ECLI:NL:TAHVD:2021:190 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210116

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:190
Datum uitspraak: 25-10-2021
Datum publicatie: 26-10-2021
Zaaknummer(s): 210116
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Hoger beroep van klager tegen ongegrond verklaarde klachten tegen zijn eigen advocaat over terugtrekking en declaraties faalt.

BESLISSING

van 25 oktober 2021

in de zaak 210116

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 8 maart 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) in de zaak met nummer 20-937/DH/RO. De raad heeft klachtonderdeel j gegrond verklaard, de klacht voor het overige ongegrond verklaard, aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd en verweerder veroordeeld in de proceskosten.

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:53 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 


2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 2 april 2021 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:
-    de stukken van de raad;
 -    het verweerschrift van verweerder;
-    de e-mail met bijlagen van klager van 17 augustus 2021.
  
2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 27 augustus 2021. Daar zijn klager en verweerder met zijn gemachtigde, mr. M.D. Winter, verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, verweerder aan de hand van spreekaantekeningen die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. 


3    FEITEN

3.1    Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Met enige aanvullingen van het hof gaat het om het navolgende.

3.2    Op 10 december 2019 hebben klager en verweerder een intakegesprek gevoerd. Op 11 december 2019 heeft verweerder een bedrag van € 1.500,- (zonder btw) aan “voorschot honorarium” bij klager in rekening gebracht. Klager heeft dit bedrag voldaan.

3.3    Op 12 december 2019 hebben partijen een “Opdrachtbevestiging Zakelijke Cliënten” ondertekend. De werkzaamheden van verweerder zien volgens de opdrachtbevestiging op bijstand in een door de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw) ingestelde dagvaardingsprocedure over de verdeling van gemeenschappelijke goederen. Verder is in de opdrachtbevestiging onder meer vermeld dat het uurtarief van verweerder € 230,- inclusief btw bedraagt, dat klager een voorschot moet voldoen van € 1.500,-, dat na overschrijding van het voorschot een nieuw voorschot moet worden voldaan en dat facturering geschiedt per maand en direct na afsluiting van het dossier.

3.4    Op 7 februari 2020 heeft verweerder een bedrag van € 1.007,04 (incl. btw) bij klager in rekening gebracht. Het gaat om honorarium van € 2.071,93 (excl. btw), waarvan het “reeds ontvangen” voorschot van € 1.500,- (zonder btw) is afgetrokken. De rekening is voorzien van een specificatie. Klager heeft de rekening voldaan. Diezelfde dag heeft verweerder daarnaast een tweede voorschot van € 1.500,- bij klager in rekening gebracht. Klager heeft de tweede voorschotnota niet voldaan.

3.5    Op 6 maart 2020 heeft verweerder een bedrag van € 478,06 (incl. btw) bij klager in rekening gebracht. Het gaat om honorarium van € 1.634,76 (excl. btw) , waarvan een voorschotbedrag van € 1.500,- is afgetrokken. De rekening is voorzien van een specificatie. Klager heeft deze rekening betaald.

3.6    Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat verweerder klager op 12 maart 2020 een derde voorschotnota van € 1.500,- (zonder btw) heeft gezonden, die door klager niet is voldaan. 

3.7    Op 21 april 2020 om 16.15 uur heeft verweerder aan klager geschreven dat de rekeningen van 7 februari 2020 en 12 maart 2020 onbetaald zijn. Verweerder heeft verder het volgende geschreven:
    “Zoals eerder meegedeeld zijn de werkzaamheden opgeschort totdat betaling heeft plaatsgevonden.
    Ik verzoek je vriendelijk doch dringend voor betaling per omgaand zorg te dragen. Als op donderdag 23 april a.s. geen betaling is ontvangen, zie ik mij genoodzaakt de opdracht te beëindigen.”

