ECLI:NL:TDIVTC:2021:36 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/99

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2021:36
Datum uitspraak: 01-07-2021
Datum publicatie: 20-10-2021
Zaaknummer(s): 2020/99
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten met betrekking tot het verwijderen van een abces bij een cavia en met betrekking tot de verleende nazorg veterinair onjuist c.q. nalatig te hebben gehandeld. Gegrond, berisping.

X,       klager,

tegen

Y,        beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 28 april 2021, waarbij van partijen alleen klager is verschenen. Beklaagde heeft zich voor de zitting afgemeld. Na de hoorzitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt, naar de kern genomen, verweten met betrekking tot het verwijderen van een abces bij de cavia van klager en met betrekking tot de verleende nazorg veterinair onjuist c.q. nalatig te hebben gehandeld. Op de meer specifieke verwijten die beklaagde worden gemaakt zal hierna worden ingegaan.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de cavia van klager, die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid, ruim 2 jaar oud was.

3.2. Bij een consult op 7 augustus 2020 heeft een collega van beklaagde geconstateerd dat een abces in de wang van de cavia was gerecidiveerd. Aan klager is medegedeeld dat de beste en enige optie het verwijderen van het abces inclusief het kapsel betrof.

3.3. Vervolgens heeft beklaagde op 10 augustus 2020 het abces met kapsel operatief verwijderd. De operatiewond is gehecht en de cavia is dezelfde dag mee naar huis gegeven. Daarbij is antibiotica voorgeschreven, te weten enrofloxacine 2,5%, eenmaal daags 0,2 ml toe te dienen.

3.4. Op zondag 16 augustus 2020 bleek dat de hechtingen van de operatiewond hadden losgelaten. Die dag is dit van de zijde klager via een whatsappbericht aan beklaagde gemeld of is gevraagd of het mogelijk was hierover telefonisch contact op te nemen. Beklaagde heeft via whatsapp geantwoord dat dit niet mogelijk was en heeft geadviseerd om de wond open te laten tot de volgende dag, waarop een reeds eerder gemaakte controle-afspraak stond geagendeerd. Het college heeft begrepen dat de echtgenote van klager die dag niettemin tevergeefs heeft getracht beklaagde telefonisch te bereiken.

3.5. Bij het controleconsult op die volgende dag, 17 augustus 2020, heeft beklaagde de wond van de cavia gespoeld en geadviseerd de antibioticumkuur te continueren. Op enig moment tijdens het consult is er een discussie ontstaan tussen de echtgenote van klager en beklaagde. Beklaagde heeft daarbij onder meer aangegeven dat de echtgenote van klager de vorige dag misbruik van zijn diensten had proberen te maken door hem die zondag te willen bellen, terwijl hij tevoren had aangegeven uitsluitend via whatsapp bereikbaar te zijn, waarbij kwam, aldus beklaagde, dat een openstaande wond bij een cavia na een operatie als de onderhavige niet direct verontrustend is. De echtgenote van klager heeft tijdens het consult haar echtgenoot, klager, gebeld en tijdens dat gesprek haar mobiele telefoon aan beklaagde gegeven. Op enig moment is tijdens dat telefoongesprek onenigheid ontstaan en heeft beklaagde tegen klager gezegd dat hij zich voortaan tot een andere dierenarts moest wenden. De echtgenote van klager heeft vervolgens met de cavia de praktijk verlaten. Diezelfde dag heeft klager de patiëntenkaart van de cavia op de praktijk van beklaagde opgehaald.

3.6. Vervolgens is door klager althans zijn echtgenote diezelfde dag een andere dierenarts geconsulteerd. Deze dierenarts heeft een onderzoek verricht en daarbij vastgesteld dat de cavia erg mager was, met een dikke gespannen buik en darmen gevuld met gas, dat de rechterwang van de cavia verdikt was en dat de openstaande wond gevuld was met pus. Dit was volgens deze dierenarts waarschijnlijk het gevolg van een recidiverend ontstoken talgbult waarbij het zakje niet helemaal goed verwijderd kon worden. Vanwege deze bevindingen, het uitgebreide ontstekingsproces en de conditie waarin de cavia verkeerde, is het dier in overleg met klager diezelfde dag geëuthanaseerd.

