ECLI:NL:TGDKG:2021:101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/689238 / DW RK 20/444 MK/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:101
Datum uitspraak: 20-09-2021
Datum publicatie: 06-01-2022
Zaaknummer(s): C/13/689238 / DW RK 20/444 MK/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. In de wet is geen bepaling opgenomen waaruit blijkt dat het geven van een opdracht aan de gerechtsdeurwaarder om beslag te leggen moet gebeuren door een advocaat. Daarom is het niet relevant dat mr. [..] wel of niet uit het ambt is gezet en dat zijn secretaresse de opdracht heeft gegeven. Geen verrekening aangezien de tegenvordering wordt betwist. Beslissing van de voorzitter blijft in stand.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 september 2021 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 18 augustus 2020 met zaaknummer C/13/684745 / DW RK 20/259 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/689238 / DW RK 20/444 MK/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 mei 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 juli 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 18 augustus 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 30 augustus 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 september 2021.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 maart 2020 is klager veroordeeld in de kosten van het geding.

-           Bij exploot van 3 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het arrest van

24 maart 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij e-mail van 5 april 2020 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat klager een vordering heeft op de opdrachtgeefster, welke vordering de opdrachtgeefster ook heeft erkend en beloofd terug te betalen, en dat is afgesproken dat klager zijn vordering zal verrekenen met de vordering van de opdrachtgeefster. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 6 april 2020 gereageerd.

-           Op 21 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klager.

-           Bij exploot van 23 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

-           Bij e-mail van 30 april 2020 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij het verschuldigde bedrag conform het exploot zal voldoen en heeft daarbij verzocht het beslag onder de Belastingdienst vervolgens direct op te heffen. Tevens heeft klager uitdrukkelijk niet toegestaan het door hem betaalde bedrag door te storten aan de opdrachtgeefster dan wel haar onbevoegd optredende advocaat.

-           Bij e-mail van 1 mei 2020 heeft de advocaat van klager gesteld dat sprake is van een onrechtmatig gelegd beslag.

-           Bij e-mail van 6 mei 2020 heeft de advocaat van klager zijn e-mail van 1 mei 2020 gerappelleerd en verzocht om een bevestiging dat het gelegde beslag is opgeheven en het door klager betaalde bedrag niet zal worden doorgestort naar de opdrachtgeefster in verband met de verrekening.

-           Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft de advocaat van klager aangegeven dat klager het verschuldigde bedrag volgens opgave heeft betaald en dat de overbetekening van het beslag kennelijk heeft plaatsgevonden nadat er reeds een beroep op verrekening was gedaan.

-           Op 19 mei 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag onder de Belastingdienst ten laste van klager opgeheven.

-           Bij e-mail van 29 mei 2020 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht het door hem betaalde bedrag en het geïnde bedrag van de Belastingdienst aan hem terug te storten.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: onrechtmatig beslag heeft gelegd, zonder bij de opdrachtgeefster te verifiëren of het beslag terecht is;

b: op instructie van mr. [..] werkt, terwijl deze advocaat geschorst is;

c: hem valse en juridisch onjuiste informatie heeft verstrekt om hem te bewegen tot betalen;

d: het beslag niet heeft opgeheven nadat er betaald was en de gerechtsdeurwaarder als gevolg daarvan ten onrechte twee bedragen van de belastingdienst heeft geïncasseerd;

e: het teveel geïncasseerde bedrag niet wil terugbetalen;

f: niet reageert op zijn e-mailberichten;

g: niet voor rede vatbaar is.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Omdat klager niet aan de executoriale titel heeft voldaan heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klager. Niet valt in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder bij de opdrachtgeefster had moeten verifiëren of het beslag terecht is, nu het beslag op haar verzoek is gelegd.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit het verweerschrift blijkt dat de secretaresse van mr. [..] op 30 maart 2020 de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder heeft verstrekt om het arrest van 24 maart 2020 aan klager te betekenen en de titel ten uitvoer te leggen. Hierbij is uitdrukkelijk verzocht om de ex-partner van klager als opdrachtgeefster te beschouwen. De gerechtsdeurwaarder heeft op geen enkele wijze met mr. [..] gecommuniceerd. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties niet blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager valse en juridisch onjuiste informatie heeft verstrekt. Klager is bij arrest van 24 maart 2020 veroordeeld in de proceskosten. De opdrachtgeefster betwist dat zij klager een vordering verschuldigd is. Als klager het niet eens is met de vordering, ligt het op zijn weg om een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder. Het is noch aan de gerechtsdeurwaarder noch aan de voorzitter van de kamer om inhoudelijk in te gaan op de vordering.  

4.5 Ten aanzien van klachtonderdelen d en e overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat het beslag onder de Belastingdienst is opgeheven nadat klager het verschuldigde bedrag had voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft het gelegde beslag weliswaar niet direct na betaling door klager opgeheven, maar het opheffen heeft niet dermate lang geduurd dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De gerechtsdeurwaarder stelt dat er geen gelden van de Belastingdienst zijn ontvangen en er dan ook niet teveel is geïncasseerd. De voorzitter ziet zonder onderbouwing van het tegendeel geen reden om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen. Deze klachtonderdelen dienen dan ook als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdelen f en g overweegt de voorzitter dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk binnen een redelijke termijn op e-mailberichten van (de advocaat van) klager heeft gereageerd. Dat hierbij niet de door klager gewenste antwoorden zijn gegeven, maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder niet voor rede vatbaar is. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op deze klachtonderdelen is niet gebleken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 In de beslissing wordt niet ingegaan op het feit dat er een tegenvordering was en dat de gerechtsdeurwaarder daarvan op de hoogte was. Het is niet rechtmatig beslag te leggen als er een tegenvordering is.

5.2 De secretaresse heeft een gezagsverhouding met mr. [..] en zij werkt in opdracht van mr. [..]. De gerechtsdeurwaarder weet dat mr. [..] geschorst is.

5.3 De beslagvrije voet is op nihil gesteld. Dit is onrechtmatig. De gerechtsdeurwaarder heeft geen informatie opgevraagd om de hoogte van de beslagvrije voet te bepalen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder 5.3.

6.2 Ten aanzien van 5.1 wordt als volgt overwogen. Door de gerechtsdeurwaarder is ter zitting nader toegelicht, zoals ook al in zijn verweerschrift was vermeld, dat hij het bericht van klager dat er een tegenvordering was aan zijn opdrachtgeefster heeft doorgeleid, die daarop aangaf de tegenvorering te betwisten en opdracht gaf de executie voort te zetten. Daarmee heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld en was de beslissing van de voorzitter op dit punt juist. Anders dan klager als uitganspunt neemt, doet de enkele stelling van klager dat hij een tegenvordering heeft de oorspronkelijke vordering niet teniet gaan, bijvoorbeeld niet in het geval de tegenvordering wordt betwist, zoals in dit geval door de opdrachtgeefster werd aangegeven. Indien klager gezien de door hem gestelde verrekening de executie wenste te schorsen, was het aan hem daarvoor een executiegeschil te starten.

6.3 Ten aanzien van 5.2 wordt het volgende overwogen. In de wet is geen bepaling opgenomen waaruit blijkt dat het geven van een opdracht aan de gerechtsdeurwaarder om beslag te leggen moet gebeuren door een advocaat. Daarom is het niet relevant dat mr. [..] wel of niet uit het ambt is gezet en dat zijn secretaresse de opdracht heeft gegeven.

6.4 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.