3.8       Dezelfde dag om 19.34 uur heeft klager geschreven dat hij naar aanleiding van de van verweerder ontvangen voorschotnota’s heeft gevraagd om “helder af te spreken welke werkzaamheden daarvoor verricht gaan worden”. Volgens klager is op geen van deze verzoeken gereageerd door verweerder. Klager heeft verder geschreven:
    “(…) als gevolg daarvan heb ik jou 02042020 ten laatste male verzocht te reageren. Bij niet reageren voor uiterlijk 10042020 annuleer ik de opdracht met het verzoek je onttrekken van deze zaak.
    Voor alle duidelijkheid:
    > De voorschotfacturen worden niet betaald.
    > De opdracht was wat mij betreft al beëindigd na het verlopen van de uiterste datum 10042020.
    > Ik dien deze week een klacht in bij de AOVA.
    Erg vervelend dat het zo moet lopen maar een gewaarschuwd man telt voor twee. Graag ontvang ik per omgaande een kopie van de onttrekking zodat ik een andere jurist kan gaan raadplegen.”

3.9    Op 22 april 2020 om 1.53 uur heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:
    “De voorschotdeclaratie van februari had betrekking op de werkzaamheden m.b.t. de conclusie van antwoord die na jouw goedkeuring is ingediend. Deze voorschotdeclaratie is in mindering gebracht op de declaratie d.d. 6 maart jl. ondanks dat deze niet is voldaan. De voorschotdeclaratie d.d. 12 maart jl. was verzonden omdat het voorschot van februari was opgesoupeerd. Je hebt een en ander ook kunnen zien via het online-dossier.
    Vanwege de beëindiging van de opdracht zal de voorschotdeclaratie d.d. 12 maart jl. worden gecrediteerd. Ik zal mij vandaag onttrekken aan de procedure en jou een kopie van mijn bericht aan de rechtbank toesturen Het is jou om er voor te zorgen dat zich een andere advocaat stelt in de procedure.
    De voorschotdeclaratie van februari ad € 1.500,- dient te worden betaald omdat immers daarvoor werkzaamheden zijn verricht. Als er deze week geen betaling is ontvangen, zie ik mij helaas genoodzaakt over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen.”

3.10      Op 22 april 2020 heeft verweerder de rechtbank door middel van een B2-formulier geïnformeerd dat hij zich als advocaat van klager onttrok. De eerstvolgende roldatum in de procedure was volgens het formulier 18 juni 2020. Verweerder heeft klager dezelfde dag om 14.22 uur een kopie van het onttrekkingsformulier toegestuurd.

3.11      Na de onttrekking hebben verweerder en klager gecorrespondeerd over de urenspecificatie van verweerder, waarbij klager zich op het standpunt heeft gesteld dat de specificatie ontoereikend was. Bij e-mail van 28 april 2020, 10.53 uur, heeft verweerder aan klager gevraagd of hij ermee kon instemmen dat hun declaratiegeschil zou worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur. Verweerder heeft incassomaatregelen aangekondigd voor het geval dat klager daarmee niet zou instemmen. Klager heeft diezelfde dag gereageerd met een wedervraag aan verweerder, namelijk de vraag om de uren nader te specificeren. Op 29 april 2020 heeft verweerder laten weten dat hij antwoord heeft gegeven op de vraag van klager, dat hij niet van plan was om verder te reageren en dat hetgeen hij heeft geschreven over een declaratieprocedure gehandhaafd blijft.

3.12      Op 1 mei 2020 heeft verweerder op verzoek van klager de ondertekende opdrachtbevestiging naar klager gestuurd. Verweerder heeft verder het volgende geschreven:
    “(…) Ik heb de conclusie van antwoord voor je opgesteld en deze na jouw akkoord ingediend. Onderhandelingsmails naar de advocaat van [de vrouw] verzonden na jouw akkoord. De bestede tijd is aan jou in rekening gebracht conform de opdrachtovereenkomst. Je hebt meermalen ook aan mij bevestigd dat je het prettig vond dat je alles kon volgen via het online dossier.
    De werkzaamheden zijn door mij opgeschort omdat je de voorschotdeclaratie waarvoor reeds werkzaamheden waren verricht niet wenste te betalen. Dit ondanks dat je mij mededeelde toen we het concept van de conclusie van antwoord telefonisch bespraken je de voorschotdeclaratie zou betalen.
    Wij schrijven onze tijd in onze dossiers in dag-staten die periodiek worden ingevoerd in ons softwaresysteem. De geschreven tijd is de aan jouw dossier bestede tijd niet meer en niet minder. (…)
    Ik zie in het roljournaal dat de procedure voor 13 mei a.s. staat voor advocaatstelling. Ik ga er vanuit dat jouw nieuwe advocaat mij zal benaderen over de overname van de behandeling van het dossier. (…)”