3.7. Gebleken is dat klager in verband met zijn onvrede over de handelwijze van beklaagde per e-mail contact heeft gehad met de praktijk van beklaagde. De contacten hebben de bij klager bestaande onvrede niet kunnen wegnemen. Op enig moment is klager de onderhavige tuchtprocedure begonnen.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geschil is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de cavia van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Voor zover klager beklaagde verwijt dat de patiëntenkaart onvolledig is, acht het college deze klacht gegrond. Met betrekking tot de bij de cavia uitgevoerde operatie op 10 augustus 2020 staan slechts summiere notities vermeld. Zo wordt niets vermeld over de ingreep als zodanig, de toegepaste narcosemiddelen en de behandeling van een kieswortel die eveneens, althans volgens beklaagde in zijn dupliek, heeft plaatsgevonden. Alhoewel over de operatie als zodanig niet is geklaagd, is het door de gebrekkige verslaglegging niet mogelijk om te verifiëren hoe de operatie is verlopen. Dergelijke informatie is niet alleen voor beklaagde zelf van belang, maar kan dat ook zijn voor bijvoorbeeld een collega of opvolgend dierenarts. Dat het consult van 17 augustus 2020 niet is vermeld in de patiëntenkaart acht het college niet direct verwijtbaar en in dit geval niet onbegrijpelijk, omdat klager de patiëntenkaart diezelfde dag heeft opgehaald, kennelijk op een moment waarop de patiëntenkaart nog niet was bijgewerkt. Daarbij wordt opgemerkt dat het om praktische redenen, bijvoorbeeld wegens drukte, kan voorkomen dat een patiëntenkaart niet direct na een consult wordt bijgewerkt, maar later op de dag.

5.3. Klager verwijt beklaagde voorts dat hij bij het consult op 17 augustus 2020 onvoldoende methodisch heeft gehandeld, in die zin dat na het spoelen van de wond en het advies om de toepassing van de antibioticumkuur te continueren niet is gesproken over de verdere behandeling van onder meer het ontstekingsproces en over aandachtspunten en vervolgstappen dienaangaande. Dit lijkt echter het gevolg te zijn geweest van het feit dat tijdens het consult onenigheid is ontstaan en klager tijdens het eerder genoemde telefoongesprek door beklaagde is verzocht om zich tot een andere dierenarts te wenden. Dit neemt niet weg dat hiermee de behandeling van de cavia abrupt is afgebroken, zonder enige verdere instructie aan klager of informatie voor een ander dierenarts. Hoewel het een dierenarts vrijstaat om een cliëntrelatie te beëindigen in geval van een vertrouwensbreuk, is het college van oordeel dat het abrupt beëindigen van de behandeling in dit specifieke geval verwijtbaar is geweest, gelet op de klachten die de cavia nog had, in combinatie met het feit dat de patiëntenkaart nauwelijks informatie bevatte om een eventueel opvolgend behandelaar adequaat te voorzien van de medische voorgeschiedenis en klager te informeren over eventuele vervolgstappen. Dit temeer nu beklaagde zelf achteraf heeft gesteld dat door de opvolgend dierenarts nog een andere behandeling had kunnen worden ingesteld, in de zin dat de wond nog dagelijks gespoeld had kunnen worden en het maken van een CT-scan ook nog tot de mogelijke opties behoorde, evenals het eventueel trekken van een kies. In het belang van het dier had dit aan klager althans zijn echtgenote mondeling of schriftelijk kunnen worden gecommuniceerd voordat beklaagde de zorg voor de cavia definitief beëindigde. Hierdoor is door beklaagde naar het oordeel van het college niet de verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid betracht die van een dierenarts mag worden verwacht.

5.4. Verder is geklaagd over het feit dat het verkozen antibioticum niet in verdunde vorm, zoals in de bijsluiter van het middel staat vermeld, is voorgeschreven. Vast staat dat beklaagde hierin nalatig is geweest en de klacht is ook op dit punt gegrond. Voor zover klager heeft gesteld dat door die onjuiste toepassingswijze maagproblemen zijn ontstaan, kan een oorzakelijk verband daartussen door het college niet met zekerheid worden aangenomen, hetgeen aan de gegrondheid van dit verwijt niet afdoet.

5.5. Op grond van het vorenstaande is de klacht gegrond. Na te melden maategel wordt door het college passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht gegrond;  

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs J.A.M. van Gils, drs. J. Hilvering, en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2021.