ECLI:NL:TAHVD:2021:193 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210193D 210194
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2021:193 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-10-2021 |
Datum publicatie: | 26-10-2021 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar en vordering tot tenuitvoerlegging. De deken verwijt verweerster dat zij in strijd met wettelijke regelgeving handelt door niet te reageren op verzoeken van de deken in verband met een onderzoek naar aanleiding van een door de deken ontvangen signaal van de president van de rechtbank. Daarnaast vordert de deken dat de raad alsnog tot de tenuitvoerlegging overgaat van de (voorwaardelijke) schorsing van vier weken en de (voorwaardelijke) schorsing van twaalf weken, zoals bepaald in eerdere beslissingen van de raad. De raad heeft het dekenbezwaar gegrond verklaard en heeft aan verweerster de maatregel van schrapping opgelegd. Het hof neemt in de beoordeling tot uitgangspunt dat de gedragsregels bepalen dat bij tuchtrechtelijk onderzoek van de deken de betrokken advocaat verplicht is om alle gevraagde inlichtingen direct aan de deken te verstrekken, behoudens in bijzondere gevallen. Vaststaat dat de deken voor de aan verweerster gerichte informatieverzoeken steeds het in de BAR geregistreerde e-mailadres heeft gebruikt zodat het voor risico van verweerster komt als verweerster deze berichten niet zou hebben ontvangen. Verweerster kan niet verklaren dat zij deze berichten niet zou hebben ontvangen terwijl zij zelf dit e-mailadres ook gebruikt. Het hof wijst in dit verband onder meer op het door haar zelf ingediende beroepschrift dat van hetzelfde e-mailadres afkomstig is. Inmiddels is er niet alleen sprake van structurele verwaarlozing van belangen van cliënten, maar zijn er bovendien zorgen over de financiële situatie van de praktijk van de verweerster. Wanneer onder die ernstige omstandigheden verweerster het door de deken te houden toezicht onmogelijk maakt door niet te reageren op (informatie)verzoeken is een schrapping van het tableau de enig aangewezen maatregel. Bekrachtiging beslissing van de raad op het dekenbezwaar. Bekrachtiging van de beslissing van de raad waarin de tenuitvoerlegging van eerdere beslissingen waarbij aan verweerster voorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd voor de duur van vier weken (2020-546/AL/OV) respectievelijk voor de duur van twaalf weken (2020-608/AL/OV). Daarbij realiseert het hof zich dat de tenuitvoerlegging daarvan geen effect zal sorteren nu ook de maatregel van schrapping van het tableau wordt opgelegd. |
BESLISSING
van 25 oktober 2021
in de zaken 210193D en 210194
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
mr. C.A.M. Luttikhuis
in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel
deken
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissingen van 17 mei 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummers: 21-143/AL/OV/D en 21-144/AL/OV).
1.2 In de beslissing met zaaknummer 21-143/AL/OV/D heeft de raad het dekenbezwaar gegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd, ingaande op de tweede werkdag na het onherroepelijk worden van deze beslissing en haar in de proceskosten van € 1.250 veroordeeld.
1.3 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:87 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.4 In de beslissing met zaaknummer 21-144/AL/OV heeft de raad de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissingen van 21 december 2020 aan verweerster voorwaardelijk opgelegde schorsingen in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken (2020-546/AL/OV) respectievelijk voor de duur van twaalf weken (2020-608/AL/OV) gelast en de raad heeft daarbij bepaald dat de schorsingen ingaan één maand nadat de onder 1.2 genoemde beslissing onherroepelijk is geworden, met dien verstande dat de schorsingen pas ingaan na – en dat de schorsingen dus niet ten uitvoer zullen worden gelegd gedurende – de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven.
1.5 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:88 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van verweerster gericht tegen beide onder 1.1 genoemde beslissingen is op 16 juni 2021 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het (gecombineerde) verweerschrift van de deken.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 23 augustus 2021. Daar is mr. S. van der Vegt, waarnemend deken, verschenen. Verweerster is niet verschenen.
3 DE FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Op 29 maart 2018 heeft een norm overdragend gesprek plaatsgevonden tussen verweerster en de deken. De aanleiding van dat gesprek was dat de deken meermaals signalen van derden had ontvangen dat verweerster niet tijdig reageerde op vragen en verzoeken om contact.
