ECLI:NL:TDIVTC:2021:55 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/116

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2021:55
Datum uitspraak: 28-10-2021
Datum publicatie: 21-02-2022
Zaaknummer(s): 2020/116
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten veterinair tekort te zijn geschoten in de behandeling van een (lacterende) kat, door het antibioticum Stomorgyl 20 (REG NL  7310) voor te schrijven en klager onvoldoende te informeren over mogelijke risico’s van dit middel, als gevolg waarvan er zes kittens zijn overleden. Ongegrond. 

x,        klager,

tegen
 

Y,        beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 19 augustus 2021. Beide partijen waren daarbij aanwezig. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij veterinair tekort is geschoten in de behandeling van de (lacterende) kat van klager, door het antibioticum Stomorgyl 20 (REG NL  7310) voor te schrijven en klager onvoldoende te informeren over de risico’s van dit middel, als gevolg waarvan er zes kittens zijn overleden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klager, een Sphynx, geboren op 21 november 2015. De kat is eind juni 2020 bevallen van 7 kittens.

3.2. Op 30 juli 2020 heeft klager een collega dierenarts van beklaagde geconsulteerd omdat de  kat acuut braakklachten had gekregen en er sedert drie dagen sprake was van (totale) anorexie. Uit het lichamelijk onderzoek kwam onder meer naar voren dat er een “harde worstvormige massa mid-abdominaal voelbaar” was. Er is een röntgenfoto van het abdomen gemaakt waarop veel ontlasting te zien was, maar geen aanwijzingen voor bijvoorbeeld een vreemd voorwerp in de buik. In overleg met klager is besloten om de kat op de praktijk op te nemen aan een infuus en om nog verdere diagnostiek te verrichten. Door een collega dierenarts is een echo van het abdomen gemaakt en is een bloedonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat er sprake was van een invaginatie. De kat is op diezelfde dag geopereerd, waarbij een ‘enterectomie jejunum’ is uitgevoerd. Na de operatie is de kat in de opname gehouden. De kittens zijn tijdens de opname van de moederkat bij klager thuis gebleven.

3.3. Op 31 juli 2020, toen de kat nog in opname verbleef, was beklaagde voor het eerst als behandelend dierenarts bij de zorg voor de kat betrokken. Door beklaagde werden bij auscultatie van de longen en het hart geen afwijkende zaken vastgesteld, de buik voelde bij palpatie soepel aan, de slijmvliezen waren roze en vochtig, de lichaamstemperatuur was enigszins verlaagd (37 °Celsius) en bekinspectie leverde geen bijzonderheden op. De incisiewond van de operatie zag er blijkens de patiëntenkaart “mooi schoon en droog” uit. Beklaagde heeft een pijnstillend middel, Vetergesic, en een antibioticum, Stomorgyl 20, aan de kat toegediend. Met betrekking tot de dosering van Stomorgyl vermeldt de patiëntenkaart: “1x daags 1/8 tablet”, en met betrekking tot de duur van de kuur: “6 dagen”..

3.4. Op 1 augustus 2020 heeft beklaagde bij de kat in de opname opnieuw een lichamelijk onderzoek verricht en waren de klinische bevindingen vergelijkbaar met die van de vorige dag. In de patiëntenkaart is genoteerd dat de kat nog ondersteunend behandeld werd en dat ze mogelijk de volgende dag naar huis mocht. Klager heeft de kat echter op eigen initiatief eerder opgehaald. Daarover is in de patiëntenkaart genoteerd (letterlijke weergave): “gebeld meneer neemt tegen medisch advies ayra mee naar huis. over 8 dagen wondcontrole en evt hechtingen verwijderen.” De kat is dezelfde dag door een praktijkassistente aan klager mee naar huis gegeven. In geschil is of de Stomorgyl tabletten die daarbij aan klager zijn meegegeven, verdeeld waren in 1/8e partjes.

3.5. Op 2 augustus 2020, de eerste dag na thuiskomst van de kat, kreeg eerst één van de kittens diarree- en braakklachten en daarna ook de andere kittens. Klager is met een van de zieke kittens, die het zwakst was, naar een voor hem dichtbij gelegen dierenartsenpraktijk in België gegaan. Volgens klager heeft de dierenarts aldaar hem verteld dat het gebruik van Stomorgyl 20 in België niet wordt aanbevolen tijdens lactatie en dat de klachten van het kitten konden zijn veroorzaakt doordat het mogelijk bij de moederkat had gedronken. Het college heeft begrepen dat ook de overige kittens vanwege hun slechte gezondheidstoestand bij deze kliniek in België zijn opgenomen en dat er uiteindelijk zes van de zeven kittens zijn overleden.

