ECLI:NL:TGDKG:2021:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687920 DW RK 20/397 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:105
Datum uitspraak: 18-08-2021
Datum publicatie: 04-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/687920 DW RK 20/397 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager klaagt onder meer over de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder slechts tot één jaar terug betaling van de teveel ingehouden gelden wil overgaan. Jurisprudentie heeft eerder uitgemaakt dat dit een redelijk termijn is. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 augustus 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/687920  DW RK 20/397 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 21 oktober 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juli 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 augustus 2021.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij vonnis van 27 september 2012 is klager door de kantonrechter te rechtbank Haarlem veroordeeld tot betaling van een vordering van Essent Retail Energie B.V.
  • Bij exploot van 8 november 2012 is het vonnis aan klager betekend.
  • Bij exploot van 2 april 2013 is ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder [   ]. Dit beslag is op 11 april 2013 aan klager (over-)betekend.
  • Bij brief van 15 mei 2019 heeft klager, desgevraagd, een overzicht van de betalingsachterstand van de gerechtsdeurwaarder toegezonden gekregen.
  • Naar aanleiding van het verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet van 24 december 2019 van klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 3 januari 2020 aanvullende stukken opgevraagd bij klager.
  • Op een brief van de gemachtigde van klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij bericht van 23 januari 2020 opnieuw om de aanvullende stukken over zowel het jaar 2019 als het jaar 2020 gevraagd.
  • Bij brief van 28 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op de hoogte gebracht van de nieuw vastgestelde beslagvrije voet (2020). Eveneens heeft de gerechtsdeurwaarder klager bericht dat hij een deel van de teveel ingehouden gelden terug zal storten, maar dat klager voor het overige bij de collega gerechtsdeurwaarders moest zijn, aangezien hij de bedragen niet meer onder zich had, maar had afgedragen aan deze collega deurwaarders.
  • Bij brief van 30 juni 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de klachten van klager over onterecht gelegd beslag, de beslagvrije voet en de terugwerkende kracht waarmee teveel geinde gelden moesten worden terugbetaald.
  • Bij brief van 16 juli 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op de hoogte gebracht van de aanpassing van de beslagvrije voet over 2019. Eveneens heeft de gerechtsdeurwaarder klager bericht dat hij een deel van de teveel ingehouden gelden terug zou storten, maar dat klager voor het overige bij collega gerechtsdeurwaarders moest zijn, aangezien hij de bedragen niet meer onder zich had.

2. De klacht

Klager beklaagt zich – samengevat – over het volgende:

  1. aan klager is nooit iets betekend, evenmin heeft klager een formulier ontvangen voor de berekening van de beslagvrije voet;
  2. de gerechtsdeurwaarder wil maar tot één jaar terugbetaling van de teveel ontvangen bedragen overgaan;
  3. klager is door het beslag en de te lage beslagvrije voet in betalingsproblemen geraakt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder bij het verweerschrift overlegde stukken blijkt dat het vonnis bij exploot van 8 november 2012 betekend is door het overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in een gesloten envelop aan de woonplaats van klager achter te laten. Het gelegde beslag is bij exploot van 11 april 2013 op dezelfde wijze betekend. De stelling van klager dat niets – en daarmee doelend op voornoemde exploten – aan hem is betekend kan, gelet op de overgelegde stukken, door de kamer niet worden gevolgd. Een betekeningsexploot is een authentieke akte. Dat betekent dat de inhoud daarvan, zoals de vermelding op welke wijze deze is betekend, behoudens tegenbewijs (dat niet is geleverd) vast staat. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.

4.3 Door middel van het toezenden van de verklaring derdenbeslag van 5 april 2013 op diezelfde datum aan klager is de beslagvrije voet aan klager kenbaar gemaakt, met het verzoek de gerechtsdeurwaarder op de hoogte te stellen van enige onjuistheden of wijzigingen. Klager is bij brief, aangehecht aan het betekeningsexploot van het beslag van 11 april 2013, opnieuw gewezen op de mogelijkheid de beslagvrije voet te doen aanpassen, indien deze onjuist was vastgesteld. De kamer is van oordeel dat klager met deze kennisgeving voldoende in de gelegenheid is gesteld om (destijds) zelf actie te ondernemen. Terzijde merkt de kamer wel op dat het beter was geweest als de gerechtsdeurwaarder, op het moment dat hij eerste beslaglegger werd, zelf een berekening van de beslagvrije voet had gemaakt in plaats van de door zijn voorganger gemaakte berekening blind te volgen. Een tuchtrechtelijk verwijt kan hier evenwel niet worden gemaakt.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder zich heeft gevoegd naar datgene dat in de jurisprudentie is uitgemaakt als doenlijk (lees: redelijk) als het gaat om het terugbetalen van te veel ingehouden gelden over een langere periode ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0730). Meer kan van de gerechtsdeurwaarder niet worden gevergd, mits hij de ingehouden gelden nog onder zich heeft. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hierbij niet gebleken. Indien klager een andere mening is toegedaan, dient klager zich op dit punt te wenden tot de civiele rechter.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. Dat klager last en problemen heeft ondervonden van het beslag (en eventueel andere beslagen) is begrijpelijk, maar dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen. Het is immers niet de gerechtsdeurwaarder die het beslag voor zichzelf legt, ook al lijkt het zo voor klager omdat hij met de betreffende gerechtsdeurwaarder communiceert. De feitelijke beslaglegger is de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder geeft slechts gevolg aan zijn ministerieplicht, indien hem wordt verzocht een vonnis te executeren. En daarbij is in dit geval van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet gebleken.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.