3.3 Toen opnieuw een klacht tegen verweerster bij de deken binnenkwam waarop zij naar de deken toe niet reageerde, is in juni 2018 overgegaan tot het begeleiden van verweerster door één van de leden van de raad van de orde Overijssel (hierna: de coach). Nadat verweerster de door de coach aanbevolen acties in november 2018 had opgevolgd, is deze begeleiding stopgezet en is het dossier hieromtrent gesloten.
3.4 Bij onherroepelijke beslissing van 23 april 2019 heeft de raad een klacht over
verweerster - onder meer inhoudende dat zij niet of nauwelijks reageerde op vragen
van haar cliënte - integraal gegrond verklaard, verweerster een berisping opgelegd
en daarbij het volgende overwogen:
“(…) dat verweerster is tekortgeschoten in de zorg die zij jegens klaagster in acht
had moeten nemen. Dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld, lijkt zij echter
niet in te zien. Daarom acht de raad het passend en geboden om aan verweerster de
maatregel van een berisping op te leggen.”
3.5 Bij beslissing van 21 december 2020 heeft de raad een klacht over verweerster
(deels) gegrond verklaard, verweerster een voorwaardelijke schorsing voor de duur
van twaalf weken opgelegd en daarbij het volgende overwogen:
“Uit het voorgaande volgt dat de klacht gegrond is ten aanzien van het optreden van
verweerster in de twee zaken. De raad constateert dat verweerster artikel 46 Advocatenwet
heeft geschonden, in het bijzonder de norm omtrent de zorg voor haar cliënte. Verweerster
heeft onvoldoende voortvarend de twee zaken van klaagster opgepakt en lijkt daarbij
de financiële nood van klaagster en de bij dergelijke zaken spelende emoties uit het
oog te zijn verloren. Doordat verweerster bij de deken geen dupliek heeft ingediend
en zonder afmelding niet op de zitting aanwezig was, heeft zij de raad ook geen sluitende
verklaring kunnen geven waarom zij heeft gehandeld zoals door haar is gedaan.
Gelet op de ernst van de geconstateerde gebreken in de dienstverlening van verweerster
is de raad van oordeel dat een aan verweerster op te leggen maatregel van een voorwaardelijke
schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van twaalf weken noodzakelijk is.
Daarmee geeft de raad aan verweerster een waarschuwing af, die daarmee de kans krijgt
om gedurende de tevens op te leggen proeftijd van twee jaar kan laten zien dat zij
haar praktijk weer onder controle heeft en handelt zoals een behoorlijk advocaat betaamt.”
3.6 Op 16 juli 2020 heeft de deken een dekenbezwaar jegens verweerster ingediend.
Dat dekenbezwaar luidde als volgt:
“(..) dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel
46 Advocatenwet door: in strijd met Regel 29 en artikel 5:20 Algemene Bestuursrecht
niet te reageren op verzoeken van de deken in verband met een onderzoek naar een tegen
verweerster ingediende klacht, waardoor de deken zijn toezichthoudende taken niet
kan uitoefenen.”
3.7 Bij beslissing van eveneens 21 december 2020 heeft de raad dat dekenbezwaar
gegrond verklaard, verweerster een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier
weken opgelegd en daarbij het volgende overwogen:
“De raad acht de handelwijze van verweerster ernstig laakbaar. Daarbij komt dat verweerster
geen verweer heeft gevoerd en niet ter zitting van de raad is verschenen om haar toelichting
op de gang van zaken te geven. Vooral in het licht van de klacht van mevrouw B, waarin
verweerster ook wordt verweten dat zij niet of nauwelijks bereikbaar is of reageert,
had verweerster daar zeker verstandig aan gedaan. De deken heeft ter zitting toegelicht
dat hij bekend is met meer klachten van cliënten en signalen van derden over ook ditzelfde
laakbare handelen van verweerster. Volgens de deken is het gedrag van verweerster,
ondanks de begeleiding door een coach tot eind 2018, niet structureel verbeterd, heeft
verweerster tot op heden ook geen zelfinzicht getoond en neemt zij ook geen verantwoordelijkheid
hierin. Verweerster heeft dit alles niet weersproken. Op grond van alle hiervoor genoemde
omstandigheden is de raad dan ook van oordeel dat aan verweerster de maatregel van
een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor een periode van vier
weken moet worden opgelegd. Daarmee hoopt de raad aan verweerster een indringend signaal
af te geven dat zij op korte termijn haar werkwijze, haar gedrag en mogelijk ook haar
kantoororganisatie zal moeten wijzigen. Voor zover de deken van mening blijft, zoals
hij ter zitting van de raad heeft verklaard, dat het op den duur niet meer verantwoord
is om verweerster verder te laten werken als advocaat omdat sprake is van een beeld
van structurele taakverwaarlozing, dan is het aan de deken om nadere vervolgstappen
te nemen indien hij daartoe aanleiding ziet.”