3.6. Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij ongeveer vijf dagen na thuiskomst van de moederkat contact heeft opgenomen met de praktijk van beklaagde om te vragen of de klachten van de kittens veroorzaakt konden zijn door het gebruik van Stomorgyl, dat de kittens mogelijk via de melk van de lacterende moederkat binnen hadden gekregen. Volgens beklaagde heeft klager op 8 augustus 2020 gebeld naar de praktijk, maar was hij, beklaagde, op dat moment niet beschikbaar en heeft hij klager tevergeefs getracht terug te bellen. Het college heeft begrepen dat er op 10 augustus 2020 telefonisch contact is geweest met een collega van beklaagde, die klager heeft verteld dat niet aannemelijk was dat de kittens ziek waren geworden door Stomorgyl 20 en is de Belgische bijsluiter van dit antibioticum besproken. Vanuit de praktijk van beklaagde is contact opgenomen met de fabrikant van Stomorgyl 20. Blijkens de stukken is door de fabrikant aangeboden sectie te laten verrichten door een onafhankelijke instantie. De collega van beklaagde heeft daarover contact opgenomen met de dierenarts in België, waar op 11 augustus 2020 twee kittens waren geëuthanaseerd, die voor sectie zijn ingestuurd naar een Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum. Op 14 augustus 2020 is sectie uitgevoerd, waarvan de bevindingen met betrekking tot een van de kittens zijn neergelegd in een sectieverslag.

3.7. Op enig moment hierna is klager de onderhavige tuchtprocedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geschil is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager en haar kittens, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Klager verwijt beklaagde dat hij bij de moederkat ten onrechte Stomorgyl 20 heeft toegediend en voorgeschreven en hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de risico’s van het middel. Klager stelt met zoveel woorden dat de kittens Stomorgyl via de moedermelk binnen hebben gekregen, waardoor ze ziek zijn geworden en er zes kittens zijn komen te overlijden.

5.3. Het college acht ten eerste verdedigbaar en tuchtrechtelijk niet verwijtbaar dat beklaagde, gezien de ondergane chirurgische ingreep, te weten een enterectomie in verband met een invaginatie, heeft gekozen voor de inzet van Stomorgyl, een in beginsel geëigend antibioticum na een dergelijke operatie. Op basis van de diersoort had dan in dit geval normaliter worden gekozen voor Stomorgyl 2 (REG NL 7311) of Stomorgyl 10 (REG NL 3309). Uit de stukken is echter gebleken dat deze twee voor katten bedoelde varianten van dit antibioticum al gedurende enige weken niet door de groothandel geleverd konden worden en in de hier in het geding zijnde periode op de praktijk van beklaagde niet voorradig waren.

5.4. Weliswaar is Stomorgyl 20 bedoeld voor de toepassing bij honden, maar gelet op het niet voorradig zijn van dit middel in de varianten voor katten, kan het college volgen, mede indachtig de zogeheten ‘cascaderegeling’ als bedoeld in artikel 5.1 van het Besluit Diergeneeskundigen en in aanmerking genomen dat de inzet van antibiotica geïndiceerd was en er naar bevind van zaken moest worden gehandeld, dat beklaagde heeft gekozen voor de inzet van Stomorgyl 20. Het college trekt daarbij niet in twijfel dat iedere tablet in 8 stukjes is versneden c.q. gebroken en dat die aangepaste beperkte dosering tijdens de opname op de praktijk aan de kat is toegediend, op grond waarvan naar het oordeel van het college niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van overdosering.

5.5. In geschil is op welke wijze de tabletten zijn meegegeven op het moment dat klager de kat op 1 augustus 2020 kwam ophalen. Beklaagde heeft daarover gesteld dat er afgewogen en reeds in partjes van 1/8 versneden tabletten, verdeeld in kleine zakjes, aan klager zijn meegegeven. Volgens klager werden hem echter hele tabletten Stomorgyl 20 verstrekt. Hoe het ook zij, ter zitting heeft klager aangegeven dat hij thuis geen hele tabletten aan de kat heeft toegediend, maar kleine zelf versneden hoeveelheden (1/8 delen), hetgeen impliceert dat hij in ieder geval is geïnstrueerd om de tabletten in 1/8e partjes toe te dienen en dat dit dus feitelijk ook zo is geschied, conform de bedoeling en voorschrift van beklaagde. Dat er geen bijsluiter zou zijn meegegeven is betwist en voor zover dat al het geval zou zijn geweest, kan door het college niet worden vastgesteld of beklaagde hier persoonlijk en in tuchtrechtelijke zin voor verantwoordelijk kan worden gehouden. Beklaagde heeft toegelicht dat de kat op een eerder moment door klager werd opgehaald dan was geadviseerd en dat hij, beklaagde, vanwege een spoeddienst, klager niet meer heeft kunnen spreken en niet zelf de kat en de medicatie aan klager heeft meegegeven. Hiernaast heeft beklaagde gesteld dat hij tevergeefs heeft getracht om klager telefonisch te bereiken, toen hem op 8 augustus 2020 bekend werd dat klager vragen had over Stomorgyl en dat hem niet eerder ter ore is gekomen dat de kittens ziek waren. Voor wat betreft de bereidheid om nazorg te leveren en uitleg te geven naar aanleiding van vragen van klager, lopen de lezingen van partijen derhalve uiteen. Het college kan om die reden en bij gebreke van aanvullend bewijs niet vaststellen of beklaagde in deze een tuchtrechtelijk verwijt zou treffen. Daar komt bij dat er op 10 augustus 2020 contact is geweest tussen een collega van beklaagde en klager over het gebruik van Stomorgyl en is daarover vanuit de praktijk contact opgenomen met de fabrikant en de dierenarts in België en is nadien besloten tot sectie, om te trachten te achterhalen waardoor de kittens ziek zijn geworden.

