ECLI:NL:TAHVD:2021:196 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210226

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:196
Datum uitspraak: 01-10-2021
Datum publicatie: 26-10-2021
Zaaknummer(s): 210226
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Zaak is ingetrokken, omdat partijen de zaak hebben geschikt. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

BESLISSING

van 1 oktober 2021

in de zaak 210226

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager 

tegen:

verweerster

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 12 juli 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 21-256/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten. 

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:124 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 


2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klager is op 13 juli 2021 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:
-    de stukken van de raad; 
-    de e-mail van de raad van 16 juli 2021;
-    de e-mails met bijlage van klager van 19 juli en 26 juli 2012
-    het verweerschrift van verweerder van 29 juli 2021;
-    de e-mail van de griffie van het hof van 29 juli 2021;
-    de e-mails van klager van 2 augustus en 3 augustus 2021;
-    de e-mail van verweerder van 6 augustus 2021;
-    de e-mails van klager van 12 augustus 2021;
-    de e-mails van de griffie van het hof van 12 augustus en16 augustus 2021;
-    de e-mail van klager van 19 augustus 2021;
-    de e-mail van de griffie van het hof van 30 augustus 2021. 


3    FEITEN

3.1    In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.


4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager stelt met verweerder een afspraak te hebben gemaakt dat hij EURO 100,- in rekening zou brengen voor de eerste brief aan de verkoper en dat hij begreep dat de zaak klager geen drie grasmaaiers moest kosten. Klager ontving pas op 20 januari 2020 (zeven maanden na de eerste afspraak met verweerder) een kopie van de e-mail die verweerder aan de verkoper verzonden had. Vervolgens ontving hij een nota van circa EURO 700,-. Klager vindt deze gang van zaken klachtwaardig.


5    BEOORDELING

5.1    In een e-mail van 19 augustus 2021 heeft klager de griffie van het hof medegedeeld dat hij de klacht tegen verweerder intrekt, omdat verweerder hem financieel tegemoet is gekomen. 

5.2    Naar het oordeel van het hof zijn in deze zaak geen omstandigheden aanwezig die ambtshalve voortzetting van de behandeling van de klacht als bedoeld in artikel 47a jo. 57 Advocatenwet vergen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om het standpunt van de deken in te winnen. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.


6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1    vernietigt de beslissing van 12 juli 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 21-256/DH/RO;

6.2    verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021. 
 


griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 1 oktober 2021.