3.8 Op 2 december 2020 is er door de rechtbank een ontruimingsvonnis tegen verweerster
gewezen, waarbij verweerster is veroordeeld tot ontruiming van haar kantoorruimte
te Hengelo. Op 10 december 2020 heeft de deken daarover een signaal van de president
van de rechtbank Overijssel ontvangen. De deken heeft dit signaal doorgegeven aan
de coach die, zoals hiervoor onder 3.3 vermeld, eerder betrokken was bij het coachingtraject
van verweerster.
3.9 Op 14 december 2020 heeft de coach met verweerster telefonisch overleg gevoerd naar aanleiding van voormeld ontruimingsvonnis. Hieruit bleek dat verweerster een huurachterstand had van acht maanden. Tijdens het gesprek is niet duidelijk geworden hoe deze huurachterstand is ontstaan. Verweerster kon de achterstand niet betalen en heeft getracht daarover met de verhuurder tot een betalingsregeling te komen. Onbekend is of dit uiteindelijk is gelukt. De coach heeft geconcludeerd dat de financiële situatie op basis van de (vooraf) aangereikte en meegedeelde gegevens van de onderneming van verweerster zeer zorgelijk is.
3.10 Naar aanleiding van genoemd signaal van de president van de rechtbank en naar aanleiding van de terugkoppeling van de coach heeft de deken op 21 december 2020 het ontruimingsvonnis opgevraagd bij verweerster.
3.11 In overleg met de Financiële Unit heeft de deken op 23 december 2020 financiële stukken laten opvragen bij verweerster.
3.12 Op 4 januari 2021 is er een rappel verzonden aan verweerster met het verzoek te reageren vóór 23 januari 2021 door middel van toezending van de gevraagde stukken.
3.13 Ook heeft de deken reeds in een eerder stadium, bij e-mail van 1 juli 2020 (en bij rappelmails van 8 september 2020 en 29 september 2020), bij verweerster de financiële kengetallen opgevraagd in het kader van zijn toezichthoudende taak.
3.14 Verweerster heeft op geen van de hierboven genoemde verzoeken van de deken gereageerd.
4 HET BEZWAAR EN DE VORDERING TOT TENUITVOERLEGGING
4.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij tekortschiet
in de nakoming van de verplichtingen die het beroep van advocaat met zich meebrengt.
Verweerster handelt in strijd met Regel 29 van de gedragsregels 2018 en artikel 5:20
Algemene wet bestuursrecht door niet te reageren op verzoeken van de deken in verband
met een onderzoek naar aanleiding van een door de deken ontvangen signaal van de president
van de rechtbank. Daardoor is het voor de deken onmogelijk om zijn toezichthoudende
taken uit te oefenen en toe te zien op de naleving van de administratieplicht zoals
bedoeld in artikel 6.5 van de Verordening op de advocatuur.
4.2 De deken vordert daarnaast dat de raad last geeft dat alsnog tot de tenuitvoerlegging
zal worden overgegaan van de (voorwaardelijke) schorsing van vier weken, zoals bepaald
in de beslissing van de raad van 21 december 2020 (20-546/AL/OV), en de (voorwaardelijke)
schorsing van twaalf weken, zoals bepaald in de beslissing van de raad van 21 december
2020 (20-608/AL/OV).
