager overgelegde correspondentie waaruit zou moeten blijken dat de gerechtsdeurwaarder klager heeft bedreigd. Daarin heeft de (medewerker van de) gerechtsdeurwaarder klager slechts willen informeren over wat hij zou mogen verwachten indien de vordering niet zou worden voldaan. Dat klager dat als dreigend heeft ervaren, maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder dit niet op deze manier heeft mogen doen. Daarnaast staat dit los van het gegeven dat de aanmaning van de opdrachtgever ontbrak. Dat laatste kan niet aan de deurwaarder worden verweten. Uit het dossier volgt overigens nog dat klager en de gemeente Amsterdam voorafgaand aan de bewuste aanmaning meerdere malen contact hebben gehad over de boete, onder meer over een betalingsregeling, wat betekent dat klager op de hoogte was van zijn betalingsverplichting.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. Voetelink en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.