ECLI:NL:TDIVTC:2021:52 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/93

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2021:52
Datum uitspraak: 28-10-2021
Datum publicatie: 21-02-2022
Zaaknummer(s): 2020/93
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten nalatig te hebben gehandeld bij de invulling van een gezelschapsdierenvaccinatieboekje. Gegrond, berisping.

X       klaagster,    

tegen:

Y       beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift en de repliek. Beklaagde heeft geen akte van dupliek ingediend. Er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 26 augustus 2021. Klaagster heeft zich voor de zitting afgemeld. Beklaagde is ter zitting verschenen, tezamen met mevr. T, eigenaar van de praktijk waar beklaagde als dierenarts werkzaam is. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, naar de kern genomen, dat beklaagde verwijtbaar onjuist c.q. nalatig heeft gehandeld bij de invulling van een gezelschapsdierenvaccinatieboekje.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Op 15 augustus 2020 heeft klaagster een Franse Bulldog pup gekocht. Bij de overdracht, zo heeft het college begrepen, las de verkopende fokker volgens klaagster de chip af en pakte daar een vaccinatieboekje bij, dat met de pup aan klaagster werd meegegeven.

3.2. In dat aan klaagster verstrekte vaccinatieboekje is aangetekend dat de daarin vermelde pup op 11 augustus 2020 –dat betrof de 9 weken controle na geboorte- was gezien en gevaccineerd op een dierenartsenpraktijk. Ten aanzien van die controle is voor wat betreft de gezondheidsstatus van de pup in kwestie in het vaccinatieboekje bij alle onderdelen ‘goed’ aangekruist en zijn twee entstickers van de op 11 augustus 2020 toegediende vaccinatie(s) geplakt en is er een stempel met de naam van de dierenartsenpraktijk geplaatst, alsook de afkorting ‘DP’ of ‘CP’ of ‘ŐP’ (niet duidelijk leesbaar). Een handtekening van een dierenarts ontbreekt.

3.3. Gebleken is dat in het bewuste vaccinatieboekje de afkorting ‘DP’ (staand voor Distemper Parvo) en de datum ’21 juli 2020’ met de hand is geschreven bij het gedeelte in het boekje dat betrekking heeft op de eerste controle, zes weken na de geboorte, zonder verdere vermelding van toegediende vaccinaties, entstickers en zonder een stempel van een dierenartsenpraktijk en een handtekening. De beide in het boekje genoteerde data, die van 21 juli 2020 en die van 11 augustus 2020, en de daarbij vermelde afkortingen vertonen qua handschrift grote gelijkenis met elkaar en lijken afkomstig van dezelfde persoon.

3.4. Daags na de aankoop van de pup, op 17 augustus 2020, is klaagster naar haar eigen dierenarts gegaan met de bedoeling om de chip van de door haar gekochte pup op haar eigen naam te laten zetten. Door de eigen dierenarts is vastgesteld dat de pup niet gechipt was en dat het aan klaagster door de fokker verstrekte chipnummer, zoals vermeld in het vaccinatieboekje, niet geregistreerd zou zijn. De eigen dierenarts constateerde eveneens, zoals hiervoor reeds beschreven, dat in het vaccinatieboekje niet de vaccinaties stonden genoteerd met betrekking tot de eerste controle, zes weken na geboorte, dat er ook geen stickers van de eerste vaccinaties in het boekje waren geplakt en dat ten aanzien van de eerste vaccinaties ook de stempel van een dierenartsenpraktijk en een handtekening van een dierenarts ontbraken. In samenspraak met klaagster heeft de eigen dierenarts de door klaagster gekochte pup (alsnog) gechipt en opnieuw gevaccineerd (DHP, staande voor Distemper, Hepatitis, Parvo en L4 (Weil)) omdat niet duidelijk was of de pup de eerste entingen op een leeftijd van 6 weken ook daadwerkelijk toegediend had gekregen.

3.5. Omdat er in het vaccinatieboekje bij de ‘negen weken controle’ en de daarbij toegediende vaccinaties een stempel met de naam van een dierenartsenpraktijk was gezet, heeft klaagster met deze praktijk telefonisch contact opgenomen. Daarbij is door klaagster verteld wat haar eigen dierenarts had geconcludeerd met betrekking tot de chip en het feit dat niet duidelijk was of de pup de eerste vaccinaties had gekregen. Het contact met de praktijkeigenaar heeft geleid tot een discussie. Op enig moment hierna is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart.

3.6. Aangezien in het vaccinatieboekje geen handtekening of naam van een dierenarts staat vermeld, maar wel een stempel van een praktijk, heeft het college de klacht naar de praktijkeigenaar verstuurd met het verzoek om intern na te gaan wie er bij de invulling van het vaccinatieboekje en de gezondheidscontrole(s) en vaccinaties betrokken is geweest. De eigenaar van de praktijk heeft het college hierop schriftelijk bericht dat beklaagde de dierenarts is geweest die de pup tijdens het ‘9 weken consult’ op de praktijk heeft gezien en gevaccineerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft schriftelijk en mondeling verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de pup van klaagster dan wel of hij op andere wijze tekort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mocht worden verwacht, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is voor het college voldoende vast komen staan dat beklaagde ten aanzien van een hem op 11 augustus 2020 aangeboden pup een vaccinatieboekje heeft ingevuld ter zake van de door hem bij dat consult aan die pup toegediende tweede vaccinaties (met vaccinatiestickers, praktijkstempel en een afkorting) en de gezondheidscontrole, en dat klaagster dit vaccinatieboekje van de fokker meekreeg bij het ophalen van de door haar gekochte pup. Het is voor het college op basis van het verhandelde ter zitting ook genoegzaam aannemelijk geworden dat beklaagde ten tijde van die ‘negen weken controle’ in dat vaccinatieboekje ook als (beweerdelijke) datum van de eerste entingen handgeschreven ‘21 juli 2020’ heeft genoteerd en daarnaast de afkorting ‘DP’ heeft geplaatst.