5 BEOORDELING
in de zaak 210193D (het dekenbezwaar)
5.1 Het hof ziet aanleiding eerst het beroep gericht tegen de beslissing van de
raad met zaaknummer 21-143/AL/OV/D, waarbij de raad het dekenbezwaar gegrond heeft
verklaard en aan verweerster de maatregel van schrapping heeft opgelegd, te behandelen.
overwegingen raad
5.2 De raad heeft in de bestreden beslissing vooropgesteld dat in de Advocatenwet
aan de deken is opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen
en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig. Regel 29
van de gedragsregels 2018 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek, een verzoek
om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband
houdt of een verzoek om medewerking op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet
bestuursrecht, de betrokken advocaat verplicht is om alle gevraagde inlichtingen direct
aan de deken te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen,
behoudens in bijzondere gevallen. De raad heeft vervolgens vastgesteld dat nadat een
ontruimingsvonnis tegen verweerster is gewezen, de deken aan verweerster heeft verzocht
om hem dat vonnis toe te sturen en hij haar heeft verzocht om financiële stukken aan
te leveren. Op geen van die begrijpelijke en redelijke verzoeken van de deken naar
aanleiding van haar zorgwekkende (financiële) situatie heeft zij gereageerd, terwijl
zij daartoe op grond van de bovengenoemde regelgeving wel verplicht was. Ook heeft
zij niet voldaan aan het verzoek van de deken om de financiële kengetallen van haar
advocatenpraktijk door te geven. De raad heeft op grond hiervan geconcludeerd dat
verweerster, ondanks herhaalde verzoeken, de deken niet de mogelijkheid heeft gegeven
om inzicht te krijgen in de actuele (financiële) positie waarin verweersters advocatenpraktijk
zich bevindt. Daarmee belemmert verweerster de deken in de uitoefening van zijn toezichthoudende
taak. De bij herhaling gevraagde informatie is nog steeds niet aangeleverd. Verweerster
laat ook in het kader van de onderhavige procedure niet van zich horen. Van gronden
die verweersters nalaten rechtvaardigen, is de raad niet gebleken. Op grond hiervan
heeft de raad het dekenbezwaar gegrond verklaard.
5.3 Wat betreft de maatregel heeft de raad overwogen dat door het nalaten van verweerster zoals hiervoor beschreven verweerster het de deken onmogelijk heeft gemaakt om zijn toezichthoudende taken uit te oefenen en om toe te zien op de naleving van de administratieplicht zoals bedoeld in artikel 6.5 van de Verordening op de advocatuur. Dit nalaten duurt nog voort. De raad rekent dat verweerster zeer zwaar aan, te meer omdat er mede door het tegen haar uitgesproken ontruimingsvonnis ernstige zorgen zijn over de continuïteit van de behandeling van dossiers. Op de onderhavige dekenklacht heeft verweerster niet gereageerd. Ook op de zitting van de raad is zij niet verschenen. De deken heeft geen enkel contact met verweerster kunnen leggen. Op haar kantooradres was niemand aanwezig. De aard en de ernst van deze feiten rechtvaardigen zonder meer een zeer zware maatregel. Dit geldt temeer vanwege het reeds besproken tuchtrechtelijk verleden van verweerster. In twee klachtzaken is zij tekortgeschoten in de zorg die zij jegens haar cliënten in acht had moeten nemen. Ook in die zaken heeft zij niet uitgelegd waarom zij heeft gehandeld zoals ze heeft gedaan en in de meest recente klachtzaak heeft zij geen repliek ingediend en was zij – net als in de onderhavige zaak – niet op de zitting van de raad aanwezig. In de recente zaak waarin de raad een dekenbezwaar gegrond heeft verklaard, heeft verweerster ook niet gereageerd en was zij ook niet op de zitting aanwezig. Concluderend is de raad van oordeel dat het gedrag van verweerster past binnen een patroon van het zich onttrekken aan dekenaal toezicht waaraan verweerster is onderworpen, alsmede aan het zich onvindbaar houden voor cliënten en de deken. Nu verweerster zowel in het verleden als in de onderhavige zaak geen enkel inzicht in haar situatie heeft gegeven, kan er, zonder toelichting van haar kant, niet van worden uitgegaan dat zij dat inzicht alsnog zal geven. De raad is van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerster nog langer als advocaat werkzaam is. De maatregel van schrapping van het tableau is daarom passend en geboden.
