ECLI:NL:TDIVTC:2021:28 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/34

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2021:28
Datum uitspraak: 27-05-2021
Datum publicatie: 08-07-2021
Zaaknummer(s): 2020/34
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten geen pijnmedicatie te hebben verstrekt aan een kat in verband met enkele afgebroken hoektanden en de kat niet direct te hebben verwezen naar een tandheelkundig specialist, dan wel er niet op te hebben gewezen dat er een spoedlijn was waarop klaagster in het weekend contact kon opnemen. Deels gegrond, waarschuwing.

X,         klaagster,

tegen

Y,          beklaagde.

1.   DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 25 maart 2021. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2.   DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij geen pijnmedicatie heeft verstrekt aan de kat van klaagster in verband met enkele afgebroken hoektanden en dat zij de kat niet direct heeft verwezen naar een tandheelkundig specialist, dan wel dat zij er niet op heeft gewezen dat er een spoedlijn was waarop klaagster in het weekend contact kon opnemen.

3.   DE VOORGESCHIEDENIS

3.1.         Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, een Europese korthaar (mannelijk), die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid ruim 1,5 jaar oud was.

3.2.         Op woensdag 23 oktober 2019 is klaagster op consult geweest op de praktijk waar beklaagde werkzaam is vanwege overmatig kwijlen van de kat. De bij dit consult betrokken dierenarts heeft bij een gebitsinspectie ontstoken tandvlees geconstateerd en bij klinisch onderzoek een vergrote en enigszins hard aanvoelende blaas. Er is geadviseerd om nog een urineonderzoek te laten uitvoeren. Daartoe is het feitelijk niet gekomen, omdat klaagster diezelfde avond telefonisch liet weten dat de kat niet meer kwijlde en zij de situatie eerst nog wilde afwachten.

3.3.         Op zaterdagmiddag 26 oktober 2019 is klaagster op consult geweest bij beklaagde, omdat zij die ochtend een afgebroken hoektand bij de kat had opgemerkt. Na klinisch onderzoek en bekinspectie heeft beklaagde geconstateerd dat er twee hoektanden waren afgebroken, waarvan één tand tot op het tandvlees, en dat van die hoektanden het wortelkanaal zichtbaar was. Beklaagde heeft de (telefonische) contactgegevens van vier verschillende tandheelkundige specialisten opgezocht en aan klaagster verstrekt met de mededeling dat zij maandagochtend contact moest opnemen met (een van) de door haar genoemde praktijken. De kat is na het consult weer met klaagster naar huis gegaan.

3.4.         Klaagster heeft vervolgens maandagochtend 28 oktober 2019 contact gehad met een van de door klaagster genoemde specialisten, die telefonisch aan klaagster heeft meegedeeld dat de goedkoopste behandelmethode, te weten een pulpa-overkapping, waarbij de tand levend wordt gehouden, niet meer mogelijk was, omdat deze behandeling binnen 48 uur na het afbreken van een tand dient plaats te vinden. Tevens is aan klaagster verteld dat een afgebroken tand bij een kat zeer pijnlijk is en dat pijnmedicatie nodig was. Klaagster heeft diezelfde dag bij de praktijk van beklaagde pijnmedicatie (Meloxidyl) opgehaald.

3.5.         Tijdens een consult bij de betreffende tandheelkundig specialist op 30 oktober 2019 heeft deze geconstateerd dat er drie hoektanden van de kat waren afgebroken. Ongeveer twee weken nadien, op 14 november 2019, is een behandeling bij de kat uitgevoerd door de tandheelkundig specialist, waarbij één hoektand is verwijderd en een wortelkanaalbehandeling bij de andere twee hoektanden is uitgevoerd.

3.6.         Gebleken is dat klaagster in verband met haar onvrede over de handelwijze van beklaagde en over de aan haar verstrekte informatie meermaals contact met de praktijk van beklaagde heeft gehad. De contacten hebben de bij klaagster bestaande onvrede niet kunnen wegnemen. Op enig moment hierna heeft zij de onderhavige tuchtprocedure geëntameerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1.        In geschil is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beoordeling van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend, maar of de dierenarts in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.2.        Voor zover klaagster heeft gesteld dat zij door het handelen van beklaagde extra kosten heeft moeten maken, geldt naar vaste jurisprudentie dat financiële kwesties tussen partijen buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen. Eventuele geschilpunten dienaangaande worden in een tuchtprocedure buiten de beoordeling gelaten.