3.13   Op 4 mei 2020 heeft een andere advocaat verweerder meegedeeld dat klager hem om bijstand had gevraagd in het geschil met de vrouw. Deze advocaat heeft verweerder verzocht om toezending van het dossier.

3.14      Verweerder heeft op 5 mei 2020 aan klagers nieuwe advocaat geschreven dat hij zich op verzoek van klager aan de zaak heeft onttrokken, nadat hij zijn werkzaamheden had opgeschort in verband met het uitblijven van de betaling van zijn declaratie. Verweerde schreef dat hij bereid was om het dossier toe te zenden onder de voorwaarde dat klager het openstaande bedrag van € 1.500,- op de derdenrekening van de nieuwe advocaat zou storten “ter zekerheidsstelling van de vordering”. De nieuwe advocaat heeft daar niet meer op gereageerd. 


4    KLACHT

4.1       De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a)       Verweerder is, na onttrekking, alleen bereid het procesdossier over te dragen aan de vervangend advocaat wanneer het tweede voorschot wordt voldaan. Dit voelt volgens klager als chantage en een pressiemiddel.
b)       Verweerder gebruikt een minuten-terugmeld-systeem (mts) om zijn bestede tijd per opdracht te registreren. Deze informatie is voor klager raadpleegbaar via een portal en wekt de indruk dat alle informatie transparant is. In de wetenschap dat tijdschrijven in minuten een zeer ‘subjectieve’ zaak is, is dit slechts een pseudo-transparantie. Bestede tijd kan met name afgemeten worden aan het geleverde eindproduct. In deze zaak is het eindproduct het resultaat van samenwerking tussen klager en verweerder. Klager heeft een meer dan substantiële bijdrage geleverd.
c)       Pseudo-transparantie van het mts binnen het portal. Het mts stuurt een e-mail wanneer er tijd geschreven is, dus er wordt niet dagelijks teruggemeld. Verweerder weigert op verzoek van klager informatie te verstrekken betreffende deze teruggemelde minuten. Klager wil dus op basis van de meldingen vanuit het mts zien wat er aan minuten terug is gemeld, dit per activiteit het aantal bestede minuten.
d)       Na herhaaldelijk aandringen van klager is verweerder niet bereid een 'waarschuwing' af te geven wanneer een voorschot aan minuten is verbruikt. Volgens klager was bij het “1e voorschot een overschrijding van 50% en bij het 2e voorschot 30%”.
e)       Klager heeft kenbaar gemaakt aan verweerder “dat hij wil weten waar een voorschot qua inspanning in minuten aan besteed gaat worden”. Op dit verzoek is niet gereageerd.
f)       Verweerder heeft het vertrouwen van klager beschaamd. Zonder slag of stoot heeft verweerder zich onttrokken aan de zaak die voor klager van groot belang is. Het betekent dat klager weer opnieuw een advocaat moet zoeken en alles weer opnieuw moet uitleggen, met de daarbij behorende kosten. Klager heeft dit als zeer vervelend ervaren, omdat de verstandhouding met verweerder goed was. De betaling van het voorschot is schijnbaar het enige dat telt voor verweerder.
g)       Klager heeft in volledig vertrouwen en openheid ook van de afgeronde klacht. Zelfde probleem! Verweerder was volledig op de hoogte van klagers ‘allergie' voor het fenomeen voorschot.
h)       In tegenstelling tot wat er in de algemene voorwaarden staat heeft verweerder niet maandelijks gefactureerd.
i)       Het einddocument is opgesteld in 'harmonie'. Met name het onderdeel 'waarde opstal' heeft veel aandacht gekregen en is op een correcte wijze in het einddocument [weergegeven]. Dat het een gewonnen zaak is, is niet zeker maar gezien het feit dat [verweerder] dit opneemt geeft aan dat hij er wel vertrouwen in heeft. Bij klager bestaat de indruk dat verweerder zich heeft bedacht en de strijd niet aan durfde te gaan. Dit heeft het vertrouwen van de klager ernstig beschaamd.
j)     (…)