beroepsgronden
5.4 Verweerster vraagt in haar beroepsschrift om toezending van de dossiers in
de zaken 21-143 en 21-144 zodat zij de mogelijkheid krijgt op de inhoud daarvan te
reageren. Verweerster voert aan dat zij niet bekend was met de door de raad gehouden
zittingen. Verweerster betwist dat zij is tekortgeschoten in het nakomen van haar
verplichting te reageren op verzoeken van de deken omdat zij dergelijke verzoeken
niet heeft ontvangen. Verweerster heeft in de voorgaande maanden gewerkt vanuit huis
en heeft met cliënten videobelgesprekken en dergelijke gevoerd. Indien nodig vonden
gesprekken in persoon op locatie, in een kantoorruimte of bij cliënten thuis plaats.
Verweerster stelt dat zij er niets aan heeft om onvindbaar te zijn voor cliënten (en
de deken). Zij is niet onvindbaar (geweest) voor cliënten, ze is te bereiken via mail
en mobiele telefoonnummer, welke gegevens bij de BAR en de Kamer van Koophandel bekend
zijn. De door de raad opgelegde maatregel is niet in het belang van cliënten. Als
zij niet langer werkzaam mag zijn als advocaat, moeten alle zaken worden overgedragen
aan andere advocaten en moeten die cliënten een nieuwe vertrouwensband en samenwerkingsrelatie
opbouwen.
verweer in beroep
5.5 De deken acht het typerend dat verweerster in haar beroepschrift aanvoert dat
zij niet op de hoogte was van de door de raad gehouden zittingen. Het dekenbezwaar
heeft betrekking op (signalen en klachten over) het niet reageren op informatieverzoeken
van de deken als toezichthouder. De deken legt correspondentie over waaruit blijkt
dat berichten van de deken met informatieverzoeken verzonden zijn naar het door verweerster
in de BAR geregistreerde e-mailadres. Het is de verantwoordelijkheid van de advocaat
om zorg te dragen voor een juist en werkend e-mailadres. Berichten aan advocaten worden
vanuit verschillende systemen verzonden, zodat het onwaarschijnlijk lijkt dat verweerster
geen enkel bericht heeft ontvangen. Verder wijst de deken op een klachtzaak waarbij
verweerster, nadat zij zonder resultaat meerdere malen was verzocht op de klacht te
reageren, wel heeft gereageerd en de deken via hetzelfde e-mailadres dat door de deken
in eerdere correspondentie ook is gebruikt heeft verzocht haar te berichten.
5.6 Verweerster moet haar financiële kengetallen jaarlijks overleggen en moet ook jaarlijks voldoen aan de Centrale Controle Verordening. Hoewel verweerster ook dit jaar is opgeroepen en een herinnering heeft ontvangen, heeft zij hierop niet gereageerd. Daarnaast mag van verweerster worden verwacht dat zij, afgezien van vaste afspraken, meewerkt aan alle onderzoeken die in het kader van het toezicht op de advocatuur worden uitgevoerd, waaronder klachten en onderzoeken in signaaldossiers. In verband met de bescherming van haar cliënten heeft de deken zich tot de raad gewend. Gebleken is van structurele verwaarlozing van haar taken nu verweerster niet alleen voor de raad en de deken onbereikbaar is, maar ook voor haar cliënten. Daarnaast heeft de deken zorgen om de financiële situatie van de praktijk van verweerster in welk verband de deken wijst op het signaal dat hij van de rechtbank heeft gekregen dat er een ontruimingsvonnis wegens wanbetaling tegen verweerster is gewezen en zij ook in gebreke blijft met het betalen van de lokale en landelijke hoofdelijke omslagen.
overwegingen hof
5.7 De raad heeft terecht vooropgesteld dat in de Advocatenwet aan de deken is
opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien
op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig. Als uitwerking van de
betamelijkheidsnorm als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet bepaalt Regel 29 van de
gedragsregels 2018 dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek, een verzoek om informatie
van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt of een verzoek
om medewerking op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de betrokken
advocaat verplicht is om alle gevraagde inlichtingen direct aan de deken te verstrekken,
zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere
gevallen. Aan de hand van deze maatstaf zal ook het hof de gegrondheid van het dekenbezwaar
beoordelen.
