ECLI:NL:TGDKG:2021:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/673086 / DW RK 19/527

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:1
Datum uitspraak: 12-01-2021
Datum publicatie: 22-01-2021
Zaaknummer(s): C/13/673086 / DW RK 19/527
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster beklaagt zich over de inhoud en de onderbouwing van de vorderingen in de dagvaarding. Tevens beklaagt klaagster zich er over dat niet is gereageerd op haar brieven. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 januari 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/673086 / DW RK 19/527 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 oktober 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 november 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 december 2020 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 januari 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is sinds november 2017 belast met een vordering van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. op klaagster.

-           Bij brief van 16 november 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd de openstaande schuld ad € 601,79, alsmede rente en incasso-provisie, te betalen.

-           Bij brief van 26 november 2017 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder geschreven niet bekend te zijn met een openstaande factuur, met verwijzing van haar schrijven van 26 oktober 2016.

-           Bij brief van 11 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd het totaal verschuldigde bedrag ad € 792,41 te betalen.

-           Bij brief van 13 januari 2018 heeft klaagster herhaald niet bekend te zijn met openstaande facturen.

-           Bij brief van 26 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een aanmaning aan klaagster verstuurd voor de openstaande schuld ad € 601,79.

-           Bij brief van 6 februari 2018 is namens klaagster onder meer verzocht om een kopie van de nota’s van 2012 en 2013, alsmede een kopie van de zorgverzekeringsovereenkomst tussen klaagster en Zilveren Kruis.

-           Bij exploot van 31 oktober 2018 is klaagster gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter te Utrecht tegen 5 december 2018.

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 20 februari 2019 is klaagster veroordeeld tot het betalen van € 455,47 aan Zilveren Kruis.

-           Bij brief van 28 mei 2019 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 18 juni 2019 gereageerd.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: in strijd met zijn substantiëringsplicht en bewijsdraagplicht een onjuiste dagvaarding heeft opgesteld;

b: de rechter op het verkeerde spoor heeft gezet, hetgeen in strijd is met

artikel 21 van het Burgerlijk Wetboek van Rechtsvordering;

c: niet heeft gereageerd op haar brieven van 26 november 2017, 13 januari 2018 en

6 februari 2018, waardoor hij op een procedure heeft aangestuurd, hetgeen gunstig is voor zijn verdienmodel, maar voor klaagster kostbaar en emotioneel belastend is;

d: in strijd met de waarheid stelt een gespecificeerde factuur aan klaagster te hebben gezonden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. In dit geval wordt de verweer voerende gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar een dagvaarding van Zilveren Kruis heeft betekend aan klaagster en de gerechtsdeurwaarder tevens de gemachtigde van Zilveren Kruis was in de betreffende procedure, maar dat dit niet betekent dat de gerechtsdeurwaarder opzettelijk en bewust de verweren van klaagster heeft achtergehouden. Klaagster heeft haar stelling niet met stukken onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt. Dat klaagster het niet eens is met de inhoud en de onderbouwing van de vorderingen in de dagvaarding van Zilveren Kruis en van mening is dat de inhoud van de dagvaarding de kantonrechter heeft misleid, kan zij de gerechtsdeurwaarder niet verwijten. Klaagster heeft zich tegen de inhoud van de dagvaarding verweerd bij de mondelinge behandeling van de kantonrechter op

6 februari 2019 en heeft daarbij eveneens kunnen wijzen op eventuele onvolkomenheden in de dagvaarding. Indien klaagster het niet eens was met het vonnis van 20 februari 2019 had het op haar weg gelegen om hiertegen een rechtsmiddel aan te wenden. De tuchtrechtprocedure is hiervoor niet de geëigende weg. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder wat deze klachtonderdelen betreft tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Klaagster heeft kopieën van brieven aan de gerechtsdeurwaarder overgelegd van

26 november 2017 en 13 januari 2018, waarin zij stelt niet bekend te zijn met onbetaalde facturen. De gerechtsdeurwaarder ontkent deze brieven te hebben ontvangen. Wat daarvan zij kan niet worden vastgesteld, omdat dit nadere bewijsvoering vereist, hetgeen buiten het bestek van deze tuchtrechtprocedure valt. De gerechtsdeurwaarder heeft wel erkend de brief van klaagster van 6 februari 2018 te hebben ontvangen en ook dat daar niet op is gereageerd. Dit zou te wijten zijn aan een administratieve fout. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing of fout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Klaagster heeft tijdens de zitting van 5 december 2018 bij de kantonrechter te Utrecht haar standpunten kenbaar kunnen maken en heeft daarbij ook haar brief van 6 februari 2018 naar voren kunnen brengen. Niet gebleken is dat klaagster door het onbeantwoord laten van deze brief in haar belangen is geschaad. Klaagster heeft na haar brief van 6 februari 2018 ook niet bij de gerechtsdeurwaarder gerappelleerd. Dit klachtonderdeel dient als ongegrond te worden afgewezen.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat – in tegenstelling tot wat klaagster stelt – het niet de gerechtsdeurwaarder is die stelt dat “gedaagde van eiseres een gespecificeerde factuur heeft ontvangen”, maar eiseres in die procedure, te weten Zilveren Kruis. Dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.