5.3.        De klacht dat klaagster tijdens het consult op zaterdag geen pijnmedicatie heeft verstrekt, is naar het oordeel van het college gegrond. Bij beklaagde mocht bekend worden verondersteld dat de afgebroken tanden voor de kat erg pijnlijk waren, eens temeer als de wortels zichtbaar zijn. Bovendien kon beklaagde bekend zijn met het feit dat de fracturen recentelijk waren ontstaan, nu haar collega tijdens het consult op 23 oktober 2019 blijkens de patiëntenkaart bij de gebitsinspectie geen afgebroken tanden heeft opgemerkt en het college er vanuit gaat dat daar toen nog geen sprake van was. Overigens heeft klaagster op die zaterdagochtend 26 oktober 2019 één afgebroken tand voor het eerst opgemerkt, zonder dat de kat verdere klachten vertoonde en is strikt genomen mogelijk althans niet uitgesloten dat deze tand (een of twee dagen eerder) eerder is afgebroken.

5.4.        Verder verwijt klaagster dat beklaagde haar kat die zaterdag niet direct heeft doorverwezen naar een tandheelkundig specialist dan wel dat beklaagde haar niet heeft gewezen op het spoednummer van één van de tandheelkundige specialisten, zoals dat op de website van een van de aangewezen praktijken stond vermeld en waar klaagster kennelijk nadien zelf achter is gekomen. Beklaagde heeft naar het oordeel van het college in ieder geval juist gehandeld door tijdens het consult op 26 oktober 2019 op basis van haar onderzoeksbevindingen direct aan te geven dat klaagster contact moest opnemen met een tandheelkundig specialist en zij heeft dienaangaande telefonische contactgegevens verstrekt. Dat beklaagde de urgentie van situatie niet zou hebben ingezien is voor het college niet gebleken. Beklaagde verkeerde echter in de veronderstelling dat de betreffende tandheelkundig specialisten, gelet op het feit dat het zaterdagmiddag was, eerst op die volgende maandag weer bereikbaar zouden zijn en zij heeft daarom aangegeven dat klaagster maandagochtend contact moest opnemen met een tandheelkundig specialist.

5.5.        Beklaagde was niet op de hoogte van het feit dat op de website van een van de door haar genoemde gespecialiseerde praktijken een spoednummer stond vermeld. Het college ziet echter onvoldoende aanleiding om die niet onlogische gedachte van beklaagde tuchtrechtelijk te moeten sanctioneren. Het college is ook zelf niet bekend met een landelijke weekenddienstenregeling voor tandheelkundige specialisten. Het is overigens niet geheel duidelijk geworden of via het genoemde spoednummer, dat verwees naar een medisch centrum en niet direct naar een tandheelkundig specialist, ook daadwerkelijk op die zaterdagmiddag nog een consult bij een specialist had kunnen worden afgesproken. Wel verdient wellicht aanbeveling om als eerstelijns dierenarts in dit soort situaties toch eerst zelf te trachten telefonisch contact te leggen met een gespecialiseerde praktijk.

5.6.        Geheel terzijde wordt opgemerkt dat de tandheelkundig specialist waarmee klaagster op maandag 28 oktober 2019 telefonisch contact heeft gehad, bij een fysiek consult enkele dagen later heeft geconstateerd dat een pulpa-overkapping bij één hoektand sowieso niet mogelijk was, omdat deze tand overdwars was afgebroken en staat voor het college niet vast dat de door de specialist gesignaleerde derde afgebroken hoektand door beklaagde tijdens het consult op 26 oktober 2019 over het hoofd is gezien. Deze tand kan ook zijn afgebroken na het consult bij beklaagde en in de dagen voor het eerste consult bij de specialist. Een en ander laat onverlet dat beklaagde naar het oordeel van het college kan worden verweten dat zij op die zaterdagmiddag geen pijnmedicatie heeft ingezet. In zoverre is de klacht gegrond, waarbij na te melden maatregel passend wordt geacht.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht deels gegrond, als omschreven in rechtsoverweging 5.3;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s Gravenhage door mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. M. Hovius, drs. J. Hilvering, en drs. B.J.A. Langhorst Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021.