5.3. Klaagster kan naar het oordeel van het college niet euvel worden geduid dat zij zich in de onderhavige kwestie tot de onderhavige dierenartsenpraktijk heeft gewend en dat zij er vanuit is gegaan dat de door haar aangekochte pup aldaar de tweede vaccinaties heeft gekregen, gelet op de praktijkstempel in het vaccinatieboekje, dat zij bij aankoop van de pup van de fokker meekreeg. Beklaagde heeft ter zitting niet betwist dat hij de pup behorend bij het vaccinatieboekje heeft gezien en gevaccineerd, maar hij heeft de aanname van klaagster dat het om haar pup ging in twijfel getrokken door te stellen dat het evengoed een andere pup kan zijn geweest, bijvoorbeeld behorend tot een nestje van meerdere pups, dat hem op 11 augustus 2020 voor de tweede vaccinaties werd aangeboden en welke pups hij tevoren nooit eerder had gezien. Beklaagde heeft ter zitting erkend dat hij de chips van die pups voorafgaande aan de toegediende (tweede) vaccinaties niet heeft gecontroleerd en uitgelezen. Echter had het dan naar het oordeel van het college op zijn weg gelegen daarover meer duidelijkheid te verschaffen, ervan uitgaande dat het met gegevens uit de praktijkadministratie mogelijk moet zijn geweest om tegenover het tuchtcollege aan te tonen welk nestje pups beklaagde die bewuste 11e augustus 2020 heeft gevaccineerd. Klaarblijkelijk is er ook geen koppeling tussen de aan die pups toegediende vaccinaties en bijbehorende chipnummers in de patiëntenadministratie van de praktijk vastgelegd.  

5.4. Beklaagde heeft verder gesteld dat de door klaagster aangekochte pup niet door hem of door een collega van de praktijk is gechipt, omdat de praktijk van een ander merk transponders gebruik maakt. Ter zitting is overigens gebleken dat het in het vaccinatieboekje vermelde initiële chipnummer, zoals dat door de fokker aan klaagster is verstrekt, wel terug te vinden is in de database van de ‘Stichting Nederlandse databank gezelschapsdieren’, echter lijkt dit transpondernummer niet aan de pup van klaagster te kunnen worden gekoppeld. Beklaagde kan echter worden verweten, zoals hij heeft erkend, dat hij voorafgaand aan de vaccinaties op 11 augustus 2020 de chip van de betreffende pup(s) niet heeft gecontroleerd en uitgelezen. Niet valt in te zien waarom beklaagde dit heeft nagelaten, nu de pups naar zijn eigen zeggen voor het eerst in de praktijk kwamen en beklaagde deze nooit eerder had gezien. Als reeds overwogen gaat het college er voorts vanuit dat beklaagde in het betreffende vaccinatieboekje de datum ‘21 juli 2021’ en de afkorting ‘DP’ heeft gezet bij het gedeelte dat betrekking heeft op de eerste vaccinaties. Dit is eveneens kwalijk en verwijtbaar onjuist geweest, omdat daarmee de suggestie is gewekt dat de pup in kwestie die eerste vaccinaties ook daadwerkelijk toegediend had gekregen, terwijl beklaagde die vaccinaties blijkens zijn eigen verklaring niet zelf heeft toegediend en hij kennelijk ook niet bekend is met het feit of die eerste vaccinaties daadwerkelijk waren toegediend en door welke dierenarts.

5.5. Alles overziend acht het college de werkwijze van beklaagde in strijd met de zorgvuldige beroepsuitoefening en uiterst ongewenst. Door de hem voor hervaccinatie aangeboden pup(s), die voor het eerst in zijn praktijk kwamen en die hij, zoals hij heeft gesteld, niet eerder had gezien, niet te controleren op de aanwezigheid van een chip en chipnummer en door met het in het vaccinatieboekje noteren van de afkorting ‘DP’ en de datum ’21 juli 2020’ de suggestie wekkend dat de pup in kwestie ook de eerste vaccinaties had gekregen, is de hier in het geding zijnde verwarring ontstaan. Het niet controleren en uitlezen van transponders en het niet in een patiëntenadministratie administratief vastleggen van patiëntgegevens, transpondernummers en daaraan gekoppelde vaccinaties, kan misbruik van identificatiegegevens in de hand werken. Bij de invulling van een vaccinatieboekje, dat tevens een verklaring omtrent de gezondheid van een dier bevat, mag van de dierenarts meer zorgvuldigheid en accuratesse worden verwacht en moet op de daarin vermelde informatie qua identificatiegegevens, gezondheidsstatus en toegediende vaccinaties kunnen worden vertrouwd, in aanmerking genomen het gezag dat in het maatschappelijk verkeer aan een door een dierenarts afgegeven verklaring wordt toegekend. Het college acht oplegging van na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING 

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een berisping als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel b van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. Klein Tank, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. M.J. Wisse, drs. M. Lockhorst en drs. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.