5    BEOORDELING

overwegingen raad
5.1    De raad heeft de klachtonderdelen a), f) en i) ongegrond verklaard, overwegende dat verweerder zich op zorgvuldige wijze en zonder klager onnodige schade toe te brengen heeft teruggetrokken op verzoek van klager. Voor de stelling dat verweerder zich heeft teruggetrokken omdat hij geen vertrouwen (meer) had in de afloop, ziet de raad in het dossier geen grond. Verweerder heeft met het vragen om zekerheidsstelling voor de openstaande declaratie naar het oordeel van de raad geen onredelijke voorwaarde gesteld voor afgifte van het dossier. De nieuwe advocaat van klager heeft op het verzoek van verweerder niet meer gereageerd en klager heeft zijn schaduwdossier aan zijn nieuwe advocaat ter beschikking gesteld. Klager heeft aldus geen schade geleden doordat verweerder het dossier niet heeft afgegeven.

5.2    Met betrekking tot de klachtonderdelen b), c), d), e), g) en h) heeft de raad overwogen dat de in rekening gebrachte voorschotten van telkens € 1.500,- niet ongebruikelijk zijn in relatie tot de aard van de zaak. Klager heeft twee keer een gespecificeerde declaratie ontvangen, weliswaar niet maandelijks, maar wel voldoende regelmatig. Verweerder is voldoende duidelijk geweest over de werkzaamheden die hij voor klager heeft verricht, gelet op de specificaties bij de declaraties, het feit dat klager zijn dossier online kon inzien en de door verweerder na de beëindiging van de samenwerking nog gegeven toelichting. Het uurtarief van € 230,- inclusief btw was niet onredelijk en de door verweerder bestede tijd van circa 16 uur aan een conclusie van antwoord en correspondentie evenmin. Dat verweerder niet tegemoet is gekomen aan de wensen van klager om nog vaker en nog specifieker te declareren acht de raad niet onzorgvuldig of onbetamelijk. 

beroepsgronden
5.3    Klager heeft in hoger beroep – kort weergegeven – het volgende aangevoerd:
-    de terugtrekking van verweerder was niet zorgvuldig, gelet op de korte termijn om een nieuwe advocaat te vinden;
-    veel kostbare tijd is verloren gegaan door de discussie over het te betalen voorschot;
-    discussie over een voorschot mag niet leiden tot stopzetten werkzaamheden en onttrekking;
-    de voorwaarde van zekerheidsstelling is zeer onredelijk, omdat klager een substantieel bedrag had voldaan, en voelt als chantage en tijd verdoen;
-    het samenstellen van het schaduwdossier heeft veel tijd gekost en was bijzonder lastig, omdat klager geen toegang meer had tot de portal;
-    met maandelijks factureren weet je snel of het voorschot al “op” is; 
-    de eerste factuur was 50% hoger dan het voorschot doordat niet maandelijks is gedeclareerd;
-    klager wilde voor betaling van het tweede voorschot duidelijkheid waaraan het besteed zou worden. Verweerder was daar niet transparant in;
-    verweerder heeft zijn inspanningen stopgezet terwijl er geen betalingsachterstand was;
-    het systeem maakte niet dagelijks een terugmelding van bestede tijd;
-    een inspanningsverplichting gemeten per minuut heeft niets van doen met resultaat;
-    verweerder heeft in zijn pleidooi over artikel 9 van de huwelijkse voorwaarden een overtuigend stuk tekst opgenomen, waar verweerder en klager volledig achter stonden. 

