ECLI:NL:TAHVD:2021:76 Hof van Discipline 's Gravenhage 200213

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:76
Datum uitspraak: 08-01-2021
Datum publicatie: 16-01-2024
Zaaknummer(s): 200213
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen. 

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 8 januari 2021

in de zaak 200213

in de klachtzaak van:

klager

tegen:

deken

en

stafjurist

1 HET VERZOEK

De voorzitter van het hof verwijst naar de brief met bijlagen van klager van  24 september 2020. Hierin legt klager een klacht tegen de deken en stafjurist voor aan de voorzitter van het hof.  

2 DE BEOORDELING

2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken te worden ingediend bij de voorzitter van het hof, zodat hij die klacht naar een andere deken kan verwijzen voor onderzoek en behandeling.

2.2 De voorzitter stelt vast dat klager inmiddels diverse klachten heeft ingediend tegen verschillende advocaten, zelfs tegen de advocaat die – op klagers verzoek – door de deken is aangewezen om klager te adviseren in zijn zaak tegen deze advocaten.

2.3 De voorzitter is er ambtshalve mee bekend dat klagers beklag tegen de afwijzing van zijn tweede aanwijzingsverzoek vandaag is afgewezen door het hof. Het hof heeft daartoe onder meer het volgende overwogen: “Vaststaat dat de deken al eerder in deze kwestie een advocaat heeft aangewezen. Klager wenst nu opnieuw aanwijzing van een advocaat, dit keer om de eerder aangewezen advocaat aansprakelijk te stellen. Het feit dat de door de deken aangewezen advocaat niet bereid is de door klager gewilde civiele procedure te beginnen, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat. Het hof merkt daarbij op dat voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt. Naar het oordeel van het hof heeft de deken het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat op goede gronden afgewezen. Het hof stelt vast dat klager (…) de vijfde advocaat aansprakelijk wil stellen. Daarnaast heeft klager nog een klachtprocedure tegen de deken lopen. Desalniettemin heeft de deken zich ervoor sterk gemaakt dat [de vijfde advocaat] zijn rechtsbijstand voortzet onder de hiervoor onder 4.3 genoemde voorwaarden. Daarbij heeft de deken gemotiveerd aangegeven dat het aan [de vijfde advocaat] gemaakte verwijt dat de verjaring niet gestuit is, zonder grond is. Klager heeft laten weten dat hij op de door de deken aangedragen oplossing niet wenst in te gaan. Dat is zijn keuze maar dit betekent niet dat de deken een nieuwe advocaat hoeft aan te wijzen. Klager heeft zijn kans gehad.”

2.4 De voorzitter stelt verder vast dat klager eerder bij brief van 1 december 2019 een klacht heeft ingediend over de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, welke klacht bij beslissing van 30 december 2019 door de plaatsvervangend voorzitter van het hof is doorverwezen naar de deken in het arrondissement Midden-Nederland. Bij brief van 14 september 2020 heeft klager opnieuw een klacht ingediend tegen de Amsterdamse deken, welke klacht bij beslissing van 29 september 2020 eveneens is doorverwezen voor onderzoek naar de deken in het arrondissement Midden-Nederland. Onderhavig verzoek betreft een derde verwijzingsverzoek, waarbij de klacht nu gericht is tegen de deken en stafjurist in het arrondissement Midden-Nederland en betrekking heeft op het feit dat klagers eerste klacht nog niet is doorverwezen naar de raad van discipline.

2.5 Gelet op het vorenstaande constateert de voorzitter dat klager op lichtvaardige en buitensporige wijze klachten indient tegen iedereen die op zijn pad komt. Ook klager zal moeten begrijpen dat er een grens is aan het klachtrecht. Die grens is nu bereikt. Er is geen reden om een derde deken in te schakelen die moet onderzoeken of de tweede deken op voldoende voortvarende wijze de handelwijze van de eerste deken heeft onderzocht, temeer daar die eerste deken zich ervoor heeft ingezet dat de eerder door hem aangewezen advocaat zich bereid heeft verklaard zijn rechtsbijstand aan klager voort te zetten en klager geen goede gronden heeft aangevoerd om zich hiertegen te verzetten. De voorzitter van het hof zal het verzoek afwijzen wegens misbruik van klachtrecht.

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

  • wijst af het verwijzingsverzoek van voormelde klacht van klager tegen de deken en stafjurist van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.

Aldus beslist op 8 januari 2021 door mr. T. Zuidema, voorzitter.

Voorzitter

De beslissing is verzonden op 8 januari 2021