5.8 Het hof gaat voorbij aan de beroepsgrond dat verweerster niet bekend was met de door de raad gehouden zittingen en geen (informatie)verzoeken van de deken heeft ontvangen. Verweerster moet ervoor zorgen dat in de BAR haar correcte e-mailadres is geregistreerd. Vaststaat dat de deken in zijn informatieverzoeken het in de BAR geregistreerde e-mailadres steeds heeft gebruikt zodat het voor risico van verweerster komt als verweerster deze berichten niet zou hebben ontvangen.
5.9 Daarbij komt dat verweerster niet kan verklaren dat zij deze berichten niet zou hebben ontvangen terwijl zij zelf dit e-mailadres ook gebruikt. Het hof wijst in dit verband onder meer op het door haar zelf ingediende beroepschrift dat van hetzelfde e-mailadres afkomstig is. Het hof constateert verder dat verweerster (net als bij de raad) niet is verschenen op de mondelinge behandeling bij het hof en ook niet op een andere manier heeft gereageerd op de oproep voor de behandeling, terwijl ook deze naar hetzelfde e-mailadres is verzonden. Dat is wederom een voorbeeld dat verweerster structureel niet reageert op aan haar gerichte correspondentie waar zij dat wel had moeten doen. Daar gaat dit dekenbezwaar over.
maatregel
5.10 Wat betreft de door de raad opgelegde maatregel van schrapping onderschrijft
het hof de overwegingen van de raad en voegt daar het volgende aan toe. Verweerster
heeft, zoals onder de feiten blijkt, na een lange periode zonder tuchtrechtelijke
veroordelingen als advocaat te hebben gefunctioneerd, in korte tijd een aanzienlijk
tuchtrechtelijk verleden opgebouwd, en de recente opgelegde maatregelen hebben kennelijk
niet tot enigerlei verbetering in haar beroepshouding geleid. Inmiddels is er niet
alleen sprake van structurele verwaarlozing van belangen van cliënten, maar zijn er
bovendien zorgen over de financiële situatie van de praktijk van de verweerster. Wanneer
onder die ernstige omstandigheden verweerster het door de deken te houden toezicht
onmogelijk maakt door niet te reageren op (informatie)verzoeken is een schrapping
van het tableau de enig aangewezen maatregel.
5.11 Samenvattend verwerpt het hof de beroepsgronden gericht tegen de gegrondverklaring van het dekenbezwaar en de door de raad opgelegde maatregel van schrapping en zal het de beslissing van de raad bekrachtigen.
proceskosten
5.12 Omdat het hof de beslissing van de raad bekrachtigt waarbij een maatregel
is opgelegd, zal het hof verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet
veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling
Hof van Discipline 2021:
a) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
b) € 1.000,- kosten van de Staat.
5.13 Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
in de zaak 210194 (vordering tot tenuitvoerlegging schorsing)
5.14 Het hof zal in de zaak 210193D (het dekenbezwaar) de beslissing van de raad
waarbij aan verweerster de maatregel van schrapping wordt opgelegd bekrachtigen. Met
deze onherroepelijke beslissing staat ook vast dat verweerster binnen de voor verweerster
op grond van de bij beslissingen van 21 december 2020 door de raad van discipline
bepaalde proeftijden zich andermaal tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. Het
hof zal daarom ook de beslissing van de raad bekrachtigen, waarbij de tenuitvoerlegging
van de door de raad bij deze beslissingen aan verweerster voorwaardelijk opgelegde
schorsingen in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken (2020-546/AL/OV)
respectievelijk voor de duur van twaalf weken (2020-608/AL/OV) is gelast. Daarbij
realiseert het hof zich dat de tenuitvoerlegging daarvan geen effect zal sorteren
nu ook de maatregel van schrapping van het tableau wordt opgelegd
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
in de zaak 210193D
6.1 bekrachtigt de beslissing van 17 mei 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 21-143/AL/OV/D;
6.2 bepaalt dat de schrapping ingaat op 27 oktober 2021;
in de zaak 210194
6.3 bekrachtigt de beslissing van 17 mei 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 21-144/AL/OV;
6.4 veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst,
L.H. Rammeloo, B. Stapert, en A.E.M. Röttgering, leden, en mr A.M. van der Hoorn,
griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2021.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 25 oktober 2021.