ECLI:NL:TAHVD:2021:109 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210002

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2021:109
Datum uitspraak: 07-06-2021
Datum publicatie: 26-06-2021
Zaaknummer(s): 210002
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen (voormalig) eigen advocaat. Ook na beëindiging van de rechtsbijstand kan een cliënt zich tot de advocaat wenden met een verzoek tot verstrekking van stukken. Daarvoor geldt op zichzelf geen beperking tot drie jaar na beëindiging van de rechtsbijstand. Het gaat om een (na)zorgverplichting die blijft voortduren, ook wanneer het dossier is gesloten. De klachten van klagers hierover zijn tijdig ingediend en daarom ontvankelijk. Niet is komen vast te staan dat verweerder over meer stukken beschikt dan hij aan klagers heeft doen toekomen. Daarbij heeft verweerder zich steeds bereid getoond klagers in de gelegenheid te stellen de dossiers op zijn kantoor te komen inzien. Klagers hebben dat geweigerd. Het hof is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden en dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klachtonderdelen die hierop betrekking hebben worden ongegrond verklaard. De beslissing van de raad wordt voor het overige bekrachtigd.

BESLISSING

van 7 juni 2021

in de zaak 210002

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 21 februari 2020 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ’s-Hertogenbosch met zaaknummer 20-058/DB/ZWB. In deze beslissing is de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Klagers hebben bij brief van 20 maart 2020 verzet ingesteld tegen deze beslissing. Bij beslissing van 7 december 2020 heeft de raad dit verzet gegrond verklaard en de klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk verklaard.

1.2    De beslissing van de voorzitter is onder ECLI:NL:TADRSHE:2020:20 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. De beslissing van de raad is onder ECLI:NL:TADRSHE:2020:105 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het hoger beroepschrift van klagers tegen de beslissing van de raad is op 5 januari 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    het verweerschrift;

-    een brief met bijlagen van klagers van 24 maart 2021.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 april 2021. Daar zijn klagers en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, waarbij klagers spreekaantekeningen hebben overgelegd. Deze zijn toegevoegd aan het proces-verbaal van de zitting.

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast

3.1    Verweerder heeft klagers in diverse juridische procedures bijgestaan. De laatste gerechtelijke uitspraak die in deze procedures is gedaan dateert van 13 november 2013.

3.2    Verweerder heeft klagers bijgestaan vanaf medio 1998 en heeft hen bij brief d.d. 4 juni 2015 laten weten dat hij onvoldoende juridische aanknopingspunten zag om op dat moment te reageren op een gepubliceerd voornemen over een milieueffectrapportage. Daarna is door verweerder geen juridische bijstand meer aan klagers verleend.

3.3    In 2016 hebben klagers een eerdere klacht tegen verweerder ingediend bij de deken. De voorzitter van de raad heeft die klacht bij beslissing d.d. 22 november 2016 (kenmerk 16-1050/DB/ZWB) in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Bij beslissing d.d. 29 mei 2017 (kenmerk 16-1050/DB/ZWB) heeft de raad het door klagers tegen deze beslissing van de voorzitter ingestelde verzet ongegrond verklaard. Bij brief d.d. 24 mei 018 hebben klagers bij de raad verzocht om herziening, in welk verzoek klagers bij voorzittersbeslissing d.d. 14 augustus 2018 (kenmerk 18-407/DB/ZWB) niet-ontvankelijk zijn verklaard.

3.4    Bij brief d.d. 20 september 2018 hebben klagers verweerder verzocht om de dossiers te sluiten en deze aan hen te doen toekomen. In oktober en november 2018 hebben klagers hun verzoek om afgifte van de dossiers meerdere malen per e-mail en telefonisch herhaald.

3.5    Op 7 november 2018 hebben klagers de deken verzocht om bemiddeling. Op 7 november 2018 heeft mevrouw mr. K, stafjurist van het Bureau van de Orde van Advocaten, telefonisch contact opgenomen met verweerders kantoor, waarbij aan haar is medegedeeld dat verweerders kantoor wel degelijk contact met klagers had gehad en dat aan hen is toegezegd dat het dossier uit het externe archief zou worden gehaald, hetgeen even kon duren. Mr. K heeft klagers hiervan op de hoogte gesteld. Op 28 november 2018 hebben klagers telefonisch contact gezocht met mr. K, waarbij zij aan haar hebben medegedeeld dat het dossier dat zij intussen van verweerder hadden ontvangen, niet compleet was. Mr. K heeft bij e-mailbericht d.d. 28 november 2018 aan klagers medegedeeld dat zij contact dienden op te nemen met mevrouw C, werkzaam bij verweerders kantoor.

3.6    Bij brief d.d. 12 december 2018 hebben klagers hun verzoek om afgifte van stukken nogmaals herhaald en een klacht ingediend bij klagers kantoor.

3.7    Bij e-mail d.d. 17 december 2018 heeft verweerders secretaresse aan klagers als volgt bericht:

“Naar aanleiding van ons telefooncontact wat wij hebben gehad afgelopen week bericht ik u als volgt.

