ECLI:NL:TGDKG:2021:102 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/683885 / DW RK 20/219 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:102
Datum uitspraak: 18-08-2021
Datum publicatie: 04-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/683885 / DW RK 20/219 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klagers hebben de aangevoerd de vordering reeds te hebben voldaan en dat beslaglegging daarom onrechtmatig was. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van 18 augustus 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 29 april 2020 met zaaknummer C/13/676139 / DW RK 19/638 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/683885 / DW RK 20/219 LvB/SM ingesteld door:

[   ] en [   ],

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 2 december 2019 hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail ingekomen op 20 februari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.Het verweerschrift is op 20 februari 2020 aan klagers toegezonden. Bij beslissing van 29 april 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 29 april 2020. Bij brief, ingekomen op 12 mei 2020, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juli 2021. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, ook niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 augustus 2021.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij exploot van 14 januari 2019 zijn klagers op verzoek van [   ] gedagvaard te verschijnen voor de rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken, locatie Zutphen.
  • Bij vonnis van 13 maart 2019 zijn klagers veroordeeld tot betaling van een geldsom en de kosten van de procedure.
  • Bij exploot van 3 april 2019 is dit vonnis aan klagers betekend met bevel tot betaling van € 900,10.
  • Op verzoek van klagers is op 26 maart  2019 een betalingsregeling getroffen van € 25,00 per maand.
  • Klagers hebben de gerechtsdeurwaarder per e-mail van 18 juni 2019 een "notificatie Commerciële Derden” toegezonden met de mededeling dat hiermee het dossier volledig voldaan is.
  • Bij e-mail van 11 juli 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers medegedeeld dat een dergelijke notificatie hem niet bekend is en klagers verzocht alsnog het gehele bedrag te betalen.
  • Klagers hebben de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 22 juli 2019 verzocht contact op te nemen met het Ministerie van Financiën en de Bank.
  • Op 26 september 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers bericht dat de vordering nog niet voldaan is en de door hen toegezonden notificatie niet bekend is bij het ministerie, noch bij de bank. 
  • Nadat betaling uitbleef heeft de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 25 oktober 2019 ten laste van klagers beslag gelegd onder de ING bank op de rekening van klagers.
  • Dit beslag heeft geen doel getroffen en de gerechtsdeurwaarder heeft de zaak gesloten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers voeren aan dat zij de gerechtsdeurwaarder op 16 juni 2019 een VBA-derden hebben toegezonden, waarmee volgens klagers de vordering van [   ] volledig is voldaan. Zij verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij geen enkele poging heeft ondernomen om deze VBA derden te incasseren bij de Minister van Financiën. Hij weigert mee te werken aan een correcte afhandeling van het dossier. De gerechtsdeurwaarder heeft het origineel gehouden en heeft beslag gelegd op de rekening van klagers en dient schade te betalen die is ontstaan door dit beslag. De gerechtsdeurwaarder dient zich aan de Wet te houden door het VBA-derden volgens de wet te incasseren.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van voormeld artikel oplevert.

4.2 Dat is niet het geval. Wat er ook zij van de door klagers overgelegde VBA verklaring, op geen enkele wijze is aangetoond dat het gaat om wettelijk betaalmiddel waarmee de bij vonnis aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder toegewezen vordering op klagers kan worden voldaan. Dat de gerechtsdeurwaarder geen enkele poging heeft ondernomen om de klagers overgelegde VBA verklaring te incasseren, is door hem gemotiveerd bestreden. Nu klagers de vordering, na daarom diverse malen te zijn verzocht, onbetaald hebben gelaten en een afgesproken betalingsregeling niet na zijn gekomen, heeft de gerechtsdeurwaarder de executie van het vonnis terecht in gang gezet door het leggen van beslag. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

4.3 Nog los van deze uitkomst, is voor het toekennen van de door klagers gestelde schade in het tuchtrecht geen plaats.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klagers als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers – samengevat – aangevoerd dat de VBA-verklaring van klagers wel degelijk legaal is. Het is aan de gerechtsdeurwaarder om (ten aanzien daarvan) de juiste informatie in te winnen bij de juiste personen en dit administratief te verwerken. Dat dit niet (juist) door de gerechtsdeurwaarder is verwerkt gaf hem nog niet het recht om beslag te leggen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open