5.4    Ter zitting van het hof heeft klager nog aangevoerd dat voor hem het belangrijkste punt is dat hij geen toegang meer had tot de portal van verweerder. Daardoor heeft hij niet kunnen controleren dat de dossierstukken die hij zijn nieuwe advocaat heeft aangeleverd, ook het complete dossier vormden.  

maatstaf
5.5    In financiële aangelegenheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid, hetgeen meebrengt dat de advocaat ervoor moet zorgen dat er duidelijkheid bestaat tussen hem en zijn cliënt omtrent hun financiële afspraken. Uitgangspunt is dat een advocaat bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk honorarium in rekening brengt (verg. Regel 17 lid 1 van de Gedragsregels 2018). Het (uiteindelijk) in rekening te brengen honorarium moet in redelijke verhouding staan tot de daadwerkelijke verrichte werkzaamheden en de advocaat dient daarover aan de cliënt verantwoording af te leggen.

5.6    Bij het beëindigen van de werkzaamheden moet de advocaat zorgvuldig te werk gaan en ervoor waken dat de belangen van de cliënt niet onevenredig worden geschaad door (het moment van) de beëindiging, zoals ook de raad heeft overwogen. 

(voorschot)declaraties en specificaties - klachtonderdelen b), c), d), e), g) en h)
5.7    Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van deze klachtonderdelen te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beoordeling van de raad op deze klachtonderdelen bekrachtigen.


onttrekking – klachtonderdelen f) en i)
5.8    Dat verweerder zich op verzoek van klager als advocaat aan de procedure bij de rechtbank heeft onttrokken is, anders dan de raad heeft overwogen, niet geheel juist. Verweerder had immers al aangekondigd zich te zullen terugtrekken als zijn openstaande declaraties niet zouden worden voldaan. Dat betekent echter niet dat het hof tot een andere beslissing komt dan de raad. Verweerder heeft zich op 22 april 2020 als advocaat onttrokken aan de procedure die op 18 juni 2020 – dus bijna twee maanden later – weer op de rol zou komen. De nieuwe advocaat van klager heeft zich op 4 mei 2020 bij verweerder gemeld en had dus ruimschoots de tijd zich in de zaak in te werken. Klager heeft voorts ten onrechte gesteld dat er geen betalingsachterstand was. De tweede voorschotnota was immers onbetaald gebleven, maar al wel verrekend in de afrekening op basis van de door verweerder bestede tijd. De derde voorschotnota zag (met name) op nog te verrichten werkzaamheden, maar was op grond van de opdrachtbevestiging wel verschuldigd. Dat verweerder deze naderhand heeft gecrediteerd, omdat het tot verdere werkzaamheden niet meer gekomen is, doet daaraan niet af. Ook op deze klachtonderdelen zal het hof de beslissing van de raad bekrachtigen. 

dossier – klachtonderdeel a)
5.9    Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de raad dat het verzoek van verweerder aan de nieuwe advocaat om zekerheidsstelling voor zijn openstaande declaratie niet onredelijk was en dat klager daardoor niet (onnodig) is geschaad. Wat klager heeft gesteld over het niet meer beschikbaar zijn van de portal van verweerder, doet daaraan niet af. De nieuwe advocaat van klager heeft zich niet meer bij verweerder gemeld voor aanvullende informatie, zodat ervan uitgegaan mag worden dat hij voldoende informatie van klager heeft ontvangen om de zaak verder te kunnen behandelen. De beslissing van de raad wordt ook op dit klachtonderdeel bekrachtigd. 

slotsom
5.10  De slotsom is dat de door klager aangevoerde beroepsgronden  falen en de beslissing van de raad zal worden bekrachtigd.

6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van 8 maart 2021 van de Raad van Discipline in het ressort     Den Haag in de zaak met nummer 20-937/DH/RO.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. A.A.H. Zegers en A.P. Wessels, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2021.

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 25 oktober 2021.