Ons voorstel om naar kantoor te komen en zelf het dossier te bekijken heeft u helaas afgeslagen. De stukken die u noemt zijn echter reeds in uw bezit. Zoals u zult begrijpen wordt het op deze manier voor ons lastig om u tegemoet te komen. Ik heb u aangegeven dat het voor beide partijen niet prettig is als dit een (onnodige) slepende kwestie gaat worden. Het leek mij goed een en ander aan u te bevestigen. Mocht u toch naar kantoor willen komen, dan verneem ik dat graag vóór vrijdag a.s. van u. Anders zal ik het dossier weer naar het archief laten brengen en ga ik er vanuit dat u hiermee akkoord gaat.”

3.8    Bij e-mail d.d. 1 april 2019 hebben klagers hun verzoek om de dossiers te sluiten en aan hen toe te sturen opnieuw herhaald. Bij e-mail d.d. 3 april heeft de secretaresse klagers als volgt bericht:

“(…) Alle originele stukken van uw kant heeft u zelf en zijn hier nooit op kantoor geweest. De stukken die wij u, ook recent nog, hebben toegestuurd heeft u altijd zelf gehad. Het voorstel van ons om langs te komen zodat u zelf de stukken nog een keer kunt nakijken, heeft u afgeslagen. Wij zullen u nogmaals het complete dossier wat hier in ons bezit is eind van deze week begin volgende week toezenden. Als u niet naar kantoor komt zoals voorgesteld, is dit het laatste aanbod wat wij kunnen doen.”

3.9    Bij brief d.d. 22 april 2019 heeft verweerder richting klagers de hoop uitgesproken dat zij langs zouden komen op kantoor om de stukken in te zien, waarbij dan mogelijk ruimte zou zijn voor een gesprek, waarbij hopelijk de lucht zou kunnen worden geklaard.

3.10    Verweerder heeft klagers aangeboden om originele stukken die hij in zijn bezit heeft aan hen te overhandigen. Klagers hebben dit aanbod afgewezen en hebben de deken verzocht om doorzending van het klachtdossier aan de raad.

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    heeft geweigerd om de complete dossiers aan klagers af te geven;

2.    heeft geweigerd om originele stukken toe te zenden aan klagers;

3.    niet heeft voldaan aan het verzoek van klagers om het dossier te sluiten.

4.2    Klagers hebben gesteld dat verweerder, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, heeft geweigerd om hun dossiers te sluiten, de complete dossier aan klagers af te geven en om de originele stukken aan klagers toe te zenden. Klagers hebben deze stukken nodig. De procedures lopen nog steeds. Klagers missen veel belangrijke stukken. Klagers wensen de originele stukken te ontvangen, omdat bij een origineel stuk bijlagen zitten en de pagina’s genummerd zijn. Een origineel is geprint op geel papier en met blauwe inkt ondertekend.

5    BEOORDELING

overwegingen raad

5.1    Nadat de voorzitter van de raad de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond had verklaard, heeft de raad het verzet van klagers gegrond verklaard en de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet in alle onderdelen niet-ontvankelijk verklaard. De raad heeft daartoe overwogen dat verweerder bij brief d.d. 4 juni 2015 aan klagers een negatief advies heeft uitgebracht, waarna klagers naar eigen zeggen zonder de bijstand van verweerder zijn verder gegaan met de zaak. Daaruit volgt dat na 4 juni 2015 geen sprake meer was van een lopend dossier dat moest worden afgesloten. De rechtsbijstand van verweerder is aldus op 4 juni 2015 geëindigd. Klagers hebben zich voor het eerst met een klacht over verweerder tot de deken gewend met een brief d.d. 24 april 2019. De raad heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn als bedoeld in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet is aangevangen op de dag waarop klagers de brief van verweerder d.d. 4 juni 2015 hebben ontvangen. De klacht is meer dan drie jaar na die datum ingediend en is daarom niet-ontvankelijk, aldus de raad.

beroepsgronden

5.2    Klagers hebben in hoger beroep aangevoerd dat de raad de klacht ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij hebben verweerder bij brief d.d. 20 september 2018 gevraagd om de dossiers te sluiten en hen de complete dossiers te doen toekomen. Hun klachten richten zich tegen de weigering van verweerder om aan hun verzoeken te voldoen. Klagers konden niet eerder een klacht indienen dan nadat hen was gebleken dat verweerder niet aan hun verzoeken voldeed. Zij hebben ook aangevoerd dat er nog openliggende dossiers zijn die gesloten moesten worden. Verder hebben zij gesteld dat hen op enig moment is gebleken dat zij niet over alle stukken beschikten. Klagers zijn van mening dat verweerder stukken heeft achtergehouden en vermoeden dat hij hun belangen met opzet niet goed heeft behartigd. Dat laatste valt echter niet hard te maken, aldus klagers.

verweer in beroep

5.3    Verweerder heeft gesteld dat de klachten verjaard zijn, alsmede dat hij klagers altijd afschriften van alle stukken heeft toegezonden. Naar aanleiding van het verzoek van klagers d.d. 20 september 2018 heeft hij klagers nogmaals alle stukken doen toekomen. Ook heeft hij klagers uitgenodigd om de dossiers op zijn kantoor in te zien. Verweerder stelt voorts dat er geen sprake is van lopende dossiers die nog moeten worden afgesloten.

ontvankelijkheid

5.4    Het hof stelt vast dat klagers bij brief d.d. 20 september 2018 aan verweerder hebben verzocht om sluiting van de dossiers, om toezending van de complete dossiers en om toezending van originele stukken.

