ECLI:NL:TGDKG:2021:104 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/690176 / DW RK 20/484 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:104
Datum uitspraak: 18-08-2021
Datum publicatie: 04-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/690176 / DW RK 20/484 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster stelt niet op de hoogte te zijn geweest dat zij heeft ingestemd met een procedure voor E-Court. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van18 augustus 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 september 2020 met zaaknummer C/13/685860 DW RK 20/316 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/690176 / DW RK 20/484 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ] ,

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 juni 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 juli 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 8 september 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 september 2020. Bij brief, ingekomen op 15 september 2020, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juli 2021 alwaar de gemachtigde van klaagster (via een digitale verbinding) en de gerechtsdeurwaarder (fysiek) zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 augustus 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • de gerechtsdeurwaarder is belast met meerdere betalingsachterstanden van klaagster bij [   ].
  • de zaak waartegen de onderhavige klacht zich richt is bij het gerechtsdeurwaarderskantoor geadministreerd onder nummer [   ].
  • Bij exploot van 22 augustus 2017 is klaagster opgeroepen te verschijnen in de procedure bij stichting E-Court.
  • Bij brief van 23 augustus 2017 heeft klaagster aangegeven dat zij akkoord gaat met de procedure bij E-Court.
  • Bij arbitraal vonnis van 5 januari 2018 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
  • Bij exploot van 8 februari 2018 is het vonnis van 5 januari 2018 aan klaagster

betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

  • Bij brief van 27 november 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een overzicht van de betalingsachterstand verstrekt.
  • Op 7 januari 2019 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klaagster.
  • Bij brieven van 25 maart 2020 en 19 juni 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster overzichten van de betalingsachterstanden verstrekt.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de openstaande te betalen bedragen in korte tijdsverschillen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

4.2 Omdat een medewerker van een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder haar verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. 

4.3 De voorzitter stelt voorop dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om de ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. Uit het verweerschrift blijkt dat [   ] de betreffende vordering uit handen heeft gegeven aan de gerechtsdeurwaarder nadat klaagster de betalingsachterstand, ondanks aanmaning in der minne, niet had voldaan. Klaagster is hierop op 22 augustus 2017 opgeroepen voor een procedure in E-Court, waarbij zij in de gelegenheid is gesteld om binnen één maand te kiezen voor een behandeling bij de kantonrechter. Klaagster heeft akkoord gegeven op de behandeling bij E-Court. Klaagster heeft geen verweer gevoerd hoewel zij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld. Op 5 januari 2018 is verstekvonnis gewezen door E-Court, welk vonnis de gerechtsdeurwaarder op 8 februari 2018 aan klaagster heeft betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen. Omdat betaling is uitgebleven heeft de gerechtsdeurwaarder op 7 januari 2019 executoriaal derdenbeslag gelegd op de zorgtoeslag van klaagster.

4.4 De hoogte van de vordering is onder meer gewijzigd in verband met de kosten van de executie van het vonnis van 5 januari 2018. De door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde kosten ter executie van het vonnis bestaan uit vaste bedragen. Niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend conform de daarvoor geldende regelingen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar daarvan is in deze zaak niet gebleken. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt. De hoogte van de vordering is tevens gewijzigd in verband met de ontvangen inhoudingen op de zorgtoeslag van klaagster tot 24 mei 2019, alsmede haar betalingen van € 35,- per maand vanaf juni 2019. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster – samengevat – aangevoerd dat zij:

  1. geen dagvaarding had ontvangen ondanks het feit dat dat zij met de E-Court procesvoering had ingestemd.
  2. tijdig verzet heeft ingediend bij E-Court, nadat zij in het ongelijk was gesteld, maar geen reactie heeft ontvangen
  3. een aangetekende brief naar E-court retour heeft ontvangen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van het onder a. in verzet aangevoerde overweegt de kamer als volgt. Nu de gemachtigde van klaagster ter zitting heeft verklaard wel de eerste pagina van de dagvaarding onder ogen te hebben gehad én klaagster in de inleidende klacht een kopie van de oproeping heeft overgelegd, kan de kamer klaagster niet volgen op dit onderdeel van het verzet. Daarnaast heeft klaagster kort daarop bij e-mail van 23 augustus 2017 haar akkoord gegeven voor de procedure. Dat klaagster niet had beoogd akkoord te gaan met de E-Court procedure blijkt geenszins uit het bericht. Het is voor rekening van klaagster dat zij niet eenduidig heeft kunnen overbrengen wat haar intenties waren, of dat stichting E-Court haar niet goed heeft begrepen Dit kan de gerechtsdeurwaarder (achteraf) niet worden tegengeworpen.

7.2 Ten aanzien van de onder b en c in verzet aangevoerde gronden moet de kamer vaststellen dat deze buiten de invloedsfeer van de gerechtsdeurwaarder vallen. De gang van zaken bij E-Court kan hem niet worden aangerekend.  

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.