ECLI:NL:TDIVTC:2021:61 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/127

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2021:61
Datum uitspraak: 25-11-2021
Datum publicatie: 21-02-2022
Zaaknummer(s): 2020/127
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten bij het uitvoeren van een FIV/FeLV test bij een kat onzorgvuldig te hebben gehandeld, in die zin dat er voorafgaande aan die bloedtest bij het scheren van de huid vier grote open wonden zouden zijn ontstaan. Ongegrond.

X,        klaagster,             

tegen:

Y,         beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 september 2021. Alleen beklaagde was daarbij aanwezig, tezamen met zijn echtgenote. Klaagster is niet verschenen. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt, in hoofdzaak, verweten dat hij bij het uitvoeren van een FIV/FeLV test bij de kat van klaagster onzorgvuldig heeft gehandeld, in die zin dat er voorafgaande aan die bloedtest bij het scheren van de huid vier grote open wonden zijn ontstaan.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, een Ragdoll, geboren op 2 september 2019.

3.2. Op 30 november 2020 heeft klaagster met de kat de praktijk van beklaagde bezocht voor het afnemen van een FIV/FeLV bloedtest. Hiertoe diende bloed te worden afgenomen uit een  halsader van de kat en diende de huid lokaal te worden vrijgemaakt van haren. Beklaagde, die werd bijgestaan door een assistente, tevens zijn echtgenote, heeft in eerste instantie met behulp van een tondeuse aan de linkerzijde van de hals van de kat haren weggeschoren en heeft vervolgens, naar hij heeft gesteld, driemaal vergeefs gepoogd de ader aan te prikken. Hierna heeft beklaagde, wederom met assistentie van zijn echtgenote, aan de rechterzijde van de hals haren weg geschoren, waarna het beklaagde, naar hij heeft gesteld, bij een tweede poging lukte om bloed af te nemen. Het vervolgens verrichte bloedonderzoek gaf een negatief resultaat op FeLV (Feline leukemie virus). Hierna is de kat de kat met klaagster mee naar huis gegaan.

3.3. Klaagster stelt dat zij na thuiskomst constateerde dat de kat vier grote open wonden in de hals had, die volgens haar zijn veroorzaakt doordat beklaagde geen schaar heeft gebruikt om de lange haren in de hals van de kat in te korten alvorens een tondeuse te gebruiken. Klaagster stelt dat het beklaagde eerst na tien pogingen lukte bloed af te nemen.

3.4. Beklaagde heeft betwist dat er vier grote open wonden in de hals van de kat zijn ontstaan. Wel heeft hij erkend dat er een schaafwond is ontstaan, omdat de kat zich tijdens het scheren bewoog en dat hij een aantal pogingen nodig heeft gehad voordat er daadwerkelijk bloed kon worden afgenomen.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geschil is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts hadden behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij die tuchtrechtelijke beoordeling wordt naar vaste jurisprudentie niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend, maar wordt als criterium aangehouden of beklaagde in de specifieke omstandigheden van het geval, als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot is opgetreden.

5.2. Het college stelt in zijn algemeenheid voorop dat bij iedere diergeneeskundige handeling of ingreep complicaties kunnen optreden zonder dat daar per definitie verwijtbaar foutief handelen van de dierenarts aan ten grondslag hoeft te liggen. Het komt vaker voor dat bij het afnemen van bloed het aanprikken van een bloedvat niet direct lukt. Beklaagde heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij bij vele dieren zonder problemen bloed heeft afgenomen en het college trekt dit op basis van zijn werkervaring en de lange staat van dienst als dierenarts niet in twijfel. Dat hij in dit geval eerst na diverse pogingen een bloedvat heeft kunnen aanprikken, betekent dan ook nog niet dat beklaagde in dat opzicht ondeskundig handelen kan worden verweten. Beklaagde heeft ter zitting verder toegelicht dat, om het afnemen van bloed mogelijk te maken c.q. te vergemakkelijken, de assistente de beide voorpoten van de kat heeft vastgehouden en het kopje achterover heeft gehouden. Deze wijze van fixeren is bij het afnemen van bloed niet ongebruikelijk, noch veterinair onjuist. Voor zover deze manier van fixeren door klaagster als dieronvriendelijk is ervaren, maakt dat nog niet dat er sprake is geweest van veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.3. Klaagster heeft gesteld dat er bij het scheren van de halsharen open wonden zijn ontstaan, ter onderbouwing waarvan er door klaagster foto’s in het geding zijn gebracht. Het college acht niet per definitie veterinair onjuist om bij het verwijderen van halsharen een tondeuse te gebruiken, ook niet bij langharige dieren, zoals bij de kat van klaagster. Het college heeft de door klaagster overgelegde foto’s van de hals van de kat beoordeeld en deelt de visie van beklaagde dat daarop niet te zien is dat er open wonden zijn ontstaan. Volgens beklaagde was er enkel sprake van een oppervlakkige schaafplek d c.q. schram en hij heeft ter zitting toegelicht dat hij klaagster tijdens het consult ook op de schaafplek heeft gewezen, die er rustig uitzag en geen behandeling behoefde. Het college ziet geen aanleiding om beklaagde hierin niet te volgen, nu op de door klaagster in het geding gebrachte foto’s geen verontrustende huidbeschadigingen zichtbaar zijn. Door klaagster is overigens ook niet gesteld dat met betrekking tot de beweerdelijke huidwonden nog een behandeling heeft plaatsgevonden of medicatie moest worden ingezet. Ook op dit punt ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde verwijtbaar onjuist of nalatig veterinair handelen kan worden verweten.

5.4. Resumerend concludeert het college dat het aanprikken van een bloedvat en het scheren van de hals van de kat weliswaar niet optimaal is verlopen, maar dat niet is komen vast te staan dat de kat de beweerdelijke ernstige verwondingen heeft opgelopen en kan ook voor het overige niet worden geconcludeerd dat beklaagde niet binnen de grenzen van de redelijk bekwame beroeps­uitoefening heeft gehandeld. De klacht wordt ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, en door de leden-dierenartsen drs. M. Lockhorst, drs. M.E.A. Cuppens-Joosten, drs. J. Hilvering en drs. A.H.A. Steentjens, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2021.