Klachtonderdeel 3. Sluiting van de dossiers

Klagers hebben gesteld dat sprake is van dossiers die nog lopen en die gesloten moeten worden. Verweerder stelt dat hij geen lopende dossiers van klagers meer in behandeling heeft. Het is het hof niet gebleken dat verweerder na het uitbrengen van het negatieve (proces)advies op 4 juni 2015 nog rechtsbijstand aan klagers heeft verleend. De raad heeft daarom terecht geoordeeld dat klagers in hun klacht over de weigering van verweerder om hun dossiers te sluiten niet-ontvankelijk zijn, omdat deze klacht meer dan drie jaar na 4 juni 2015 is ingediend. Deze vervaltermijn van artikel 46g van de advocatenwet wordt ambtshalve door de tuchtrechter toegepast. Het hof vermag niet in te zien waarom klagers niet eerder dan zij hebben gedaan om sluiting van de dossiers hadden kunnen vragen.

Klachtonderdelen 1. en 2. Verstrekking complete dossier en originele stukken

Het hof stelt voorop dat ook na beëindiging van de rechtsbijstand een cliënt van de advocaat zich tot hem kan wenden met een verzoek tot verstrekking van (stukken uit) het dossier. Daarvoor geldt op zichzelf geen beperking tot drie jaar nadat de rechtsbijstand is geëindigd. Het gaat hier immers om een (na)zorgverplichting die blijft voortduren; ook wanneer een dossier eenmaal is gesloten. De raad heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de verjaringstermijn [het hof begrijpt: de vervaltermijn] is aangevangen op de datum waarop klagers de brief van verweerder van 4 juni 2015 hebben ontvangen. De aanvangsdatum van die vervaltermijn dient gesteld te worden op 20 september 2018, de datum van de eerste brief waarin klagers verweerder hebben verzocht om stukken uit het dossier. De klachten tegen de weigering van verweerder om het complete dossier te verstrekken en klagers originele stukken te doen toekomen zijn derhalve binnen drie jaren ingediend en zijn daarom wel ontvankelijk.

5.5    Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep slaagt en dat de klachten inhoudelijk moeten worden beoordeeld. Daartoe zal het hof hierna overgaan.

maatstaf

5.6    Aan de orde is een klacht tegen de (voormalig) eigen advocaat.

Naar vaste jurisprudentie van het hof dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog).

In dit geval behelst Regel 16 van de Gedragsregels 2018 een informatieplicht voor de advocaat aan zijn cliënt. Uit deze gedragsregel vloeit voort dat een advocaat gehouden is om een redelijk verzoek van zijn voormalige cliënt om stukken uit het dossier te verstrekken in te willigen, indien de advocaat nog over het dossier beschikt.

oordeel van het hof

5.7    Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder beschikt over meer schriftelijke stukken dan hij aan klagers heeft doen toekomen. Voor zover klagers stellen dat er meer stukken moeten zijn, zoals bijvoorbeeld de bijlagen bij een StAB-rapport, heeft verweerder daartegen aangevoerd dat die bijlagen niet altijd allemaal worden rondgezonden, en dat hij ze in elk geval niet heeft. De enkele betwisting hiervan door klagers is echter onvoldoende, omdat het in dit geval op de weg van klagers ligt hun stellingen bij betwisting door verweerder te bewijzen. Dat hebben zij nagelaten. Daarbij acht het hof van belang dat verweerder zich steeds bereid heeft getoond om klagers in de gelegenheid te stellen om op zijn kantoor de volledige dossiers in te komen zien en ook om de dossiers aan hen af te geven. Klagers hebben dat geweigerd. Het hof is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden en dat hem van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klachtonderdelen 2. en 3. zijn ongegrond.

5.8    Ten slotte overweegt het hof dat hetgeen klagers eerst in de loop van de procedure, waaronder uitgebreid ter zitting van het hof, naar voren hebben gebracht over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder, buiten het bestek van de hier aan de orde zijnde klacht valt.

6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van 7 december 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 20-058/DB/ZWB, voor zover daarbij de klachtonderdelen over de weigering om de complete dossiers toe te zenden en de weigering om originele stukken toe te zenden niet-ontvankelijk zijn verklaard;

en doet opnieuw recht:

-    verklaart de klachtonderdelen over het weigeren om de complete dossiers af te geven en om originele stukken toe te zenden ontvankelijk;

-    verklaart de klachtonderdelen over het weigeren om de complete dossiers af te geven en om originele stukken toe te zenden ongegrond;

-    bekrachtigt de beslissing van 7 december 2020 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 20-058/DB/ZWB, voor het overige.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en A.E.M. Rӧttgering, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2021.

griffier                                                                voorzitter             

De beslissing is verzonden op 7 juni 2021.