5.6. Klager heeft er verder op gewezen dat Stomorgyl 10 in België wordt afgeraden tijdens de lactatie. De tekst van de door klager overgelegde Belgische bijsluiter van dit middel luidt; “Gebruik wordt afgeraden tijdens de lactatie.”.

5.7. Het college stelt vast dat in de Nederlandse bijsluiter van Stomorgyl 20 (REG NL 7310) en overigens ook in de Nederlandse bijsluiters van Stomorgyl 2 en Stomorgyl 10 met betrekking tot gebruik van dit antibioticum tijdens dracht, lactatie of leg het volgende wordt vermeld: “Uit laboratoriumonderzoek bij muis, rat en konijn zijn geen gegevens naar voren gekomen die wijzen op teratogene, foetotoxische, maternotoxische effecten. Uitsluitend gebruiken overeenkomstig de baten/ risicobeoordeling van de behandelend dierenarts.” Dit betekent dat het conform de Nederlandse bijsluiter dus aan de zelfstandige beoordeling van de behandelend dierenarts wordt overgelaten om te besluiten tot de inzet van dit middel bij lacterende dieren.

5.8. Hoewel de gesignaleerde discrepantie in de teksten van de betreffende bijsluiters van de beide landen naar het oordeel van het college verwarrend en hoogst onwenselijk is, behoeft van een in Nederland werkzame en alhier geregistreerde dierenarts in redelijkheid niet te worden gevergd ook op de hoogte te zijn van de tekst van de bijsluiter zoals die voor eenzelfde diergeneesmiddel in een ander land geldt. Beklaagde was als Nederlands dierenarts alleen gehouden te voldoen aan de voorschriften in de Nederlandse bijsluiter, waarin de inzet van het middel in het geval van drachtige of lacterende dieren aan de zelfstandige beoordeling van de dierenarts wordt overgelaten. Niet gebleken is dat beklaagde ongefundeerd of lichtvaardig tot de inzet van het middel heeft besloten en ook de toegepaste lage, terughoudende doseringen duiden niet op een onverantwoorde werkwijze. Als gezegd acht het college niet verwijtbaar dat beklaagde, vanwege het niet voorradig zijn van de varianten van het middel voor katten, is uitgeweken naar de variant voor honden. Ook het feit dat het hier ging om een Sphynx kat, die volgens klager misschien gevoeliger is voor eventuele bijwerkingen, maakt naar het oordeel van het college niet dat niet voor de inzet van het antibioticum had mogen worden gekozen.

5.9. Het college stelt verder vast dat er twee overleden kittens voor sectie zijn aangeboden bij het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum. In het overgelegde sectieverslag van 14 september 2020 staat vermeld: “”Conclusie:  De oorzaak van de diarree in dit kitten is niet duidelijk. Er is microscopisch geen agens aangetroffen. Op basis van het macroscopische en microscopische onderzoek kan niet worden aangetoond of de kittens via de lactogene weg stomorgyl hebben binnengekregen en of zij hiervan ziek zijn geworden. Tevens zijn er geen andere onderliggende afwijkingen gevonden waarmee de dood verklaard zou kunnen worden.”

5.10. Hoewel niet onbegrijpelijk is dat die gedachte bij klager heeft postgevat, kon bij sectie dus niet worden vastgesteld waardoor de kittens ziek zijn geworden en of dit het gevolg is geweest van de toepassing van Stomorgyl 20 bij de moederkat. Terzijde wordt in dat verband nog opgemerkt dat klager heeft aangegeven dat de kittens al redelijk zelfstandig waren en weliswaar nog melk bij de moederkat dronken, maar daar ook poedermelk bij kregen en dat ze ook reeds vaste voeding c.q. natvoer aten op het moment dat de moederkat ziek werd. Het blijft daarmee tevens de vraag of en in hoeverre de kittens melk van de moederkat binnen hebben gekregen vanaf het moment dat de moederkat met Stomorgyl 20 werd behandeld, in welk verband beklaagde overigens ter zitting nog heeft gesteld dat de kat minimaal melk produceerde toen ze na de opname vanuit de praktijk mee naar huis werd gegeven.  

5.11. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op de uitkomsten van het pathologisch onderzoek, ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde verwijtbaar onjuist of nalatig veterinair handelen kan worden verweten dat tot tuchtrechtelijke consequenties zou moeten leiden. Dit betekent dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, en door de leden drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. M. Lockhorst, drs. B.G. Tillema en drs. A. van der Bas, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.